Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)
1 Van hier af tot het einde van het zevende hoofdstuk wordt het tweede gezicht beschreven, en begrijpt in zich de eerste profetie der dingen die na dezen geschieden zouden. 2 Waarin den apostel eerst wordt vertoond een koninklijke troon in den geopenden hemel. 3 En de heerlijkheid Gods, Die op den troon zat. 4 Daarna vier en twintig gekroonde ouderlingen, zittende rondom den troon, met donderslagen, bliksemen, brandende lampen, 6 En een glazen zee, en vier dieren met vele ogen en vleugelen. 9 Eindelijk wordt verhaald de lofzang dien de vier dieren en de vier en twintig ouderlingen Gode hebben toegezongen. |
| | Lof van de vier en twintig ouderlingen en de vier dieren |
1 Μετὰ ταῦτα εἶδον, καὶ ἰδού, θύρα ἠνεῳγμένη ἐν τῷ οὐρανῷ, καὶ ἡ φωνὴ ἡ πρώτη ἣν ἤκουσα ὡς σάλπιγγος λαλούσης μετ’ ἐμοῦ, λέγουσα, Ἀνάβα ὧδε, καὶ δείξω σοι ἃ δεῖ γενέσθαι μετὰ ταῦτα. | | 1 NA1 dezen zag ik, en zie, een deur was geopend in den hemel; en de eerste stem 2die ik gehoord had, als van een bazuin met mij sprekende, zeide: Kom hier op, en Ik zal u tonen hetgeen 3na dezen 4geschieden moet. |
| 1 Dat is, nadat dit eerste gezicht was voleindigd. |
| 2 Namelijk Openb. 1:10, welke de stem van Christus was, Wiens heerlijkheid aldaar is beschreven, en Wiens woorden hier overeenkomen met die woorden die Openb. 1:1 zijn verklaard. |
| Openb. 1:10 En ik was in den geest op den dag des Heeren, en ik hoorde achter mij een grote stem, als van een bazuin, Openb. 1:1 DE openbaring van JEZUS CHRISTUS, die God Hem gegeven heeft, om Zijn dienstknechten te tonen de dingen die haast geschieden moeten, en die Hij door Zijn engel gezonden en aan Zijn dienstknecht Johannes te kennen gegeven heeft; |
| 3 Dat is, van dezen tijd af tot het einde der wereld, gelijk de openbaring zelve hierna uitwijst. |
| 4 Namelijk ten aanzien van Gods voorzienigheid, zo in de wereld in het gemeen, als inzonderheid in de gemeente Gods, tot straf der bozen en tot beproeving en vertroosting der vromen, gelijk Openb. 1:1; 22:6. |
| Openb. 1:1 DE openbaring van JEZUS CHRISTUS, die God Hem gegeven heeft, om Zijn dienstknechten te tonen de dingen die haast geschieden moeten, en die Hij door Zijn engel gezonden en aan Zijn dienstknecht Johannes te kennen gegeven heeft; Openb. 22:6 En hij zeide tot mij: Deze woorden zijn getrouw en waarachtig; en de Heere, de God der heilige profeten, heeft Zijn engel gezonden, om Zijn dienstknechten te tonen hetgeen haast moet geschieden. |
| | |
2 καὶ εὐθέως ἐγενόμην ἐν πνεύματι· καὶ ἰδού, θρόνος ἔκειτο ἐν τῷ οὐρανῷ, καὶ ἐπὶ τοῦ θρόνου καθήμενος· | | 2 En terstond 5werd ik in den geest; en zie, 6er was een troon gezet in den hemel, en 7er zat Een 8op den troon. |
| 5 Dat is, in een nieuwe vertrekking of verheffing van zinnen door den Geest, gelijk Openb. 1:10. |
| Openb. 1:10 En ik was in den geest op den dag des Heeren, en ik hoorde achter mij een grote stem, als van een bazuin, |
| 6 Dit gezicht vergelijken velen met het gezicht dat Jesaja hfdst. 6:1 en Ezechiël hfdst. 1:4 gezien heeft van de majesteit Gods in den hemel. En daar zijn zonder twijfel verscheidene dingen in dit gezicht, welker gelijke ook in die andere worden gevonden. Alleen dient dit daarbij aangemerkt dat dit gezicht, gelijk ook de andere, vele dingen ontleend heeft aan den tabernakel of tempel des Ouden Testaments, welken Mozes bevolen was te maken naar het voorbeeld dat hem op den berg was getoond, gelijk te zien is Ex. 25:8, 9, 40. Hebr. 8:5; 9:24. Uit welke aanmerking vele delen en eigenschappen van dit en de volgende gezichten te beter kunnen verstaan worden, als in het vervolg breder zal blijken. |
| Ex. 25:8 En zij zullen Mij een heiligdom maken, dat Ik in het midden van hen wone. Ex. 25:9 Naar al wat Ik u tot een voorbeeld dezes tabernakels en een voorbeeld van al deszelfs gereedschap wijzen zal, even alzo zult gijlieden die maken. Ex. 25:40 Zie dan toe dat gij het maakt naar hun voorbeeld, hetwelk u op den berg getoond is. Hebr. 8:5 Welke het voorbeeld en de schaduw der hemelse dingen dienen, gelijk Mozes door Goddelijke aanspraak vermaand was, als hij den tabernakel volmaken zou. Want zie, zegt Hij, dat gij het alles maakt naar de afbeelding die u op den berg getoond is. Hebr. 9:24 Want Christus is niet ingegaan in het heiligdom dat met handen gemaakt is, hetwelk is een tegenbeeld van het ware, maar in den hemel zelven, om nu te verschijnen voor het aangezicht Gods voor ons; |
| 7 Namelijk God de Vader, Die deze openbaring aan Christus Jezus heeft gegeven, gelijk uitgedrukt is Openb. 1:1, hetwelk ook blijkt uit de vergelijking met het zesde en zevende vers van het volgende hoofdstuk, waar Christus het verzegelde boek neemt uit de hand Desgenen Die op den troon zat. |
| Openb. 1:1 DE openbaring van JEZUS CHRISTUS, die God Hem gegeven heeft, om Zijn dienstknechten te tonen de dingen die haast geschieden moeten, en die Hij door Zijn engel gezonden en aan Zijn dienstknecht Johannes te kennen gegeven heeft; |
| 8 Namelijk als een Rechter van allen, en in het bijzonder als een Koning en Beschermer Zijner gemeente. Doch hier staat aan te merken dat deze troon, waaruit deze donderslagen voortkomen, wordt gezegd te zijn in den tempel des hemels, Openb. 16:17, 18, dat ook het altaar voor dezen troon Gods staat, Openb. 8:3; 9:13, waarin de Ark der getuigenis wordt gezien, Openb. 11:19, en waaruit de engelen van Gods aanschijn als cherubijnen uitgezonden worden, Openb. 14:15, 17, 18, welke alle, en andere dergelijke, op het voorbeeld des tempels en tabernakels hun oogmerk hebben, hoewel zulks hier in den hemel is gezien. |
| Openb. 16:17 En de zevende engel goot zijn fiool uit in de lucht; en er kwam een grote stem uit den tempel des hemels, van den troon, zeggende: Het is geschied. Openb. 16:18 En er geschiedden stemmen en donderslagen en bliksemen; en er geschiedde een grote aardbeving, hoedanige niet is geschied van dat de mensen op de aarde geweest zijn, namelijk een zodanige aardbeving en zo groot. Openb. 8:3 En er kwam een andere Engel, en stond aan het altaar, hebbende een gouden wierookvat; en Hem werd veel reukwerk gegeven, opdat Hij het met
de gebeden aller heiligen zou leggen op het gouden altaar dat voor den troon is. Openb. 9:13 En de zesde engel heeft gebazuind, en ik hoorde een stem uit de vier hoornen van het gouden altaar dat voor God was, Openb. 11:19 En de tempel Gods in den hemel is geopend geworden, en de Ark Zijns verbonds is gezien in Zijn tempel; en er werden bliksemen en stemmen en donderslagen en aardbeving en grote hagel. Openb. 14:15 En een andere engel kwam uit den tempel, roepende met een grote stem tot Dengene Die op de wolk zat: Zend Uw sikkel en maai; want de ure om te maaien is voor U gekomen, dewijl de oogst der aarde is rijp geworden. Openb. 14:17 En een andere engel kwam uit den tempel die in den hemel is, hebbende ook zelf een scherpe sikkel. Openb. 14:18 En een andere engel kwam uit van het altaar, die macht had over het vuur; en hij riep met een groot geroep tot dengene die de scherpe sikkel had, zeggende: Zend uw scherpe sikkel en snijd af de druiventakken van den wijngaard der aarde, want zijn druiven zijn rijp. |
| | |
3 καὶ ὁ καθήμενος ἦν ὅμοιος ὁράσει λίθῳ ἰάσπιδι καὶ σαρδίνῳ· καὶ ἶρις κυκλόθεν τοῦ θρόνου *ὁμοία ὁράσει σμαραγδίνῳ. * ὁμοία B, Elz, Sc, M-pt | ὅμοιος St, M-pt | | 3 En Die daarop zat, was 9in het aanzien den steen jaspis en sardis gelijk; en 10een regenboog was rondom den troon, in het aanzien den steen smaragd gelijk. |
| 9 Door deze drie kostelijke stenen, waarvan de eerste van verscheidene kleuren is, de tweede van blinkende lijfverve, en de derde is van levendig groen, wordt hier bekwamelijk afgebeeld de velerlei heerlijkheid en nochtans onveranderlijkheid van Gods Wezen, Dat alles ook met Zijn heerlijkheid bestraalt en door Zijn sterkte ondersteunt. Doch hier staat te bemerken dat hier geen gelijkenis of gestalte van Gods aangezicht wordt aangetekend, opdat de mensen hieruit geen oorzaak zouden nemen om Hem af te beelden; gelijk Mozes van de verschijning Gods op den berg Horeb in het vuur betuigt, Deut. 4:15, waarom ook in de verschijning Jesaja 6. Ezechiël 1; 10. Daniël 7, geen bijzondere gestaltenis des aanschijns wordt uitgedrukt. De Israëlieten hebben ook in het Oude Testament, onder den dekmantel van zulke verschijningen aan de profeten gedaan, nooit God door enig beeld durven afbeelden, gelijk de apostelen en de eerste evangelische kerk ook zulks nooit hebben bestaan, alzo het strijdt tegen de uitgedrukte bevelen Gods, Deut. 4:15, 23. Jes. 40:18. Hand. 17:29. Rom. 1:23. |
| Deut. 4:15 Wacht u dan wel voor uw zielen (want gij hebt geen gelijkenis gezien ten dage als de HEERE op Horeb uit het midden des vuurs tot u sprak), Jesaja 6 IN het jaar toen de koning Uzzia stierf, zo zag ik den Heere zittende op een hogen en verheven troon, en Zijn zomen vervullende den tempel. Ezechiël 1 IN het dertigste jaar, in de vierde maand, op den vijfde derzelver maand, als ik in het midden der weggevoerden was bij de rivier Chebar, zo geschiedde het dat de hemelen werden geopend en ik gezichten Gods zag. Ezechiël 10 DAARNA zag ik, en zie, boven het uitspansel hetwelk was over het hoofd der cherubs, was als een saffiersteen, als de gedaante van de gelijkenis eens troons; en
Hij verscheen op dezelve. Daniël 7 IN het eerste jaar van Bélsazar, den koning van Babel, zag Daniël een droom en gezichten zijns hoofds op zijn leger; toen schreef hij dien droom en
hij zeide de hoofdsom der zaken. Deut. 4:15 Wacht u dan wel voor uw zielen (want gij hebt geen gelijkenis gezien ten dage als de HEERE op Horeb uit het midden des vuurs tot u sprak), Deut. 4:23 Wacht u, dat gij het verbond des HEEREN uws Gods, hetwelk Hij met u gemaakt heeft, niet vergeet, dat gij u een gesneden beeld zoudt maken, de gelijkenis van iets dat de HEERE uw God u verboden heeft. Jes. 40:18 Bij wien dan zult gij God vergelijken? Of wat gelijkenis zult gij op Hem toepassen? Hand. 17:29 Wij dan zijnde Gods geslacht, moeten niet menen dat de Godheid goud of zilver of steen gelijk is, welke door menselijke kunst en bedenking gesneden zijn. Rom. 1:23 En hebben de heerlijkheid des onverderfelijken Gods veranderd in de gelijkenis eens beelds van een verderfelijk mens en van gevogelte en van viervoetige en kruipende gedierten. |
| 10 Hierdoor wordt bekwamelijk afgebeeld het verbond der genade Gods over Zijn gemeente, dat namelijk, wat stormen en watervloeden van vervolging of andere zwarigheden hier in deze onstuimige wereld hun overkomen, Hij hen nochtans niet zal laten vergaan, gelijk van de wateren van den zondvloed gesproken wordt, Gen. 9:12, enz. |
| Gen. 9:12 En God zeide: Dit is het teken des verbonds, dat Ik geef tussen Mij en tussen ulieden en tussen alle levende ziel die met u is, tot eeuwige geslachten. |
| | |
4 καὶ κυκλόθεν τοῦ θρόνου θρόνοι εἴκοσι καὶ τέσσαρες· καὶ ἐπὶ τοὺς θρόνους εἶδον τοὺς εἴκοσι καὶ τέσσαρας πρεσβυτέρους καθημένους, περιβεβλημένους ἐν ἱματίοις λευκοῖς, καὶ ἔσχον ἐπὶ τὰς κεφαλὰς αὐτῶν στεφάνους χρυσοῦς. | | 4 En rondom den troon waren vier en twintig tronen; 11en op de tronen zag ik de vier en twintig ouderlingen zittende, bekleed 12met witte klederen, en zij hadden 13gouden kronen op hun hoofden. |
| 11 Deze vier en twintig ouderlingen nemen sommigen voor de twaalf patriarchen en de twaalf apostelen, als voorgangers van de gehele kerk des Ouden en Nieuwen Testaments. Doch alzo Johannes, een van de apostelen, toen nog leefde, en dit gezicht in den hemel is geschied, zo verstaan anderen hierdoor al de voorgangers des Ouden Testaments; een gelijkenis genomen van de priesters en Levieten, die den tabernakel dienden en in vier en twintig orden waren onderscheiden, en derhalve vier en twintig oversten hadden, die voorgangers waren van de gehele Israëlitische kerk, gelijk te zien is 1 Kronieken 24. |
| 1 Kronieken 24 AANGAANDE nu de kinderen van Aäron, dit waren hun verdelingen. De zonen van Aäron waren Nadab en Abíhu, Eleázar en Ithamar. |
| 12 Deze betekenen hun heilig en priesterlijk gewaad en hun overwinning. |
| 13 Daarmede wordt betekend hun koninklijke waardigheid die zij in Christus en van Christus als overwinnaars des satans en der wereld hebben verkregen, Openb. 1:6. |
| Openb. 1:6 En Die ons gemaakt heeft tot koningen en priesters Gode en Zijn Vader; Hem, zeg ik, zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen. |
| | |
5 καὶ ἐκ τοῦ θρόνου ἐκπορεύονται ἀστραπαὶ καὶ βρονταὶ καὶ φωναί. καὶ ἑπτὰ λαμπάδες πυρὸς καιόμεναι ἐνώπιον τοῦ θρόνου, αἵ εἰσι τὰ ἑπτὰ πνεύματα τοῦ Θεοῦ· | | 5 En van den troon gingen uit 14bliksemen en donderslagen en stemmen; en 15zeven vurige lampen waren brandende voor den troon; welke zijn 16de zeven Geesten Gods. |
| 14 Hierdoor wordt de krachtige werking van God en van Zijn Woord afgebeeld, die uit den tempel des hemels worden gezegd te gaan, Openb. 16:17. |
| Openb. 16:17 En de zevende engel goot zijn fiool uit in de lucht; en er kwam een grote stem uit den tempel des hemels, van den troon, zeggende: Het is geschied. |
| 15 Namelijk gelijk aan den kandelaar in den tabernakel zeven lampen waren, die altijd van olie en licht moesten voorzien zijn, waarvan zie de betekenis hiervoor, Openb. 1:4. |
| Openb. 1:4 Johannes aan de zeven gemeenten die in Azië zijn: Genade zij u en vrede van Hem Die is, en Die was, en Die komen zal; en van de zeven Geesten Die voor Zijn troon zijn; |
| 16 Dat is, de Heilige Geest met Zijn verscheidene gaven in Christus’ gemeente. Zie Openb. 1:4. |
| Openb. 1:4 Johannes aan de zeven gemeenten die in Azië zijn: Genade zij u en vrede van Hem Die is, en Die was, en Die komen zal; en van de zeven Geesten Die voor Zijn troon zijn; |
| | |
6 καὶ ἐνώπιον τοῦ θρόνου θάλασσα ὑαλίνη, ὁμοία κρυστάλλῳ. καὶ ἐν μέσῳ τοῦ θρόνου καὶ κύκλῳ τοῦ θρόνου τέσσαρα ζῶα γέμοντα ὀφθαλμῶν ἔμπροσθεν καὶ ὄπισθεν. | | 6 En voor den troon was a17een glazen zee, kristal gelijk. En in het midden des troons en rondom den troon 18vier dieren, zijnde vol ogen van voren en van achteren. |
| a Openb. 15:2. |
| Openb. 15:2 En ik zag als een glazen zee met vuur gemengd, en die de overwinning hadden van het beest en van zijn beeld, en van zijn merkteken en van het getal zijns naams, welke stonden aan de glazen zee, hebbende de citers Gods. |
| 17 Deze gelijkenis is ook genomen van de gestalte des tempels, waarin een groot koperen vat met water was, genaamd de koperen of gegoten zee, 1 Kon. 7:23. Hetwelk hier van kristal wordt gezegd te zijn, omdat het voor Gods troon geheel zichtbaar en doorluchtig was; en betekent de menigte der volken op de wereld, die als een zee dikwijls herwaarts en derwaarts worden bewogen, maar onder Gods ogen en macht altijd staan, en lichtelijk kunnen verbroken of gestild worden. Alzo wordt het woord wateren, waar de zee uit bestaat, van den engel hierna verklaard, Openb. 17:15. |
| 1 Kon. 7:23 Verder maakte hij de gegoten zee; van tien ellen was zij van haar enen rand tot haar anderen rand, rondom rond, en van vijf ellen in haar hoogte, en een meetsnoer van dertig ellen omving ze rondom. Openb. 17:15 En hij zeide tot mij: De wateren die gij gezien hebt, waar de hoer zit, zijn volken en scharen en natiën en tongen. |
| 18 Enigen verstaan hierdoor de vier dieren van dewelke Ezechiël hoofdstuk 1; 10, in dergelijk gezicht spreekt, waarmede aldaar de engelen Gods worden betekend. Doch uit Openb. 5:9 blijkt klaarlijk dat hierdoor mensen verstaan worden, die door het bloed van Christus zijn gekocht, uit alle volken, talen en natiën, gelijk ook de vier en twintig ouderlingen tevoren gemeld, welke beiden van al de engelen worden onderscheiden, Openb. 7:11. Daarom duiden anderen dit op de vier evangelisten, die vol ogen waren, om hun grote kennis in de zaken van Christus; en zes vleugelen hadden, omdat zij van het leven, sterven en de heerlijkheid van Christus aan alle zijden vlijtig onderzoek hebben gedaan, en zulks tot ons overgebracht hebben, opdat wij het eeuwige leven door Christus verkrijgen mochten. Waarvan Mattheüs wordt gezegd een aangezicht te hebben als een mens, omdat hij van de menswording van Christus begint, Markus als een leeuw, omdat hij van de roeping van Johannes den Doper in de woestijn begint, Lukas als een kalf of os, omdat hij van Zacharias, die in den tempel offerde, begint, en Johannes als een arend, omdat hij van de hoge geboorte des Zoons Gods uit den Persoon des Vaders begint. Dit gevoelen is zeer oud in de christelijke kerk. Doch alzo Johannes alsdan nog leefde op de aarde, en zij ook Openb. 5:8 zingen dat zij uit alle talen en natiën met Christus’ bloed zijn gekocht, terwijl de vier evangelisten allen uit de Joden waren, zo nemen het anderen wel zo bekwamelijk voor de herders en voorgangers des Nieuwen Testaments in het gemeen, dewelke vier genaamd worden, omdat zij het Evangelie naar de vier hoeken der wereld hebben verbreid, en omdat derzelver vier orden door Paulus worden uitgedrukt, Ef. 4:11, namelijk apostelen, profeten, evangelisten en herders of leraars, die in hun ambt in de zaak van Christus moedig moeten zijn als een leeuw, lijdzaam en aandringende als een os of kalf, voorzichtig als een mens, en alles onderzoekende als een arend; waarom ook hun vele ogen en vleugelen worden toegeschreven. |
| Ezechiël 10 DAARNA zag ik, en zie, boven het uitspansel hetwelk was over het hoofd der cherubs, was als een saffiersteen, als de gedaante van de gelijkenis eens troons; en
Hij verscheen op dezelve. Openb. 5:9 En zij zongen een nieuw lied, zeggende: Gij zijt waardig het boek te nemen en zijn zegelen te openen; want Gij zijt geslacht, en hebt ons Gode gekocht met Uw bloed, uit alle geslacht en taal en volk en natie; Openb. 7:11 En al de engelen stonden rondom den troon en rondom de ouderlingen en de vier dieren; en vielen voor den troon neder
op hun aangezicht, en aanbaden God, Openb. 5:8 En als Het het boek genomen had, vielen de vier dieren en de vier en twintig ouderlingen voor het Lam neder, hebbende elk citers en gouden fiolen, zijnde vol reukwerk, welke zijn de gebeden der heiligen. Ef. 4:11 En Dezelve heeft gegeven sommigen tot apostelen, en sommigen tot profeten, en sommigen tot evangelisten, en sommigen tot herders en leraars; |
| | |
7 καὶ τὸ ζῶον τὸ πρῶτον ὅμοιον λέοντι, καὶ τὸ δεύτερον ζῶον ὅμοιον μόσχῳ, καὶ τὸ τρίτον ζῶον ἔχον τὸ πρόσωπον ὡς ἄνθρωπος, καὶ τὸ τέταρτον ζῶον ὅμοιον ἀετῷ πετωμένῳ. | | 7 En het eerste dier was een leeuw gelijk, en het tweede dier een kalf gelijk, en het derde dier had het aangezicht als een mens, en het vierde dier was een vliegenden arend gelijk. |
8 καὶ τέσσαρα ζῶα, ἓν καθ’ ἑαυτὸ εἶχον ἀνὰ πτέρυγας ἓξ κυκλόθεν, καὶ ἔσωθεν γέμοντα ὀφθαλμῶν, καὶ ἀνάπαυσιν οὐκ ἔχουσιν ἡμέρας καὶ νυκτός, λέγοντα, Ἅγιος, ἅγιος, ἅγιος Κύριος ὁ Θεὸς ὁ παντοκράτωρ, ὁ ἦν καὶ ὁ ὢν καὶ ὁ ἐρχόμενος. | | 8 En de vier dieren hadden elkeen voor zichzelf zes vleugelen rondom, en waren vanbinnen vol ogen; en 19hebben geen rust 20dag en nacht, zeggende: bHeilig, heilig, heilig is de Heere God, de Almachtige, cDie was, en Die is, en Die komen zal. |
| 19 Namelijk van God te danken en te prijzen voor Zijn troon. |
| 20 Dat is, altijd en eeuwiglijk; alzo in het hemelse Jeruzalem geen nacht is, maar een eeuwige dag, verlicht van God en het Lam, Openb. 21:23, 25. |
| Openb. 21:23 En de stad behoeft de zon en de maan niet, dat zij in dezelve zouden schijnen; want de heerlijkheid Gods heeft haar verlicht, en het Lam is haar Kaars. Openb. 21:25 En haar poorten zullen niet gesloten worden des daags; want aldaar zal geen nacht zijn. |
| b Jes. 6:3. |
| Jes. 6:3 En de een riep tot den ander en zeide: Heilig, heilig, heilig is de HEERE der heirscharen; de ganse aarde is van Zijn heerlijkheid vol. |
| c Openb. 1:4, 8; 11:17; 16:5. |
| Openb. 1:4 Johannes aan de zeven gemeenten die in Azië zijn: Genade zij u en vrede van Hem Die is, en Die was, en Die komen zal; en van de zeven Geesten Die voor Zijn troon zijn; Openb. 1:8 Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde, zegt de Heere, Die is, en Die was, en Die komen zal, de Almachtige. Openb. 11:17 Zeggende: Wij danken U, Heere God almachtig, Die is, en Die was, en Die komen zal, dat Gij Uw grote kracht hebt aangenomen en als Koning hebt geheerst; Openb. 16:5 En ik hoorde den engel der wateren zeggen: Gij zijt rechtvaardig, Heere, Die is, en Die was, en Die zijn zal, dat Gij dit geoordeeld hebt; |
| | |
9 καὶ ὅταν δώσουσι τὰ ζῶα δόξαν καὶ τιμὴν καὶ εὐχαριστίαν τῷ καθημένῳ ἐπὶ τοῦ θρόνου, τῷ ζῶντι εἰς τοὺς αἰῶνας τῶν αἰώνων, | | 9 En wanneer de dieren 21heerlijkheid en eer en dankzegging gaven Hem Die op den troon zat, Die 22in alle eeuwigheid leeft, |
| 21 Dat is, Zijn heerlijkheid en eer met een dankbaar gemoed erkenden; gelijk Joz. 7:19. |
| Joz. 7:19 Toen zeide Jozua tot Achan: Mijn zoon, geef toch den HEERE, den God Israëls, de eer en doe voor Hem belijdenis; en geef mij toch te kennen wat gij gedaan hebt, verberg het voor mij niet. |
| 22 Gr. in de eeuwigheden der eeuwigheden, gelijk ook in het volgende vers. |
| | |
10 πεσοῦνται οἱ εἴκοσι καὶ τέσσαρες πρεσβύτεροι ἐνώπιον τοῦ καθημένου ἐπὶ τοῦ θρόνου, καὶ *προσκυνήσουσι τῷ ζῶντι εἰς τοὺς αἰῶνας τῶν αἰώνων, καὶ **βαλοῦσι τοὺς στεφάνους αὐτῶν ἐνώπιον τοῦ θρόνου, λέγοντες, * προσκυνήσουσι B, Elz, M | προσκυνοῦσι St, Sc ** βαλοῦσι B, Elz, M | βάλλουσι St, Sc | | 10 Zo vielen de vier en twintig ouderlingen voor Hem Die op den troon zat, en aanbaden Hem Die leeft in alle eeuwigheid, en 23wierpen hun kronen voor den troon, zeggende: |
| 23 Niet om zichzelven daarvan te ontbloten, maar om te bewijzen dat hun overwinning niet van hen maar van Hem kwam Die op den troon zat, hetwelk zij met dit nedervallen en werpen hunner kronen betuigen. |
| | |
11 Ἄξιος εἶ, Κύριε, λαβεῖν τὴν δόξαν καὶ τὴν τιμὴν καὶ τὴν δύναμιν· ὅτι σὺ ἔκτισας τὰ πάντα, καὶ διὰ τὸ θέλημά σου εἰσὶ καὶ ἐκτίσθησαν. | | 11 dGij, Heere, zijt 24waardig te ontvangen de heerlijkheid en de eer en de kracht; want Gij hebt alle dingen geschapen, en 25door Uw wil zijn zij, en zijn zij geschapen. |
| d Openb. 5:12. |
| Openb. 5:12 Zeggende met een grote stem: Het Lam Dat geslacht is, is waardig te ontvangen de kracht, en rijkdom, en wijsheid, en sterkte, en eer, en heerlijkheid, en dankzegging. |
| 24 Dat is, dat al de wereld Uw heerlijkheid bekenne, U als God ere, en Uw kracht als een almogende kracht vreze. |
| 25 Dat is, bestaan zij nog, gelijk zij geschapen zijn, Rom. 11:36. |
| Rom. 11:36 Want uit Hem, en door Hem, en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen. |