Statenvertaling.nl

sample header image

Spreuken 3 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Spreuken 3

1 MIjn soon, en vergeet mijne wet niet: maer u herte beware mijne geboden.
2 Want lanckheyt van dagen, ende jaren van leven, ende vrede sullen sy u vermeerderen:
3 Dat de goedertierenheyt, ende de trouwe u niet en verlaten; bindtse aen uwen hals, schrijftse op de tafel uwes herten.
4 Ende vindt gunste, ende goet verstant in de oogen Godts, ende der menschen.
5 Vertrouwt op den HEERE met u gantsch herte: ende en steunt op u verstant niet.
6 Kent hem in alle uwe wegen: ende hy sal uwe paden recht maken.
7 En zijt niet wijs in uwe oogen: vreest den HEERE, ende wijckt van het quade:
8 Het sal eene medicijne voor uwen navel zijn: ende eene bevochtinge voor uwe beenderen.
9 Vereert den HEERE van u goet; ende van de eerstelingen aller uwer inkomste.
10 So sullen uwe schueren met overvloet vervullet worden; ende uwe pers-cuypen van most overloopen.
11 Mijn soon, en verwerpt de tucht des HEEREN niet: ende en weest niet verdrietich over sijne castijdinge:
12 Want de HEERE castijdt den genen die hy lief heeft; ja gelijck een vader den sone [in den welcken] hy een wel-behagen heeft.
13 Wel gelucksalich is de mensche [die] wijsheyt vindt; ende de mensche [die] verstandicheyt voort-brengt.
14 Want haren coop-handel is beter dan den coop-handel van silver; ende hare inkomste dan het uyt-gegraven gout.
15 Sy is kostelicker dan robijnen; ende al wat u lusten mach en is met haer niet te vergelijcken.
16 Lanckheyt der dagen is in hare rechterhant; in hare slincker hant, rijckdom, ende eere.
17 Hare wegen zijn wegen der lieflickheyt, ende alle hare paden vrede.
18 Sy is een boom des levens, den genen diese aengrijpen; ende elck een diese vasthoudt, wort wel gelucksalich.
19 De HEERE heeft de aerde door wijsheyt gegrondt, de hemelen door verstandicheyt bereydt.
20 Door sijne wetenschap zijn de afgronden gecloven, ende de wolcken druppen dauw.
21 Mijn soon, laetse niet afwijcken van uwen oogen: bewaert de bestendige wijsheyt, ende bedachtsaemheyt.
22 Want sy sullen het leven voor uwe ziele zijn; ende een aengenaemheyt voor uwen halse.
23 Dan sult ghy uwen wech seker wandelen: ende ghy en sult uwen voet niet stooten.
24 So ghy nederligt, en sult ghy niet schricken; maer ghy sult nederliggen, ende uwe slaep sal soet wesen.
25 Vreest niet van haestigen schrick, nochte vande verwoestinge der godtloosen, alsse komt.
26 Want de HEERE sal met uwe hope wesen: ende hy sal uwen voet bewaren, van gevangen te worden.
27 En onthoudt het goet van sijne meesters niet, alst in’t vermogen uwer hant is te doen.
28 En segt niet tot uwen naesten; Gaet henen, ende komt weder, ende morgen sal ick geven; dewijl het by u is.
29 En smeedt geen quaet tegens uwen naesten, aengesien hy met vertrouwen by u woont.
30 En twist met een mensche niet, sonder oorsake; so hy u geen quaet gedaen en heeft.
31 En zijt niet nijdich over een man des gewelts: ende en verkiest geene van sijne wegen.
32 Want de afwijcker is den HEERE een grouwel: maer sijne verborgentheyt is met de oprechte.
33 De vloeck des HEEREN is in het huys des godtloosen: maer de wooninge der rechtveerdigen sal hy segenen.
34 Sekerlick de spotters sal hy bespotten: maer den sachtmoedigen sal hy genade geven.
35 De wijse sullen eere be-erven: maer elck een der sotten neemt schande op sich.

Einde Spreuken 3