Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
| 1 DEse nu waren de kinderen Davids, die hem te Hebron geboren zijn, de eerstgeboren Amnon, van Ahinoam de Iizreëlitische: de tweede Daniel, van Abigail de Carmelitische. |
| 2 De derde Absalom de sone Maacha der dochter Thalmai, des Conincx te Gesur: De vierde Adonia, de sone van Haggith. |
| 3 De vijfste Sephatja, van Abital: de seste Iethream, van sijne huysvrouwe Egla. |
| 4 Sesse zijn hem te Hebron geboren, want hy regeerde daer seven jaren, ende ses maenden: Ende drie en dertich jaer regeerde hy te Ierusalem. |
| 5 Dese nu zijn hem te Ierusalem geboren: Simea, ende Sobab, ende Nathan, ende Salomo, [dese] viere zijn van Bath-Sua de dochter Ammiels. |
| 6 Daer toe Iebchar, ende Elisama, ende Eliphelet. |
| 7 Ende Noga, ende Nepheg, ende Iaphia. |
| 8 Ende Elisama, ende Eliada, ende Eliphelet, negen. |
| 9 [Dese] alle zijn sonen Davids: behalven de kinderen der by-wijven, ende Thamar hare suster. |
| 10 Salomons sone nu was Rehabeam: sijn sone was Abia, sijn sone was Asa, sijn sone was Iosaphat. |
| 11 Sijn sone was Ioram, sijn sone was Ahazia, sijn sone was Ioas. |
| 12 Sijn sone was Amazia, sijn sone was Azaria, sijn sone was Iotham. |
| 13 Sijn sone was Achaz, sijn sone was Hizkia, sijn sone was Manasse. |
| 14 Sijn sone was Amon, sijn sone was Iosia: |
| 15 De sonen Iosia nu waren [dese], de eerstgeboren Iohanan, de tweede Iojakim, de derde Zedekia, de vierde Sallum. |
| 16 De kinderen Iojakims nu waren: Iechonia sijn sone, Zedekia sijn sone. |
| 17 Ende de kinderen Iechonia waren Assir, sijn sone was Sealthiël. |
| 18 Deses [sonen] waren, Malchiram, ende Pedaja, ende Senazar, Iekamja, Hosama, ende Nedabja. |
| 19 De kinderen Pedaja nu waren Zerubbabel, ende Simei: ende de kinderen Zerubbabels waren Mesullam, ende Hanahja, ende Selomith was haerlieder suster. |
| 20 Ende Hasuba, ende Ohel, ende Berechia, ende Hasadja, Iusabhesed, vijve. |
| 21 De kinderen Hananja nu waren Pelatja, ende Iesaja: de kinderen Rephaia, de kinderen Arnan, de kinderen Obadja, de kinderen Sechanja. |
| 22 De kinderen nu van Sechanja waren Semaja: ende de kinderen Semaja waren Hattus, ende Iegeal, ende Bariah, ende Nearja, ende Saphat, sesse. |
| 23 Ende de kinderen Nearja waren Eljoënai, ende Hizkia, ende Azrikam, drye. |
| 24 Ende de kinderen Elioënai waren Hodaieva, ende Eliasib, ende Pelaja, ende Accub, ende Iohanan, ende Delaja, ende Anani, seven. |