Statenvertaling.nl

sample header image

1 Kronieken 2 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

1 Kronieken 2

1 Dese zijn de kinderen Israëls: Ruben, Simeon, Levi, ende Iuda, Issaschar, ende Zebulon.
2 Dan, Ioseph, ende Benjamin: Naphthali, Gad, ende Aser.
3 De kinderen Iuda zijn, Er, ende Onan, ende Sela, drye zijnder hem geboren van de dochter Sua de Canaanitische: Ende Er de eerst-geboren van Iuda was quaet in de oogen des HEEREN, daerom doodde hy hem.
4 Maer Thamar sijne schoon-dochter baerde hem Perez, ende Zerah: Alle de sonen Iuda waren vijve.
5 De kinderen Perez waren, Hezron, ende Hamul:
6 Ende de kinderen van Zerah waren Zimri, ende Ethan, ende Heman, ende Chalcol, ende Dara: Dese alle zijn vijve.
7 Ende de kinderen Carmi waren Achar, de beroerder Israëls, die sich aen het verbannene vergreep.
8 De kinderen Ethans nu waren, Azarja.
9 Ende de kinderen Hezrons, die hem geboren zijn, waren Ierahmeël, ende Ram, ende Chelubai.
10 Ram nu gewan Amminadab: ende Amminadab gewan Nahesson, den Vorst der kinderen Iuda.
11 Ende Nahesson gewan Salma, ende Salma gewan Boaz.
12 Ende Boaz gewan Obed, ende Obed gewan Isai.
13 Ende Isai gewan Eliab sijnen eerst-geborenen: Ende Abinadab den tweeden, ende Simea den derden.
14 Nethaneël den vierden, Raddai den vijfden.
15 Ozem den sesten, David den sevensten.
16 Ende hare susters waren Zeruja, ende Abigail: De kinderen nu van Zeruja waren Abisai, ende Ioab, ende Asa-El, drye.
17 Ende Abigaïl baerde Amasa: ende de vader van Amasa was Iether een Ismaëliter.
18 Caleb nu, de sone Hezrons gewan kinderen uyt Azuba [sijne] vrouwe, ende uyt Ierioth: Ende deser sonen zijn dese, Ieser, ende Sobab, ende Ardon.
19 Als nu Azuba gestorven was: so nam sich Caleb Ephrath, die baerde hem Hur.
20 Ende Hur gewan Uri, ende Uri gewan Bezaleël.
21 Daerna ginck Hezron in tot de dochter Machirs des vaders Gileads, ende hy namse, doe hy sestich jaer oudt was: ende sy baerde hem Segub.
22 Segub nu gewan Iaïr: Ende hy hadde drye-en-twintich steden in het lant van Gilead.
23 Ende hy nam Gesur ende Aram met de vlecken Iaïrs, van deselve, met Kenath, ende hare onderhoorige plaetsen, tsestich steden: dese alle sijn sonen Machirs des vaders Gileads.
24 Ende na de doot Hezrons, in Caleb Ephratha, heeft Abja Hezrons huysvrouwe, hem oock gebaert Asschur, den vader van Tekoa.
25 De kinderen Ierahmeëls nu des eerst geborenen Hezrons, waren [dese]; de eerst-geboren was Ram, daer toe Buna, ende Oren, ende Ozem [ende] Ahia.
26 Ierahmeël hadde noch een ander vrouwe, welcker name was Atara: sy was de moeder Onams.
27 Ende de kinderen Rams des eerst-geborenen Ierahmeëls, waren Maaz, ende Iamin, ende Eker.
28 Ende de kinderen Onams waren Sammai, ende Iada: Ende de kinderen van Sammai, Nadab ende Abisur.
29 De name nu der huysvrouwe van Abisur was Abihaïl: die baerde hem Achban ende Molid.
30 Ende de kinderen Nadabs waren Seled, ende Appaim; ende Seled sterf sonder kinderen.
31 Ende de kinderen Appaim waren Iiseï, ende de kinderen Iiseï waren Sesan, ende de kinderen van Sesan, Achlai.
32 Ende de kinderen Iada des broeders Sammai waren Iether, ende Ionathan: ende Iether is gestorven sonder kinderen.
33 De kinderen Ionathans nu waren Peleth, ende Zaza: Dit waren de kinderen Ierahmeëls.
34 Ende Sesan en hadde geen sonen, maer dochteren: ende Sesan hadde eenen Egyptischen knecht, wiens naem was Iarha.
35 Sesan nu gaf sijne dochter sijnen knecht Iarha tot eene vrouwe: ende sy baerde hem Attai.
36 Attai nu gewan Nathan, ende Nathan gewan Zabad.
37 Ende Zabad gewan Ephla, ende Ephla gewan Obed.
38 Ende Obed gewan Iehu, ende Iehu gewan Azaria.
39 Ende Azaria gewan Helez, ende Helez gewan Elasa.
40 Ende Elasa gewan Sismai, ende Sismai gewan Sallum.
41 Ende Sallum gewan Iekamja, ende Iekamja gewan Elisama.
42 De kinderen Calebs nu, des broeders Ierahmeëls, zijn Mesa sijn eerst-geboren, (die is de vader van Ziph) ende de kinderen Maresa des vaders Hebrons.
43 De kinderen Hebrons nu waren Korah ende Tappuah, ende Rekem, ende Sema.
44 Sema nu gewan Raham den vader Iorkeams: ende Rekem gewan Sammai.
45 De kinderen Sammai nu waren Maon: Ende Maon was de vader van Beth-Zur.
46 Ende Epha het by-wijf Calebs baerde Haran, ende Moza, ende Gazez: ende Haran gewan Gazez.
47 De kinderen Iochdai nu waren Regem, ende Iotham, ende Gesan, ende Pelet, ende Epha, ende Saaph.
48 Uyt het by-wijf Maacha gewan Caleb, Seber, ende Tirhana.
49 Ende [de huysvrouwe] Saaphs des vaders Madmanna baerde Seva den vader Machbena, ende den vader Gibea: Ende de dochter Calebs was Achsa.
50 Dit waren de kinderen Calebs, des soons Hur, des eerst-geborenen van Ephratha: Sobal de vader van Kiriath-Iearim.
51 Salma de vader der Bethlehemiten, Hareph de vader van Beth-Gader.
52 De kinderen Sobals des vaders van Kiriath-Iearim waren Haroë, [ende] Hazi-Hammenuchoth.
53 Ende de geslachten van Kiriath-Iearim waren de Ietriten, ende de Phutiten, ende de Sumathiten, ende de Misraiten: van dese zijn uyt gegaen de Zoraiten, ende de Esthaüliten.
54 De kinderen van Salma waren de Bethlehemiten, ende de Netophatiten, Atroth, Beth-Ioab: ende de helft der Manathiten, [ende] de Zoriten.
55 Ende de huysgesinnen der schrijvers, die te Iabez woonden, de Tirathiten, de Simathiten, de Suchathiten: Dese zijn de Kiniten, die gekomen zijn van Hamath, den vader des huyses van Rechab.

Einde 1 Kronieken 2