Statenvertaling.nl

sample header image

Psalm 87 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Psalm 87

De Prophete spreeckt in desen Psalm van de Heerlickheyt der Gemeynte Godes: mitsgaders van den aenwas, ende uytbreydinge der selver onder de heydenen door de komste Christi.
 
1 1 EEn Psalm, een liedt voor de kinderen van Korah. 2 Sijn gront-slach is op de bergen der heylicheyt.
1 Siet Psal. 48.1.
2 T.w. des Tempels, die getimmert was op den berch Moria, daer de berch Zion aen lag, 2.Chro. 3.1. Eenige verstaen door het woort [sijnen] desen Psalm, wiens gront, ofte argument, is te spreken van de kercke Christi, die in den Tempel t’samen quam, om den Heere te loven.
 
2 De HEERE bemint de poorten Zions boven alle wooningen 3 Iacobs.
3 D. der Israeliten.
 
3 Seer heerlicke dingen worden 4 van u gesproken, 5 O stadt Godes, 6 Sela!
4 D. u aengaende. And. in u. Siet Ies. capp. 40. 41. 42. siet oock Iob 27. op vers 11.
5 D. Ierusalem, welcke Stadt Godt sich toegeheylicht heeft, om aldaer sijnen dienst op te rechten, ende gelijck als sijne wooninge aldaer te nemen. Wat voor heerlicke dingen van dese Stadt gesproken werden, Siet Iesa. capp. 54. 60. 62. 65. Apoc. capp. 21. 22. ende hier het volgende vers daer Godt selfs van de kercke spreeckt.
6 Siet Psal. 3.3.
 
4 Ick sal 7 Rahab ende Babel 8 vermelden, onder de gene die my kennen: Siet 9 de Philistijn, ende 9 de Tyrier, met 10 den Moor, 11 dese is aldaer geboren.
7 D. Egypten. Alsoo wort Egypten ooc genoemt Psal. 89.11. Iesa. 38.7. ende 51.9. De sin der woorden deses vers is, dat de tijt sal komen, wanneer Godt de Egyptenaers ende Babyloniers, sal rekenen onder sijn volck, hen mede-deylende sijne kennisse: daerse te vooren vreemt van waren, ende ’tvolck Godes verdruckten. Siet Ies. 19.19, 21, 25. Egypten wort Rahab genoemt van wegen zijne hoovaerdije (’twelck het woort beteeckent) of van d’eene ofte d’andere stercke Stadt daer in gelegen. Onder de namen der natien die in dit vers genoemt staen, moetmen allerley volckeren verstaen. Siet Actor. 2.9, 10. Eph. 2.12. Col. 3.11.
8 T.w. ten besten. D. Sy sullen door de predicatie des H. Euangelij oock tot de kennisse des waren Godts te haerder tijt gebracht worden.
9 . 9 Hebr. Philistea, Tyrus. Van de bekeeringe der Tyriers siet Psal. 45.13.
10 Hebr. Chus. Van de bekeeringe der Mooren tot Christum siet Psal. 68.38. ende 72.10. Act. 8.27.
11 Als of hy seyde, de tijt sal komen, datmen van de Philistijnen, Tyriers, ende Mooren sal seggen, datse te Ierusalem (welcke is onser aller moeder, Gal. 4.26.) D. in de Christelicke kercke, geboren zijn: D. datse tot Godes kercke ende ’t hemelsche Ierusalem behooren.
 
5 Ende 12 van Zion sal geseyt worden, 13 Die ende die is 14 daer in 15 geboren: ende 16 de Alderhoochste selve, salse bevestigen.
12 D. van de Stadt Ierusalem, die aen den berch Zion leyt, D. van de Christelicke Gemeynte.
13 Hebr. man en man, D. die en die, T.w. vele ende verscheydene natien en volcken. Siet Act. 2.9, 10, 11.
14 T.w. in de Stadt van Ierusalem.
15 Geboren, T.w. door de predicatie des H. Euangelij, ende den H. Geest.
16 D. de Alderhoochste selve salse so vaste maken, dat de poorten der helle tegen haer niet en sullen vermogen, Matth. 16.18.
 
6 De HEERE 17 salse rekenen 18 in ’t opschrijven der volcken: [seggende,] Dese is 19 aldaer geboren, Sela!
17 T.w. die, die haer tot de Christelicke kercke begeven sullen.
18 Een maniere van spreken by gelijckenisse genomen van de Overicheden, die boeck, ofte Register houden van de ingesetene harer Steden, om de uytheemsche van de ingeborene te onderscheyden. siet Psal. 22.31.
19 T.w. te Ierusalem, ofte in Zion: D. hy is den Heere toebehoorende. Siet vers 4.
 
7 20 Ende de sangers, gelijck de speel-lieden, [mitsgaders] 21 alle mijne fonteynen, 22 sullen binnen u zijn.
20 And. Daerom singen ende springen alle mijne fonteynen: De sin is, met groote vreuchde sal Godt gelovet worden in sijne Gemeynte, die soo wel uyt de heydenen, als uyt de Ioden, sal vergadert worden. Een maniere van spreken genomen van ’t gebruyck der kercke des Ouden Testaments, alwaer Godt met musijck-instrumenten placht gelooft te worden, 1.Chron. 9.33. ende 25.1, 2.
21 D. alle mijne hertgrondige genegentheden ende binnenste gedachten des herten, die als fonteynen ofte sprinck-aderen zijn, waer uyt alle woorden ende wercken vloeyen. Siet Psal. 103.1. Men kan oock door de fonteynen hier verstaen, de giften ende menigerleye gaven des H. Geestes.
22 Of, Van u zijn, T.w. ô Zion, hier wort voor-seyt de blijtschap dieder in de wereld wesen soude van wegen de bekeeringe der heydenen tot Christum.

Einde Psalm 87