Statenvertaling.nl

sample header image

1 Kronieken 1 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

1 Kronieken 1

1 ADAM, Seth, Enos.
2 Kenan, Mahalaleël, Iered.
3 Henoch, Methusalah, Lamech.
4 Noach, Sem, Cham, ende Iapheth.
5 De kinderen Iapheths waren Gomer, ende Magog, ende Madai, ende Iavan, ende Tubal: ende Mesech, ende Tiras.
6 Ende de kinderen Gomers waren, Askenaz, ende Diphat, ende Togarma.
7 Ende de kinderen Iavans waren Elisa, ende Tharsisa, Chittim, ende Dodanim:
8 De kinderen Chams waren Cus, ende Mizraim, Put ende Canaan.
9 Ende de kinderen Cus waren Seba, ende Havila, ende Sabta, ende Raëma, ende Sabtecha: ende de kinderen Raëma waren Scheba, ende Dedan.
10 Cus nu gewan Nimrod: die begon geweldich te zijn op aerden.
11 Ende Mizraim gewan de Ludim, ende de Anamim, ende de Lehabim, ende de Naphtuhim.
12 Ende de Pathrusim, ende de Casluhim (van welcke de Philistynen zijn voort-gekomen) ende de Caphthorim.
13 Canaan nu gewan Zidon sijnen eerst-geborenen, ende Heth:
14 Ende den Iebust, ende den Amori, ende den Girgasi,
15 Ende den Hivi, ende den Arki, ende den Sini.
16 Ende den Arvadi, ende den Zemari, ende den Hamati.
17 De kinderen Sems waren Elam ende Assur, ende Arphacsad, ende Lud, ende Aram, ende Uz, ende Hul, ende Gether ende Mesech.
18 Arphacsad nu gewan Selah, ende Selah gewan Heber.
19 Aen Heber nu zijn twee sonen geboren: de name des eenen was Peleg, om dat in sijne dagen het aerdrijck verdeylt is, ende de name sijnes broeders was Ioktan.
20 Ende Ioktan gewan Almodad, ende Seleph, ende Hazarmaveth, ende Ierah.
21 Ende Hadoram, ende Uzal, ende Dikla.
22 Ende Ebal, ende Abimaël, ende Scheba:
23 Ende Ophir, ende Havila, ende Iobab: Alle dese waren sonen Ioktans.
24 Sem, Arphacsad, Selah,
25 Heber, Peleg, Rehu.
26 Serug, Nahor, Terah.
27 Abram, die is Abraham.
28 De kinderen Abrahams waren Isaac ende Ismaël.
29 Dit zijn hare geboorten: D’ eerstgeboren Ismaëls, was Nebajoth, ende Kedar, ende Adbeël, ende Mibsam.
30 Misma, ende Duma, Massa, Hadad, ende Thema.
31 Ietur, Naphis, ende Kedma: Dese zijn de kinderen Ismaëls.
32 De kinderen nu van Ketura, Abrahams by-wijf, [die] baerde Zimran, ende Ioksan, ende Medan, ende Midjan, ende Isbak, ende Suah: Ende de kinderen Ioksan waren Scheba, ende Dedan.
33 De kinderen Midjan nu, waren Epha, ende Epher, ende, Henoch, ende Abida, ende Eldaa: Die alle waren sonen van Ketura.
34 Abraham nu gewan Isaac: De sonen Isaacs waren Esau, ende Israël.
35 Ende de kinderen Esaus, Eliphaz, Rehuël, ende Iehus, ende Iaëlam, ende Korah.
36 De kinderen Eliphaz waren: Teman, ende Omar, Zephi, ende Gaëtam, Kenaz, ende Timna, ende Amalek.
37 De kinderen Rehuëls waren Nahat, Zerah, Samma, ende Mizza.
38 De kinderen Seïrs nu waren, Lotan, ende Sobal, ende Zibeon, ende Ana, ende Dison, ende Ezer, ende Disan.
39 De kinderen Lotans nu waren, Hori, ende Homam, ende de suster Lotans was Timna.
40 De kinderen Sobals waren Alian, ende Manahath, ende Ebal, Sephi ende Onam: ende de kinderen Zibeons waren Aja, ende Ana.
41 De kinderen Ana waren Dison: ende de sonen Disons waren Hamran, ende Esban, ende Ithran, ende Cheran.
42 De kinderen Ezers waren Bilhan, ende Zaavan, [ende] Iaakan: De kinderen Disans waren Uz, ende Aran.
43 Dit nu zijn de Coningen die geregeert hebben in het lant Edoms, eerder een Coninck regeerde over de kinderen Israëls: Bela de sone Beors, ende de name sijner stadt was Dinhaba.
44 Ende Bela sterf, ende Iobab regeerde in sijne plaetse, een sone Zerahs van Bozra.
45 Ende Iobab sterf, ende Husam, uyt het lant der Themaniten, regeerde in sijne plaetse.
46 Ende Husam sterf, ende Hadad de sone Bedads regeerde in sijne plaetse, die de Midianiten in het veldt Moabs versloech, ende de name sijner stadt was Avith.
47 Ende Hadad sterf, ende Samla van Masreka regeerde in sijne plaetse.
48 Ende Samla sterf, ende Saul van Rehoboth aende riviere regeerde in sijne plaetse.
49 Ende Saul sterf, ende Baal-Hanan de sone Achbors regeerde in sijne plaetse.
50 Als Baal-Hanan sterf, so regeerde Hadad in sijne plaetse, ende de name sijner stadt was Pahi: ende de name sijner huysvrouwe was Mehetabeël, de dochter van Matred, dochter van Mezahab.
51 Doe Hadad sterf, so werden Vorsten in Edom, de Vorst Timna, de Vorst Alja, de Vorst Ietheth.
52 De Vorst Aholibama, de Vorst Ela, de Vorst Pinon.
53 De Vorst Kena, de Vorst Theman, de Vorst Mibsar.
54 De Vorst Magdiël, de Vorst Iram: Dese waren de Vorsten Edoms.

Einde 1 Kronieken 1