Statenvertaling.nl

sample header image

Psalm 149 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Psalm 149

Een vermaninge tot dank-segginge van wegen sijne goetgunsticheyt tot sijne Gemeynte, ende hare overwinninge, die sy door sijne kracht ende genade verworven heeft.
 
1 HAlelu-Iah. 1 Singt den HEERE een nieuw Liedt: sijn lof zy 2 in de gemeynte 3 [sijner] gunst-genooten.
1 Siet Psal. 33. de aenteeck. op vers 3.
2 Dat is, in Godes kercke, welcke is eene versamelinge der uytverkorenen.
3 Dit is hier, ende oock vers 5. ingevoegt uyt vers 9.
 
2 Dat Israël sich verblyde 4 in a den genen die hem gemaeckt heeft: dat de kinderen Zions haer verheugen 5 over haren Coninck.
4 Hebr. In sijne makers. Siet Gen. 1.26. ende c. 20. op vers 13. Iob 35.10. Eccles. 12.1. Ies. 54.5. Godt en heeft Israel niet alleen geschapen, maer oock tot sijn volck uytverkoren.
a Psal. 100.3.
5 Of, van wegen haren Coninck, Te weten, Christum, als Cant. 1.4. Matt. 21.5. wiens voor-beeldt David geweest is.
 
3 b Datse sijnen Name loven, 6 op de fluyte: dat sy hem psalm-singen op de trommel ende harpe.
b Psal. 81.3, 4.
6 And. in reyen, als Psal. 30.12. ende 150.4. Ierem. 31.4, 13.
 
4 Want de HEERE heeft een welgevallen aen sijn volck: hy sal de sachtmoedige 7 vercieren met heyl.
7 D. hy maecktse heerlick, na dat hyse heeft gereddet ende verhoogt: Ia hy salse brengen tot de genietinge der eeuwiger vreugt ende salicheyt.
 
5 Dat [sijne] gunst-genooten van vreuchde opspringen om 8 [die] eere: datse juychen 9 op hare legers.
8 Die Godt haer aendoet. Siet het voorgaende vers.
9 Op de welcke sy sachte liggen en rusten, dewijle Godt de Heere haer bewaert. siet Psal. 3.6. De sin is, Sy sullen den Heere loven by dage ende by nachte, selfs als sy op hare bedden liggen.
 
6 10 De verheffingen Godes 11 sullen in hare kele zijn: ende c 12 een tweesnijdende sweert in hare hant:
10 D. de lof-sangen daer mede sy de Heerlicke wercken Godes verheffen sullen. Anders, de opheffingen, T.w. der stemme, D. de predicatien des Goddelicken woorts.
11 D. sullen overluyt uytgesproken ofte uytgeroepen worden, als Ies. 58.1.
c Hebr. 4.12. 2.Thess. 2.2. Apoc. 1.16.
12 Hebr. het sweert der monden, D. met twee monden, of scherpten, gelijck Iud. 3.16. Siet d’aenteeck. aldaer. Dit twee-snijdende sweert is Godes woort, ende het komt uyt den mont Christi, ende met dit sweert overwinnen de Geloovige den duyvel, de werelt, ende de geweldige deser werelt. 2.Corint. 10.4. Ephes. 6.17. Hebr. 4.12. Apoc. 1.16.
 
7 Om 13 wrake te doen over de heydenen: [ende] 14 bestraffingen over de volcken.
13 T.w. met woorden, als Ioh. 16.8, etc.
14 Dit geschiet, met te prediken tegens der heydenen ende der ongelooviger afgoderije ende godtloosheyt, als Actor. 14.15. ende 17. versen 16, 17, 22, etc. Vergel. dit met Ies. 41.15. ende met 2.Corint. 10.4, 5.
 
8 Om hare Coningen 15 d te binden met ketenen: ende hare Achtbare met yseren boeyen.
15 T.w. door straf-predicatien, ende met inbindinge harer sonden, haer also brengende onder het jock ende onderdanicheyt des heyligen Euangelij. siet Ies. 45.14. Psal. 2.3. Marc. 6.20. Act. 24.26. Apoc. 21.24.
d Matth. 18.18.
 
9 Om 16 het beschreven recht over hen te doen: e Dit sal de heerlickheyt van alle sijne gunst-genooten zijn. Halelu-Iah.
16 D. om haer vry te spreken van hare Afgoderije, ende andere sonden, indien sy haer oprechtelick bekeeren. Maer, indien sy in hare godtloosheyt blijven steken, haer de doot ende eeuwige verdoemenisse te verkondigen, nae inhout des woorts Godes, in de boecken der Heyliger Schrift geopenbaert.
e Deut. 4.6.

Einde Psalm 149