Statenvertaling.nl

sample header image

2 Kronieken 19 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

2 Kronieken 19

1 ENde Iosaphat de Coninck van Iuda keerde met vrede weder nae sijn huys tot Ierusalem.
2 Ende Iehu de soon van Hanani de Siender ginck uyt, hem tegen, ende seyde tot den Coninck Iosaphat; Soudt ghy den godtloosen helpen, ende die den HEERE haten, lief hebben? nu is daerom over u van het aengesichte des HEEREN groote toornicheyt.
3 Evenwel goede dingen zijn by u gevonden: want ghy de bosschen uyt den lande wechgedaen, ende u herte gericht hebt, om Godt te soecken.
4 Iosaphat nu woonde te Ierusalem: ende hy tooch wederom uyt door het volck, van Ber Seba aen, tot het geberchte Ephraims toe, ende dedese weder keeren tot den HEERE harer vaderen Godt.
5 Ende hy stelde Richteren in het lant, in alle vaste steden van Iuda, van stadt tot stadt.
6 Ende hy seyde tot de Richteren, Siet wat ghy doet, want ghy en houdet het gerichte niet den mensche, maer den HEERE, ende hy is by u inde sake van’t gerichte.
7 Nu dan, de verschrickinge des HEEREN zy op u lieden: nemet waer, ende doet het: want by den HEERE onsen Godt en is geen onrecht, nochte aenneminge van persoonen, nochte ontfanginge van geschencken.
8 Daer toe stelde Iosaphat oock te Ierusalem [eenige] vande Leviten, ende vande Priesteren, ende vande Hoofden der vaderen Israëls, over het gerichte des HEEREN, ende over rechts-geschillen, als sy weder te Ierusalem gekomen waren.
9 Ende hy geboodt hen, seggende; Doet alsoo inde vreese des HEEREN met getrouwicheyt, ende met een volkomen herte.
10 Ende [in] alle geschil, het welcke van uwe broederen, die in hare steden woonen tot u sal komen, tusschen bloet, ende bloet, tusschen wet, ende gebodt, ende insettingen, ende rechten, so vermaent haer, datse niet schuldich en worden aen den HEERE, ende eene groote toornicheyt over u, ende over uwe broederen zy: doet alsoo, ende ghy en sult niet schuldich worden.
11 Ende siet, Amaria de Hooft-priester is over u in alle sake des HEEREN, ende Zebadia de sone Ismaëls, de Vorst van het huys Iuda in alle sake des Conincks; oock zijn de Ampt-lieden, de Leviten, voor u aengesicht: weest sterck, ende doet het, ende de HEERE sal met den goeden zijn.

Einde 2 Kronieken 19