Statenvertaling.nl

sample header image

Exodus 31 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Exodus 31

Bezaleël ende Aholiab worden van Godt geroepen tot het maken van het werck des Tabernakels, ende der gereetschap des selven, vers 1, etc. Het heyligen des Sabbaths wort wederom bevolen, 12. Mose ontfangt de twee tafelen der Wet, 18.
 
1 DAerna sprack de HEERE tot Mose, seggende:
2 a Siet, ick hebbe 1 met name geroepen Bezaleël den sone Uri, des soons Hur, van den stamme Iuda.
a Exod. 35.30. 1.Chron. 2.20.
1 D. voor alle andere tot dit werck verkoren. als ond. cap. 35.30.
 
3 Ende ick hebbe hem vervult 2 met den geest Godes, met wijsheyt, ende met verstant, ende met wetenschap, namelick in 3 alle hant-werck.
2 D. met de gaven des Geestes Godes, sulcke als stracx verhaelt worden. waer uyt dan genoechsaem blijckt, dat fraye hant-wercken maken, een gave Godts is.
3 D. allerley, ende alsoo vers 5.
 
4 Om te bedencken 4 vernuftigen arbeyt: te wercken in gout, ende in silver, ende in koper.
4 Hebr. bedenckingen.
 
5 Ende in konstige 5 steen-snydinge om 6 in te setten, ende in konstige hout-snijdinge, om te wercken in alle hantwerck.
5 Verstaet hier, edele gesteenten.
6 Hebr. te vullen.
 
6 Ende ick, siet, ick hebbe 7 hem bygevoegt Aholiab den sone Ahisamach vande stamme Dan, ende in het herte eens yegelicken die wijs van herten is, hebbe ick 8 wijsheyt gegeven: ende sy sullen maken al wat ick u geboden hebbe.
7 Hebr. met, ofte by hem gegeven.
8 D. kloeckheyt, of vernuft in de konste die sy oeffenen.
 
7 [Namelick] de Tente der t’ samen-komste, ende de Arke der getuychenisse, ende het versoen-decksel dat daer op sal zijn: ende alle de gereetschap der Tente.
8 Ende de Tafel, met hare gereetschap, ende 9 den louteren Candelaer, met al sijne gereetschap: ende den Reuck-altaer.
9 D. die uyt louteren goude soude gemaeckt worden. siet Exod. 25.31.
 
9 Oock des brand-offers Altaer, met al sijne gereetschap: ende ’t wasch-vat met sijnen voet.
10 Ende de 10 ampts-kleederen: ende de heylige kleederen 11 des Priesters Aarons, ende de kleederen sijner sonen, 12 om het Priester-ampt te bedienen.
10 Verstaet hier onder den name van ampts-kleederen, oock de Tapeten, ende behangsels des Tabernakels, daer van cap. 26. ende cap. 36. gesproken wort: Item de decksels, daer mede men de tafel, de Arke, den Altaer, ende andere heylige gereetschap dedeckte, ende in bewont, als men op-brack, ende van d’eene plaetse nae d’andere trock. Siet Num. 4.5, 9, 11, 12.
11 T.w. des Hoogen-Priesters.
12 D. die sy aentrocken, als sy het Priester-ampt bedienden.
 
11 Oock de salf-olye, ende het reuck-werck van welrieckende speceryen voor het heylichdom: nae alles dat ick u geboden hebbe sullen sy ’t maken.
12 Voorder sprack de HEERE tot Mose, seggende,
13 Ghy nu spreeckt tot de kinderen Israëls, seggende, Ghy sult 13 even wel 14 mijne Sabbathen onderhouden: want dit is een teecken tusschen my ende tusschen ulieden, by uwe geslachten: op dat men wete, dat ick de HEERE ben die u heylicht.
13 Als of Godt seyde, Of schoon het werck des Tabernakels op het spoedichste moet volmaeckt worden, so en sult ghy evenwel op den Sabbath daer niet aen arbeyden. Oft, gantschelick, immers.
14 D. tot mijnen dienst ingestelt.
 
14 b Onder-houdt dan den Sabbath, dewijle hy u lieden 15 heylich is: wie hem ontheyligt, sal sekerlick gedoodt worden, want een yeder die op den selven [eenich] werck doet, die 16 ziele sal 17 uytgeroeyt worden uyt het midden harer volckeren.
b Exod. 20.8. Deuter. 5.12. Ezech. 20.12.
15 Hebr. Heylicheyt.
16 D. die persoon.
17 Siet Genes. 17. vers 14.
 
15 Ses dagen salmen ’t werck doen, doch aenden sevenden dach is de Sabbath der ruste, een heylicheyt des HEEREN: wie op den Sabbath-dach arbeyt doet, sal sekerlick gedoodt worden.
16 Dat dan de kinderen Israëls den Sabbath houden: den Sabbath onder-houdende in hare geslachten 18 tot een eeuwich verbont.
18 Siet Genes. 17. vers 7.
 
17 Hy sal tusschen my ende tusschen de kinderen Israëls 19 een teecken in eeuwicheyt zijn: c Dewijle de HEERE in ses dagen, den hemel ende de aerde gemaeckt, ende op den sevenden dach 20 gerust ende 21 hem verquickt heeft.
19 Verg. Gen. 17.11.
c Genes. 1.31. ende 2. vers 2, 3. Exod. 20.11.
20 Siet Genes. 2.2.
21 Godt die een geest is, en wort nimmermeer moede, ’T is dan een maniere van spreken van de menschen genomen, die na langen ende swaren arbeyt haer door de ruste verquicken ende adem halen.
 
18 Ende 22 hy gaf aen Mose, als hy met hem op den berch Sinai te spreken geeyndicht hadde, d de twee Tafelen 23 der getuychenisse, tafelen van steen, beschreven met 24 den vinger Godes.
22 T.w. de HEERE.
d Exod. 32.16.
23 D. der wet, in de welcke Godt getuycht, hoe hy van sijn volck wil ge-eert ende gedient zijn.
24 De vinger des Heeren beteeckent hier de kracht ende ’t werck Godts. Verg. bov. cap. 8.19. Luc. 11.20. vergeleken met Matth. 12.28. ende elders.

Einde Exodus 31