Statenvertaling.nl

sample header image

2 Samuël 10 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

2 Samuël 10

1 ENde het geschiedde daerna, dat de Coninck der kinderen Ammons sterf: ende sijn sone Hanun wert Coninck in sijne plaetse.
2 Doe seyde David: Ick sal weldadicheyt doen aen Hanun, den sone van Nahas, gelijck als sijn vader weldadicheyt aen my gedaen heeft; So sondt David henen, om hem door den dienst sijner knechten te troosten over sijnen vader: ende de knechten Davids quamen in het lant der kinderen Ammons.
3 Doe seyden de Vorsten der kinderen Ammons tot haren heere Hanun; Eert David uwen vader in uwe oogen, om dat hy troosters tot u gesonden heeft? En heeft David sijne knechten niet daerom tot u gesonden, dat hy dese stadt doorsoecke, ende die verspiede, ende die omkeere?
4 Doe nam Hanun Davids knechten, ende schoer haren baert half af, ende sneedt hare kleederen half af, tot aen hare billen: ende hy lietse gaen.
5 Als sy dit David lieten weten, so sondt hy hen te gemoete; want dese mannen waren seer beschaemt: ende de Coninck seyde; Blijft te Iericho, tot dat uwe baert weder gewasssen sal zijn, komt dan weder.
6 Doe nu de kinderen Ammons sagen, dat sy sich by David stinckende gemaeckt hadden, sonden de kinderen Ammons henen, ende huerden der Syriers van Beth-Rechob, ende der Syriers van Zoba, twintich duysent voetvolcks, ende van den Coninck van Maacha duysent man, ende van de mannen van Tob twaelf duysent man.
7 Als David dit hoorde, sondt hy Ioab henen, ende het gantsche heyr met de helden.
8 Ende de kinderen Ammons togen uyt, ende stelden de slachorden voor de deure der poorte: maer de Syriers van Zoba, ende Rechob, ende de mannen van Tob, ende Maacha, die waren bysonder in’t velt.
9 Als nu Ioab sach, dat de spitze des slachordens tegen hem was, van vooren ende van achteren, so verkoos hy uyt alle uytgelesene van Israël, ende steldese in orden tegen de Syriers aen:
10 Ende het overige des volcx gaf hy onder de hant sijns broeders Abisai, die’t in orden stelde tegen de kinderen Ammons aen.
11 Ende hy seyde; So de Syriers my te sterck sullen zijn, so sult ghy my komen verlossen: ende so de kinderen Ammons u te sterck sullen zijn, so sal ick komen om u te verlossen.
12 Weest sterck, ende laet ons sterck zijn voor ons volck, ende voor de steden onses Godts: de HEERE nu, doe wat goet is in sijne oogen.
13 Doe naderde Ioab, ende het volck, dat by hem was, tot den strijt tegen de Syriers: ende sy vloden voor sijn aengesichte.
14 Als de kinderen Ammons sagen, dat de Syriers vloden, vloden sy oock voor het aengesichte van Abisai, ende quamen in de stadt: Ende Ioab keerde weder vande kinderen Ammons, ende quam te Ierusalem.
15 Doe nu de Syriers sagen, dat sy voor Israëls aengesichte geslagen waren, so vergaderden sy hen [weder] te samen.
16 Ende Hadarezer sondt henen, ende dede de Syriers uytkomen, die op gene zijde der riviere zijn, ende sy quamen te Helam: ende Sobach, Hadarezers krijchs-overste, [tooch] voor haer aengesichte henen.
17 Als dat David wert aengeseyt, versamelde hy gantsch Israël, ende tooch over de Iordane, ende quam te Helam: ende de Syriers stelden [de slachorden] tegen David aen, ende streden met hem.
18 Maer de Syriers vloden voor Israels aengesichte, ende David versloech van de Syriers seven hondert wagenen, ende veertich duysent ruyteren: Daer toe sloech hy Sobach, haren krijchs-oversten, dat hy aldaer sterf.
19 Doe nu alle de Coningen, die Hadarezers knechten waren, sagen, dat sy voor Israëls aengesichte geslagen waren, maeckten sy vrede met Israël, ende dienden hen: ende de Syriers vreesden de kinderen Ammons meer te verlossen.

Einde 2 Samuël 10