Statenvertaling.nl

sample header image

Exodus 11 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Exodus 11

Godt beveelt de Israëliten goudene ende silveren vaten van hare naeburen te eyschen, vers 1 etc. Mose dreygt Pharao met de doot van alle eerst-geborene, 4. Ende voorseyt dat het by de Israëliten alles stille ende in vrede soude zijn, 7. Pharaos herte blijft verhardt, 9.
 
1 WAnt de HEERE 1 hadde tot Mose gesproken, Ick sal 2 noch een plage over Pharao, ende over Egypten brengen, daerna sal hy u-lieden van hier trecken laten: als hy [u] geheelick sal trecken laten, so sal hy u 3 haestelick van hier uyt-drijven.
1 Eer Pharao met dreygementen Mose van hem gedreven hadde, Exod. 10.28. Dit is de oorsake, waerom Mose soo vrymoedelick Pharao hadde aengesproken, cap. 10.29.
2 Siet van dese plage ond. vers 4, 5.
3 Hebr. uytstootende uytstooten. siet de vervullinge Exod. 12. vers 31, 32, 33.
 
2 Spreeckt nu voor de ooren des 4 volcks: a dat 5 yeder man van 6 sijnen naesten, ende yeder vrouwe van hare naeste, silveren vaten, ende goudene vaten 7 eysche.
4 T.w. der Israëliten.
a Exod. 3.22. ende 12.35.
5 Siet Exod. 3. vers 22.
6 T.w. van sijne Egyptische naesten.
7 D. leene.
 
3 Ende de HEERE b gaf den volcke 8 genade, in de oogen der Egyptenaren: 9 oock was de man Mose 10 seer groot in Egypten-lant voor de oogen van Pharaos knechten, ende voor de oogen 11 des volcks.
b Exod. 12.36.
8 D. gunste. Siet van dese maniere van spreken, Gen. 39.21.
9 Dit was de oorsake waerom Pharao Mose niet en dorst aentasten, vreesende eenen op-loop onder het volck.
10 D. in seer grooten aensien.
11 Verstaet, des Egyptischen volcks.
 
4 Voorder 12 seyde Mose, Soo 13 heeft de HEERE geseyt: Omtrent middernacht c sal ick uytgaen door het midden van Egypten,
12 T.w. tot Pharao, eer hy van hem scheydde, vers 8. want dit ist vervolch van Mose woorden cap. 10.29.
13 T.w. doe hy my laest tot u gesonden heeft.
c Exod. 12.29.
 
5 Ende d alle 14 eerstgeborene in Egypten-lant sullen sterven, van Pharaos eerstgeborenen af, 15 die op sijnen throon sitten soude, tot den eerstgeborenen der dienstmaecht, die 16 achter den meulen is: ende alle eerstgeborene des vees.
d Exod. 12.12.
14 Dat Godt hier dreycht, dat heeft hy door sijnen Engel uytgericht, Exod. 12.23.
15 D. die na hem regeren soude, als 1.Reg. 2.24. ende 2.Chron. 28.5.
16 Daerom staet hier (achter den meulen) om dat die gene die met de hant-meulens maelden, de malende steenen voor het gantsche lichaem met hare handen voortstieten, siet Exo. 12.29. Iud. 16.21. Ies. 47.1, 2.
 
6 Ende daer sal 17 een groot geschrey zijn in den gantschen Egypten-lande, des gelijcke noyt geweest en is, ende des gelijcke niet meer wesen en sal.
17 Soo der ouderen, welcker kinderen sullen gedoot worden, als oock der kinderen, die sulcx sullen hooren ende sien, vreesende dat het haer oock gelden mochte, gelijck het in sulcke schrickelicke plagen pleecht te geschieden.
 
7 Maer by alle kinderen Israëls en 18 sal niet eenen hont sijn tonge verroeren, van 19 de menschen af, tot de beesten toe, op dat ghylieden wetet, dat de HEERE tusschen de Egyptenaren, ende tusschen de Israëliten eene afsonderinge maeckt.
18 D. het sal onder haer so stille zijn, dat selfs de honden (die door een kleyn geruchte wacker worden) niet eens bassen en sullen, siet dergelijcke maniere van spreken Ios. 10.21.
19 D. noch tegen de menschen, noch tegen de beesten.
 
8 e Dan sullen alle dese uwe knechten 20 tot my afkomen, ende haer voor my neygen, seggende, Treckt uyt, ghy, en al het volck dat uwe 21 voetstappen volgt, ende daer na sal 22 ick uytgaen: ende hy ginck uyt van Pharao 23 in hitte des toorns.
e Exod. 12.30.
20 T.w. van u tot my gesonden zijnde.
21 Hebr. dat aen uwe voeten is. D. die u volgen, of, die van u geleydet worden, ende onder u gebiet staen. Siet gelijcke maniere van spreken Iud. 8.5. 1.Reg. 20.10. 2.Reg. 3.9.
22 Verstaet hier by, ende al het volck van Israël, oock alles wat wy hebben, ende al wat wy willen mede nemen.
23 Mose yvert voor de eere Godes: Andersins is hy geweest een seer sachtsinnich man, Num. 12.3.
 
9 De HEERE dan 24 hadde tot Mose gesproken, Pharao en sal nae u lieden niet hooren, op dat 25 mijne wonderen in Egyptenlande vermenichvuldicht worden.
24 T.w. Exod. 3.9. ende 10.1. ende elders.
25 D. mijne wonderbaerlicke plagen.
 
10 Ende Mose ende Aaron hebben alle dese wonderen gedaen voor Pharaos aengesichte: f doch de HEERE verhardde Pharaos herte, dat hy de kinderen Israëls uyt sijnen lande 26 niet trecken en liet.
f Exod. 9.16. Rom. 9.17.
26 Dan door dwanck. Siet Exod. 3.19. ende 6.1.

Einde Exodus 11