Statenvertaling.nl

sample header image

1 Kronieken 3 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

1 Kronieken 3

1 DEse nu waren de kinderen Davids, die hem te Hebron geboren zijn, de eerstgeboren Amnon, van Ahinoam de Iizreëlitische: de tweede Daniel, van Abigail de Carmelitische.
2 De derde Absalom de sone Maacha der dochter Thalmai, des Conincx te Gesur: De vierde Adonia, de sone van Haggith.
3 De vijfste Sephatja, van Abital: de seste Iethream, van sijne huysvrouwe Egla.
4 Sesse zijn hem te Hebron geboren, want hy regeerde daer seven jaren, ende ses maenden: Ende drie en dertich jaer regeerde hy te Ierusalem.
5 Dese nu zijn hem te Ierusalem geboren: Simea, ende Sobab, ende Nathan, ende Salomo, [dese] viere zijn van Bath-Sua de dochter Ammiels.
6 Daer toe Iebchar, ende Elisama, ende Eliphelet.
7 Ende Noga, ende Nepheg, ende Iaphia.
8 Ende Elisama, ende Eliada, ende Eliphelet, negen.
9 [Dese] alle zijn sonen Davids: behalven de kinderen der by-wijven, ende Thamar hare suster.
10 Salomons sone nu was Rehabeam: sijn sone was Abia, sijn sone was Asa, sijn sone was Iosaphat.
11 Sijn sone was Ioram, sijn sone was Ahazia, sijn sone was Ioas.
12 Sijn sone was Amazia, sijn sone was Azaria, sijn sone was Iotham.
13 Sijn sone was Achaz, sijn sone was Hizkia, sijn sone was Manasse.
14 Sijn sone was Amon, sijn sone was Iosia:
15 De sonen Iosia nu waren [dese], de eerstgeboren Iohanan, de tweede Iojakim, de derde Zedekia, de vierde Sallum.
16 De kinderen Iojakims nu waren: Iechonia sijn sone, Zedekia sijn sone.
17 Ende de kinderen Iechonia waren Assir, sijn sone was Sealthiël.
18 Deses [sonen] waren, Malchiram, ende Pedaja, ende Senazar, Iekamja, Hosama, ende Nedabja.
19 De kinderen Pedaja nu waren Zerubbabel, ende Simei: ende de kinderen Zerubbabels waren Mesullam, ende Hanahja, ende Selomith was haerlieder suster.
20 Ende Hasuba, ende Ohel, ende Berechia, ende Hasadja, Iusabhesed, vijve.
21 De kinderen Hananja nu waren Pelatja, ende Iesaja: de kinderen Rephaia, de kinderen Arnan, de kinderen Obadja, de kinderen Sechanja.
22 De kinderen nu van Sechanja waren Semaja: ende de kinderen Semaja waren Hattus, ende Iegeal, ende Bariah, ende Nearja, ende Saphat, sesse.
23 Ende de kinderen Nearja waren Eljoënai, ende Hizkia, ende Azrikam, drye.
24 Ende de kinderen Elioënai waren Hodaieva, ende Eliasib, ende Pelaja, ende Accub, ende Iohanan, ende Delaja, ende Anani, seven.

Einde 1 Kronieken 3