Statenvertaling.nl

sample header image

1 Kronieken 29 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

1 Kronieken 29

1 VOorder seyde de Coninck David tot de gantsche gemeynte, Godt heeft mijnen sone Salomo alleen verkoren, eenen jongelinck, ende teeder: dit werck daerentegen is groot, want ’t en is geen paleys voor eenen mensche, maer voor Godt den HEERE.
2 Ick nu hebbe uyt alle mijne kracht bereydt, tot het Huys mijnes Godts, gout tot goudene, ende silver tot silveren, ende koper tot koperen, yser tot yseren, ende hout tot houtenen [wercken]: Sardonix-steenen, ende vervullende [steenen], vercier-steenen ende borduersel, ende allerley costelicke steenen, ende marmer-steenen in menichte.
3 Ende daer toe uyt mijn welgevallen tot het Huys mijnes Godts, het besonder gout ende silver dat ick hebbe, geve ick tot den Huyse mijnes Godts daerenboven, behalven al dat ick ten huyse des Heylichdoms bereydt hebbe.
4 Drye duysent talenten gouts, van het gout van Ophir: ende seven duysent talenten geloutert silver, om de wanden der huysen te over-trecken.
5 Gout tot de goudenen, ende silver tot de silveren [vaten], ende tot alle werck door de hant der werck-meesteren [te maken]: Ende wie isser willich, heden sijne hant den HEERE te vullen?
6 Doe gaven vry-willich de Overste der vaderen, ende de Overste der stammen Israëls, ende de Overste der duysenden, ende der honderden, ende de Overste des wercks des Conincks:
7 Ende sy gaven ten dienste des Huyses Godes, vijf duysent talenten gouts, ende tien duysent drachmen, ende tien duysent talenten silvers, ende acht-tien duysent talenten kopers: ende hondert duysent talenten ysers.
8 Ende by wien steenen gevonden wierden, die gaven sy in den schat des Huyses des HEEREN, onder de hant Iehiëls des Gersoniters.
9 Ende het volck was verblijdt over haer vrywillich geven, want sy gaven met een volkomen herte den HEERE vrywillich: ende de Coninck David verblijdde sich oock met groote blijdschap.
10 Daerom loofde David den HEERE voor de oogen der gantscher gemeynte: ende David seyde: Gelooft zijt ghy, HEERE Godt onses vaders Israëls, van eeuwicheyt tot in eeuwicheyt.
11 Uwe, o HEERE, is de grootheyt, ende de macht, ende de heerlickheyt, ende de overwinninge, ende de Majesteyt, want alles wat in den Hemel ende op der aerde is, [is uwe]: ô HEERE, is het Coninckrijcke, ende ghy hebt u verhoocht tot een Hooft boven alles.
12 Ende rijckdom ende eere zijn voor u aengesichte, ende ghy heerschet over alles, ende in uwe hant is kracht ende macht: oock staet het in uwe hant alles groot te maken ende sterck te maken.
13 Nu dan, onse Godt, wy dancken u, ende loven den Name uwer heerlickheyt.
14 Want wie ben ick, ende wat is mijn volck, dat wy de macht souden verkregen hebben, om vrywillich te geven als dit is? want het is alles van u, ende wy geven’t u uyt uwe hant.
15 Want wy zijn vreemdelingen ende bywoonders voor u aengesichte, gelijck alle onse vaders: onse dagen op aerden zijn als een schaduwe, ende daer en is geen verwachtinge.
16 HEERE onse Godt, alle dese menichte die wy bereydt hebben, om u een huys te bouwen, den Name uwer heylicheyt, dat is van uwe hant, ende ’t is al uwe.
17 Ende ick weet, mijn Godt, dat ghy het herte proeft, ende dat ghy een wel-gevallen hebt aen oprechticheden. Ick hebbe in oprechticheyt mijnes herten alle dese dingen vrywillich gegeven, ende ick hebbe nu met vreuchden u volck, dat hier bevonden wort, gesien, dat het sich tegen u vrywillich gedragen heeft.
18 O HEERE ghy Godt onser vaderen Abrahams, Isaacs, ende Israëls, bewaert dit in der eeuwicheyt, in den sin der gedachten des herten uwes volcks: ende richt haer herte tot u.
19 Ende geeft mijnen sone Salomo een volkomen herte, om te houden uwe geboden, uwe getuygenissen, ende uwe insettingen: ende om alles te doen, ende om dit palleys te bouwen, ’twelck ick bereydt hebbe.
20 Daerna seyde David tot de gantsche gemeynte, Lovet nu den HEERE uwen Godt: Doe loofde de gantsche gemeynte den HEERE den Godt harer vaderen, ende sy neychden ’thooft, ende sy boven haer neder voor den HEERE, ende voor den Coninck.
21 Ende sy offerden den HEERE slacht-offeren, oock offerden sy den HEERE brand-offeren des anderen morgens van dien dach, duysent varren, duysent rammen, duysent lammeren, met hare dranck-offeren: ende slacht-offeren in menichte voor gantsch Israël.
22 Ende sy aten ende droncken des selven daegs voor het aengesichte des HEEREN met groote vreuchde: Ende sy maeckten Salomo den sone Davids ten anderen male Coninck, ende sy salfden [hem] den HEERE, tot Voorganger, ende Zadok tot Priester.
23 Also satt Salomo op den throon des HEEREN, als Coninck in sijnes vaders Davids plaetse, ende hy was voorspoedich: ende gantsch Israël, hoorde nae hem.
24 Ende alle de Vorsten, ende helden, ja oock alle de sonen des Conincks Davids, gaven de hant, dat sy onder den Coninck Salomo zijn souden.
25 Ende de HEERE maeckte Salomo groot ten hoochsten voor de oogen van gantsch Israël: ende hy gaf aen hem een Conincklicke Majesteyt, sodanige aen geenen Coninck van Israël voor hem geweest en is.
26 So heeft dan David de sone Isai geregeert over gantsch Israël.
27 De dagen nu die hy geregeert heeft over Israël, zijn veertich jaer: Te Hebron regeerde hy seven jaren, ende te Ierusalem regeerde hy drye-en-dertich.
28 Ende hy sterf in goeden ouderdom, sat van dagen, rijckdom, ende eere: Ende sijn sone Salomo regeerde in sijn plaetse.
29 De geschiedenissen nu des Conincks Davids, de eerste ende de laetste, siet die zijn geschreven in de geschiedenissen Samuëls des Sienders, ende in de geschiedenissen des Propheten Nathans, ende in de geschiedenissen Gads des Sienders:
30 Met al sijn Coninckrijcke, ende sijne macht, ende de tyden die over hem verloopen zijn, ende over Israël, ende over alle de Coninckrijcken der landen.

Einde 1 Kronieken 29