Statenvertaling.nl

sample header image

Psalm 146 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Psalm 146

De Psalmist verweckt hem selven tot lof des Heeren: Met vermaninge van sich op menschen niet te verlaten, maer op Godt, ten aensien sijner almachticheyt, trouwe, hulpe en troost, ende altijt-durende regeringe.
 
1 1 HAlelu-Iah, O mijne ziele, prijst den HEERE.
1 Siet Psal. 104.35. ende 106.1.
 
2 Ick sal den HEERE prijsen in mijn leven: ick sal mijnen Godt psalm-singen terwijle ick noch ben.
3 a En vertrouwt niet op Princen, op ’s menschen kint, by ’t welcke geen heyl en is.
a Psal. 118.8, 9.
 
4 2 Sijn 3 geest gaet uyt, 4 hy keert wederom 5 tot sijn aerde: te dien selven dage 6 vergaen sijne 7 aenslagen.
2 T.w. des menschen kints, ofte, des Princen.
3 D. sijn ziele: ’T is eene omschrijvinge des doots. Siet de aenteeck. Genes. 35. op vers 18.
4 T.w. de mensche, welverstaende so veel het lichaem aengaet.
5 D. tot de aerde daer hy van genomen ofte gemaeckt is. Genes. 2.7. ende 3.19. Psal. 104.29. Eccles. 12.7.
6 Ende volgens dien oock het vertrouwen dat ghy op hem gestelt hadt.
7 D. voornemens.
 
5 Welgelucksalich is hy, die den Godt Iacobs tot sijne hulpe heeft: wiens verwachtinge op den HEERE sijnen Godt is.
6 Die den hemel ende d’ aerde gemaeckt heeft, de zee ende al wat in de selve is: die trouwe houdt in der eeuwicheyt.
7 Die den verdruckten recht doet, die den hongerigen broot geeft: de HEERE maeckt 8 de gevangene los.
8 Hebr. De gebondene.
 
8 b De HEERE 9 opent [de oogen] der blinden: de HEERE c richtet de gebogene op: de HEERE heeft 10 de rechtveerdige lief.
b Mat. 9.30. Ioh. 9.7..... 32.
9 Hebr. opent de blinde, D. de oogen der blinden.
c Psal. 145.14. ende 147.13. Luc. 13.13.
10 Dat is, de vroome, Godtsalige, oprechte, godtvreesende persoonen.
 
9 De HEERE bewaert de vreemdelingen, hy houdt den weese ende de weduwe staende: maer der godtloosen 11 wech 12 keert hy om.
11 D. de raetslagen.
12 D. maeckt hy te niete.
 
10 d De HEERE sal in eeuwicheyt regeren:uw’ Godt, 13 o Zion, is van geslachte tot geslachte. 14 Halelu-Iah.
d Exod. 15.18. Psal. 45.13.
13 D. ghy Israelitisch volck, die den waren Godt op den berch Zions eert ende dient nae sijne instellinge.
14 Met dit woort begint ende eyndicht desen Psalm.

Einde Psalm 146