Statenvertaling.nl

sample header image

Spreuken 22 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Spreuken 22

1 DE naem is uytgelesener, dan grooten rijckdom; de goede gunste, dan silver, ende dan gout.
2 Rijcke, ende arme, ontmoeten malcanderen: de HEERE heeftse alle gemaeckt.
3 Een kloecksinnich mensche siet het quaet, ende verbercht sich: maer de slechte gaen henen door, ende worden gestraffet.
4 De loon der nedericheyt, [met] de vreese des HEEREN, is rijckdom, ende eere, ende leven.
5 Doornen, [ende] stricken zijn in den wech des verkeerden: die sijn ziele bewaert, sal hem verre van die maken.
6 Leert den jongen de eerste beginselen nae den eysch sijns wechs, als hy oock out sal geworden zijn, en sal hy daer van niet afwijcken.
7 De rijcke heerscht over de arme: ende die ontleent, is des leeners knecht.
8 Die onrecht zaeyt, sal moeyte maeyen: ende de roede sijner verbolgentheyt sal een eynde nemen.
9 Die goet van ooge is, die sal gesegent worden: want hy heeft van sijn broot den armen gegeven:
10 Drijft den spotter uyt, ende de kijvagie sal wech gaen; ende het geschil met de schande sal ophouden.
11 Die de reynicheyt des herten lief heeft, wiens lippen aengenaem zijn, diens vrient is de Coninck.
12 De oogen des HEEREN bewaren de wetenschap: maer de saken des trouwloosen sal hy omkeeren.
13 De luyaert seyt, Daer is een leeuw buyten: ick mocht op’t midden der straten gedoodt worden.
14 De mont der vreemder vrouwen is eene diepe gracht: op welcken de HEERE vergramt is, sal daer in vallen.
15 De dwaesheyt is in’t herte des jongen gebonden: de roede des tucht salse verre van hem wech doen.
16 Die den armen verdruckt om het sijne te vermeerderen; [ende] den rijcken geeft, [komt] sekerlick tot gebreck.
17 Neycht uwe oore, ende hoort de woorden der wijsen: ende stelt u herte tot mijne wetenschap.
18 Want het is lieflick, als ghy die in u binnenste bewaert: sy sullen t’samen op uwe lippen gepast worden.
19 Op dat u vertrouwen op den HEERE zy, maeck ick u [die] heden bekent, ghy oock [maecktse bekent].
20 Hebbe ick u niet heerlicke dingen geschreven van allerley raet, ende wetenschap?
21 Om u bekent te maken de sekerheyt van de redenen der waerheyt; op dat ghy redenen der waerheyt antwoorden mocht den genen, die u senden.
22 En berooft den armen niet om dat hy arm is: ende en verbrijselt den elendigen niet in de poorte.
23 Want de HEERE sal hare twist-sake twisten, ende hy sal den genen, diese berooven, de ziele rooven.
24 En vergeselschapt u niet met eenen grammoedigen: ende en gaet niet om met een seer grimmich man:
25 Op dat ghy sijne paden niet en leert, ende een strick over uwe ziele haelt.
26 En weest niet onder de gene, die in de hant clappen, onder de gene, die voor schulden borge zijn.
27 So ghy niet en hadt om te betalen; waerom soude men u bedde van onder u wech nemen?
28 En set de oude palen niet te rugge, die uwe vaderen gemaeckt hebben.
29 Hebt ghy eenen man gesien, die veerdich in zijn werck is? hy sal voor het aengesicht der Coningen gestelt worden: voor het aengesicht der ongeachte lieden en sal hy niet gestelt worden.

Einde Spreuken 22