Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
1 DIT nu zijn de namen der sonen Israëls, die in Egypten gekomen zijn, met Iacob; sy quamender in elck met sijnen huyse. |
2 Ruben, Simeon, Levi, ende Iuda. |
3 Issaschar, Zebulon, ende Benjamin: |
4 Dan, ende Naphthali, Gad, ende Aser. |
5 Alle de zielen nu die uyt de heupe Iacobs voort-gekomen zijn, waren tseventich zielen: doch Ioseph was in Egypten. |
6 Doe nu Ioseph gestorven was, ende alle sijne broeders, ende al dat geslachte, |
7 So werden de kinderen Israëls vruchtbaer, ende wiessen overvloedelick in grooten getale, ende sy vermeerderden, ende werden gantsch seer machtich: so dat het lant met haer vervult wert. |
8 Daerna stont een nieuwe Coninck op over Egypten, die Ioseph niet gekent en hadde. |
9 Die seyde tot sijnen volcke: Siet, het volck der kinderen Israëls is vele, ja machtiger dan wy. |
10 Comt-aen, laet ons wijslick tegen het selve handelen, op dat het niet en vermenichvuldige, ende het geschiede, alsser eenigen krijch voor-valt, dat het sich oock niet en vervoege tot onse vyanden, ende tegen ons en strijde, ende uyt het lant op-trecke. |
11 Ende sy setteden Overste der schattingen over dat selve, om het te verdrucken met hare lasten: want men bouwde Pharao schat-steden, Pitom ende Raamses. |
12 Maer hoe sy ’t meer verdruckten, hoe’t meer vermeerderde, ende hoe het meer wies: so dat sy verdrietich waren van wegen de kinderen Israëls. |
13 Ende de Egyptenaers deden de kinderen Israëls dienen, met hardicheyt. |
14 So dat sy haer ’t leven bitter maeckten met harden dienst, in leem, ende in tichel-steenen, ende met allen dienst op den velde: met allen haren dienst dien sy haer deden dienen met hardicheyt. |
15 Daerenboven sprack de Coninck van Egypten tot de vroedvrouwen der Hebreinnen, (welcker eener name Siphra, ende der anderer name Pua was); |
16 Ende seyde, Wanneer ghy de Hebreinnen in’t baren helpt, ende sietse op de stoelen: ist een sone, so doodet hem, maer ist een dochter, so laetse leven. |
17 Doch de vroed-vrouwen vreesden Godt, ende en deden niet gelijck als de Coninck van Egypten tot haer gesproken hadde, maer sy behielden de knechtkens in ’t leven. |
18 Doe riep de Coninck van Egypten de vroed-vrouwen, ende seyde tot haer, Waerom hebt ghylieden dese sake gedaen? dat ghy de knechtkens in ’t leven behouden hebt? |
19 Ende de vroed-vrouwen seyden tot Pharao, Om dat de Hebreinnen niet en zijn gelijck de Egyptische wijven, want sy zijn sterck, eer de vroed-vrouwe tot haer komt, so hebben sy gebaert. |
20 Daerom dede Godt den vroedvrouwen goet: ende dat volck vermeerderde, ende ’t wiert seer machtich. |
21 Ende het geschiedde, dewijle de vroed-vrouwen Godt vreesden, so bouwde hy haer huysen. |
22 Doe geboodt Pharao allen sijnen volcke, seggende: Alle sonen die geboren worden, sult ghy inde riviere werpen, maer alle dochteren in ’t leven behouden. |