Statenvertaling.nl

sample header image

1 Kronieken 24 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

1 Kronieken 24

David deylt de Priesters in xxiiij hoopen of Classen, tot bedieninge harer Ampten, vers 1. Ende hy geeft haer dienaers uyt de Leviten, uyt de stamme der Kahathiten ende Merariten, 20.
 
1 a AEngaende nu de kinderen Aarons, [dit] waren hare verdeylingen: De sonen Aarons waren Nadab, ende Abihu, Eleazar, ende Ithamar.
a Levit. 10.
 
2 Maer b Nadab sterf, ende Abihu, 1 voor het aensichte hares Vaders, ende sy en hadden geen kinderen: Ende Eleazar ende Ithamar bedienden het Priesterampt.
b Levit. 10.2. Num. 3.4. ende 26.61.
1 D. in de tegenwoordicheyt hares vaders: Of, by het leven hares vaders. Siet Genes. 11.28.
 
3 David nu verdeyldese, ende 2 Zadok uyt de kinderen Eleazars, ende 2 Ahimelech uyt de kinderen Ithamars, 3 nae haer ampt in haren dienst.
2 . 2 Vergel. hier mede ond. vers 6. ende 31, alwaer geseyt wort, datse op-geschreven, ende dat de loten geworpen zijn voor het aengesichte Davids, ende Zadoks, ende Ahimelechs, etc.
3 Of, nae hare opsicht, of ordre.
 
4 Ende 4 der kinderen Eleazars werden 5 meer gevonden tot hoofden der mannen, dan der kinderen Ithamars, als 6 syse afdeylden: van de kinderen Eleazars waren sestien hoofden der vaderlicke huysen, maer van de kinderen Ithamars, nae hare vaderlicke huysen, achte.
4 D. der nakomelingen. Ende soo in ’t volgende.
5 T.w. noch eens soo vele, gelijck stracx volgt.
6 . 6 T.w. die genoemt zijn vers 3.
 
5 Ende 6 sy deyldense door 7 loten af, dese met gene: want de Overste des heylichdoms, ende 8 de Overste Godes, waren uyt de 9 kinderen Eleazars, ende van de kinderen Ithamars.
7 D. wat de orden, ofte het onderscheyt onder hen aenginck, dat bevalen sy Gode, die het lot regeert.
8 D. die van Godt gestelt waren over alle die in het heylichdom dienden.
9 D. Nakomelingen.
 
6 Ende Semaja, de sone Nethaneëls, de Schrijver uyt de Leviten, schreefse op, voor het aengesichte des Conincks, ende der Vorsten, ende des Priesters Zadoks, ende Ahimelechs des soons Abjathars, ende der hoofden der vaderen onder de Priesters, ende onder de Leviten: een vaderlick huys 10 wiert genomen voor Eleazar, 11 ende van gelijcken wiert genomen voor Ithamar.
10 T.w. door het lot.
11 Hebr. Ende genomen, genomen voor Ithamar. het welcke sommige alsoo verstaen, dat voor Ithamar dobbel genomen zy, andere, dat het gene te vooren voor hem genomen was, voor hem nu genomen bleef.
 
7 Het eerste lot nu 12 ginck uyt voor Iojarib, het tweede voor Iedaja:
12 Men trock het lot uyt emmers, of uyt eenich ander vat.
 
8 Het derde voor Harim, het vierde voor Seorim:
9 Het vijfde voor Malchija, het seste voor Mijamin:
10 Het sevende voor 13 Hakkoz, het achtste voor 14 Abija:
13 Of, Koz.
14 Van deses Abiae dach-ordeninge, ofte beurte, ende van deses nakomelingen, was Zacharias de vader Iohannis des doopers, Luc. 1.5.
 
11 Het negende voor Iesua, het tiende voor Sechanja:
12 Het elfde voor Eljasib, het twaelfde voor Iakim:
13 Het dertiende vor Huppa, het veertiende voor Iesebeab:
14 Het vijftiende voor Bilga, het sestiende voor Immer:
15 Het seventiende voor Hezir, het achtiende voor 15 Happizes:
15 And. Pitses.
 
16 Het negentiende voor Petahja, het twintichste voor Iehezkel:
17 Het een-en-twintichste voor Iachin, het twee-en-twintichste voor Gamul:
18 Het drie-en-twintichste voor Delaja, het vier-en-twintichste voor Maazja.
19 Deser haer ampt in haren dienst was, 16 te gaen in het Huys des HEEREN nae hare ordeninge 17 door de hant Aarons hares vaders: gelijck als 18 hem de HEERE de Godt Israëls geboden hadde.
16 T.w. op den Sabbath, ende sy bleven daer de geheele weke door, tot aen den anderen Sabbath, ende dat ginck alsoo met beurten onder hen om. Siet 2.Reg. 11.5. ende 1.Chron. 9.25.
17 D. soo als ’t selve recht van Aaron was onderhouden, volgens de ordonnantie Godts, als volgt. And. onder de hant Aarons. D. onder de beleydinge Aarons: Verstaende eenes van de nakomelingen Aarons, die het ampt des Hoogen-priesters bediende, ende Aaron daer in gevolgt was.
18 T.w. Aaron.
 
20 19 Van de overige kinderen Levi nu, was van de kinderen Amrams 20 Subaël, van de kinderen Subaëls was Iechdeja.
19 Bov. cap. 23. zijn de Gersoniten beschreven: Nu worden hier beschreven de Kahathiten ende Merariten, die de twee andere geslachten der Leviten waren.
20 Hy wort c. 23.16. Sebuël genoemt, hy is geweest Mosis soons sone, ende alsoo van de nakomelingen Amrams.
 
21 Aengaende Rehabja: van de kinderen Rehabja, was Iissija het hooft.
22 Van de Izhariten was Selomoth: van de kinderen Selomoth was Iahath.
23 21 Ende van de kinderen [Hebrons] was Ierija [de eerste]: Amarja de tweede, Iahaziël de derde, Iekamam de vierde.
21 Dit vers wort hier alsoo vervult uyt capit. 23.19. ende 26.31.
 
24 [Van] de kinderen Uzziëls was Micha, van de kinderen Micha was Samir:
25 De broeder van Micha was Iissija, van de kinderen Iissija was Zecharja.
26 De 22 kinderen Merari waren Maheli, ende Musi: 23 De kinderen van Iaazija waren, Beno.
22 Van hier voort stelt hy de overige sonen der Leviten van den huyse Merari.
23 And. Ende de sone van Iaazija sijnes [te weten, des Merari] soons.
 
27 De kinderen Merari van Iaazija waren Beno, ende Soham, ende Zaccur, ende Hibri.
28 Van Maheli was Eleazar, ende die en hadde geen kinderen.
29 Aengaende Kis: De kinderen van Kis waren, Ierahmeël:
30 Ende de kinderen Must waren, Maheli, ende Eder, ende Ierimoth: Dese zijn de kinderen der Leviten nae hare vaderlicke huysen.
31 24 Ende sy wierpen oock loten 25 neffens hare broederen de sonen Aarons voor het aengesichte des Conincks Davids, ende Zadoks, ende Ahimelechs, ende der hoofden der vaderen onder de Priesteren ende onder de Leviten: 26 het hooft der vaderen tegen sijnen kleynsten broeder.
24 De sin deses woorden is, datter soo veel hoopen ende beurten deser Leviten waren, alsser beurten der Priesters waren, op dat elcke beurte der Priesteren haren eygenen hoop of beurte der Leviten hadde, om haer te dienen in het uytvoeren hares Priester-ampts. Ende alsoo daer 24 beurten der Priesteren waren, alsoo zijnder oock 24 beurten deser Leviten geweest, waer van de meeste hier, ende de reste in ’t voorgaende cap. versen 8, 9, 10. verhaelt worden.
25 Of tegen over, gelijckformich.
26 Dat is, den kleynsten broederen even soo wel, als den oversten onder de vaderen. And. Aboth het hooft, houdende ’t selve voor een eygen name.

Einde 1 Kronieken 24