Statenvertaling.nl

sample header image

2 Koningen 12 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

2 Koningen 12

1 IN ’t sevende jaer van Iehu wert Ioas Coninck, ende regeerde veertich jaer te Ierusalem: ende sijner moeder naem was Zibia van Ber-Seba.
2 Ende Ioas dede dat recht was in de oogen des HEEREN, alle sijne dagen; inde welcke de Priester Iojada hem onderwees.
3 Alleenlick en werden de hoochten niet wechgenomen: het volck offerde, ende roockte noch op de hoochten.
4 Ende Ioas seyde tot de Priesteren; Al het gelt der geheylichde dingen, dat gebracht sal worden in het Huys des HEEREN, [te weten] het gelt des genen die overgaet [tot de getelde]; het gelt van een yeder der persoonen [nae] sijne schattinge, [ende] al het gelt, dat in eens yeders herte komt, om [dat] te brengen in het Huys des HEEREN;
5 Sullen de Priesters tot sich nemen een yeder van sijnen bekenden: ende sy sullen de breucken van het Huys verbeteren, nae alles, wat daer voor breucke bevonden sal worden.
6 Maer het geschiedde in het drie en twintichste jaer des Conincks Ioas; dat de Priesters de breucken van het Huys niet gebetert en hadden.
7 Doe riep de Coninck Ioas den Priester Iojada, ende de [andere] Priesteren, ende seyde tot hen; Waerom en betert ghy lieden niet de breucken van het huys? Nu dan en neemt geen gelt van uwe bekende, dat ghy het soudt geven voor de breucken van het Huys.
8 Ende de Priesters bewillichden van den volcke geen gelt te nemen, nochte de breucken van het Huys te verbeteren.
9 Maer de Priester Iojada nam eene kiste, ende boorde een gat in haer decksel, ende settede die by den altaer ter rechterhant, als yemant in quam in ’t Huys des HEEREN; ende de Priesters, die den dorpel bewaerden, staken daer in al het gelt, dat ten Huyse des HEEREN gebracht wiert.
10 Het geschiedde nu, als sy sagen, dat veel gelts inde kiste was, dat des Conincks Schrijver met den Hoogen-priester opquam, ende bonden ’t t’samen, ende telden het gelt, dat inden Huyse des HEEREN gevonden wiert.
11 Ende sy gaven het gelt wel gewogen in handen der Versorgers van dat werck, die bestelt waren over het Huys des HEEREN: ende sy besteedden ’t uyt aen de Timmer-lieden, ende aen de Bouw-lieden, die het Huys des HEEREN vermaeckten.
12 Ende aen de Metselaren, ende aen de Steenhouwers, ende om hout, ende gehouwene steenen te koopen, om de breucken van het Huys des HEEREN te verbeteren: ende voor al dat uytgegeven wert voor het Huys, om [dat] te beteren.
13 Even-wel en werden niet gemaeckt voor het Huys des HEEREN silvere schalen, gaffelen, spreng-beckens, trompetten, [noch] eenich gouden vat, ofte silveren vat, van het gelt, dat ten Huyse des HEEREN gebracht wert.
14 Maer sy gaven dat den genen, die het werck deden: ende sy beterden daermede het Huys des HEEREN.
15 Daertoe en eyschtense geene rekeninge vande mannen, dien sy dat gelt in hare handen gaven, om den genen die het werck deden te geven: want sy handelden trouwelick.
16 Het gelt van schult-offer, ende het gelt van sond-offeren wert ten Huyse des HEEREN niet gebracht: het was voor den Priesteren.
17 Doe trock Hazaël de Coninck van Syrien op, ende krijchde tegen Gath, ende namse in: daerna stelde Hazaël sijn aengesichte, om tegen Ierusalem op te trecken.
18 Maer Ioas de Coninck van Iuda nam alle de geheylichde dingen, die Iosaphat, ende Ioram, ende Ahazia sijne vaderen, de Coningen van Iuda geheylicht hadden, ende sijne geheylichde dingen, ende al het gout, dat gevonden wert inde schatten van het Huys des HEEREN, ende van het huys des Conincks, ende sonde ’t tot Hazaël den Coninck van Syrien: doe trock hy op van Ierusalem.
19 Het overige nu der geschiedenissen van Ioas, ende al dat hy gedaen heeft, is dat niet geschreven in het boeck der Chroniken der Coningen van Iuda?
20 Ende sijne knechten stonden op, ende maeckten eene verbintenisse, ende sloegen Ioas in het huys Millo, dat afgaet nae Silla:
21 Want Iozacar de sone van Simeath, ende Iozabad de sone van Somer, sijne knechten, sloegen hem, dat hy sterf; ende sy begroeven hem met sijne vaderen inde stadt Davids: ende Amazia sijn soon wert Coninck in sijne plaetse.

Einde 2 Koningen 12