Statenvertaling.nl

sample header image

Psalm 97 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Psalm 97

Een beschrijvinge der Majesteyt des Rijcks Godes, ende de vreucht der godtsaligen van wegen sijne gerechticheyt ende gerichte over de afgoden-dienaers: Mitsgaders een vermaninge tot godtsalicheyt ende geestelicke blijtschap.
 
1 a DE HEERE 1 regeert, de aerde verheuge haer; dat vele 2 Eylanden sich verblijden.
a Psal. 93.1. ende 96.10.
1 D. hy bewijst met der daet, dat hy Coninck is, niet alleene van ’t volck van Israel, maer van de gantsche werelt.
2 D. volckeren ende Natien in de Eylanden woonende, als Iesa. 42.4. ende 60. vers 9.
 
2 3 Rontom hem zijn 4 wolcken, ende donckerheyt, 5 gerechticheyt ende gerichte zijn de 6 vasticheyt sijnes throons.
3 Siet dergelijcke beschrijvinge der macht ende Majesteyt Godes, Psal. 18.8, 9, etc.
4 Hebr. een wolcke.
5 Siet de aenteeck. Genes. 18. op vers 19.
6 Of ’t steunsel, of ’t fundament.
 
3 7 Een vyer gaet voor sijn aengesichte henen: ende ’t steeckt sijne wederpartijen rontom aen brant.
7 Verst. door ’tvyer de gestrenge wrake ende straffe Godes.
 
4 b Sijne blixemen verlichten de werelt: c het aerdrijck 8 sietse ende 9 ’tbeeft.
b Apoc. 4.5.
c Psal. 77.17.
8 T.w. de blixemen.
9 Ofte, ’t wert angstich, T.w. als een vrouwe die het wee des barens over comt.
 
5 De bergen smelten als was voor het aenschijn des HEEREN: voor het aenschijn des Heeren der gantscher aerde.
6 d De 10 hemelen verkondigen sijne gerechticheyt: ende alle volcken sien sijne eere.
d Psal. 19.2. ende 50.6.
10 Verstaet, de hemelsche creaturen of schepselen, als donder, blixem, hagel, sneeu, tempeesten, etc. Of, de Engelen.
 
7 Beschaemt moeten wesen alle die 11 de beelden dienen, die haer op 12 afgoden beroemen: Buygt u neder voor hem alle 13 ghy goden.
11 Hebr. het Gesneden, ofte, gegraven beeldt.
12 Siet Lev. 19.4. ende 1.Sam. 12.21.
13 D. Engelen. siet Psal. 8.6. Hebr. 1.6. Ende siet de vervullinge deser woorden in Christo, Luc. 2. versen 13, 14. Marc. 1.13. Apoc. 5. versen 1, 12. Hebr. 1.7.
 
8 14 Zion 15 heeft gehoort, ende ’t heeft sich verblijt, ende 16 de dochteren Iuda hebben haer verheugt van wegen uwe oordeelen, o HEERE.
14 D. de kercke Godes, soo der Ioden, als der Heydenen.
15 T.w. de oordeelen ende straffen Godes over sijne vyanden, als blijckt uyt het eynde deses vers.
16 Verst. de inwoonderen des Ioodschen lants, als Psal. 48.12. ende voorts der gantscher kercke.
 
9 Want ghy, HEERE, zijt d’Alderhoochste over de geheele aerde: Ghy zijt seer hooge verheven boven alle 17 goden.
17 Als vers 7.
 
10 Ghy liefhebbers des HEEREN, e hatet het quade: hy bewaert de zielen sijner gunstgenooten, hy redtse uyt der godtloosen hant.
e Amos 5.15. Rom. 12.9.
 
11 18 Het licht is voor den rechtveerdigen 19 gezaeyt, ende vrolickheyt voor de oprechte van herten.
18 D. Voorspoet ende geluck, vreucht ende blyschap, als Esth. 8.16. siet Iob 18. op vers 6.
19 Het gaet met den troost die den vromen bereyt is, gelijck met het zaet dat in de aerde geworpen wort, ’t welck soo stracks niet op en gaet, maer ’t blijft dickwils lange in de aerde liggen eer het voort komt: Doch ’t brengt daer na schoone vruchten voort. De rechte vreucht ende vrucht der kinderen Godts is haer in den Hemel bereyt, maer nu verborgen.
 
12 Ghy rechtveerdige verblijt u in den HEERE: ende spreeckt lof 20 ter gedachtenisse sijner heylicheyt.
20 D. dat sijne heylicheyt moge in gedachtenisse gehouden worden, als Psal. 30.5.

Einde Psalm 97