Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

Openbaring 21 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Openbaring 21

1 Johannes ziet een nieuwen hemel en een nieuwe aarde. 2 Met het nieuwe Jeruzalem, versierd als Christus’ bruid. 3 Hij hoort een stem uit den hemel, waardoor God belooft dat Hij hun God zal zijn, alle tranen van hun ogen afwissen, en hun de erfenis van alles zal geven. 8 Maar dreigt dat de vreesachtigen en andere onboetvaardige zondaren hun deel zullen hebben in den poel des vuurs. 9 Een van de engelen der zeven fiolen voert Johannes op een hogen berg, en toont hem klaarder de gehele gestalte van het nieuwe Jeruzalem. 11 Haar heerlijkheid, 12 Haar muur met twaalf poorten, naar de namen der kinderen Israëls. 14 Haar twaalf fundamenten, naar de namen der twaalf apostelen. 16 Haar lengte en breedte. 18 Haar stof van goud. 19 Haar twaalf fundamenten, uit twaalf kostelijke stenen. 21 Haar poorten uit twaalf parelen. 22 Haar Tempel, God Zelven, en het Lam. 23 Gods heerlijkheid in plaats van zon en maan. 24 Haar inwoners, alle zalige volken, zelfs ook de zalige koningen. 25 Haar poorten altijd open. 27 Maar niemand die onreinheid doet, komt daarin.
  
De nieuwe hemel en de nieuwe aarde
1 Καὶ εἶδον οὐρανὸν καινὸν καὶ γῆν καινήν· ὁ γὰρ πρῶτος οὐρανὸς καὶ ἡ πρώτη γῆ παρῆλθε, καὶ ἡ θάλασσα οὐκ ἔστιν ἔτι. 1 ENa 1ik zag 2een nieuwen hemel en een nieuwe aarde; want de eerste hemel en de eerste aarde was 3voorbijgegaan, en 4de zee was niet meer.
a Jes. 65:17; 66:22. 2 Petr. 3:13. verwijsteksten
1 Namelijk daarna, als het uiterste oordeel was gehouden; waarvan in het einde van het voorgaande hoofdstuk is gesproken.
2 Dat is, een vernieuwden hemel en aarde, gelijk breder is aangetekend 2 Petr. 3:10. Sommige uitleggers verstaan dit ook van de nieuwe gestalte der kerk van Christus in deze wereld, na de bekering der Joden, van welke in het voorgaande hoofdstuk breder is gesproken. Doch dit gevoelen is aldaar wederlegd; en dat hier van de triomferende kerk van Jezus Christus in den hemel wordt gesproken, en van den stand derzelve na het uiterste oordeel, zal uit de gehele verklaring genoeg blijken, inzonderheid uit vers 4, en uit vers 22 en volgende, die op den stand der kerk van Christus in deze wereld niet kunnen gepast worden; gelijk ook meest al de rechtzinnige uitleggers het alzo verklaren. verwijsteksten
3 Namelijk ten aanzien van hun tegenwoordigen stand, en voor zoveel zij den mensen dienen, die hier een natuurlijk leven leiden, en ten aanzien van de ijdelheid, die zij om de zonden der mensen zijn onderworpen. Zie Rom. 8:19, enz. verwijsteksten
4 Enigen menen hieruit dat de zee door het vuur zal verteerd en uitgedroogd worden, alzo van dezelve geen gebruik meer zal zijn. Maar dat de hemel en de aarde vernieuwd en verheerlijkt zijnde, een gemeenschappelijke woonplaats der heilige engelen en zalige mensen altijd zullen blijven, gelijk ook nu de engelen somwijlen op de aarde verschijnen, hoewel de hemel hun eigen woonplaats is. Doch dit gevoelen is onzeker.
   
2 καὶ ἐγὼ Ἰωάννης εἶδον τὴν πόλιν τὴν ἁγίαν, Ἱερουσαλὴμ καινήν, καταβαίνουσαν ἀπὸ τοῦ Θεοῦ ἐκ τοῦ οὐρανοῦ, ἡτοιμασμένην ὡς νύμφην κεκοσμημένην τῷ ἀνδρὶ αὐτῆς. 2 En ik, Johannes, zag bde heilige stad, 5het nieuwe Jeruzalem, 6nederdalende van God uit den hemel, 7toebereid als een bruid die voor haar man versierd is.
b vers 10. Openb. 3:12. verwijsteksten
5 Hoewel de gemeente van Christus in het gemeen ook somwijlen aldus genaamd wordt, gelijk te zien is Gal. 4:26. Hebr. 12:22, omdat Jeruzalem daarvan een beeld en voorbeeld was, nochtans zo wordt hier de triomferende kerk van Christus, en de plaats van haar woning alzo genaamd; omdat alsdan in haar zal volmaakt worden hetgeen in deze wereld aan haar was begonnen. Zie Ps. 132:14. verwijsteksten
6 Niet dat de woonplaats der zalige gelovigen hiernamaals buiten den hemel zal zijn, want het tegendeel wordt betuigd Joh. 14:2, 3. Filipp. 3:20. 1 Thess. 4:17. Maar dit wordt gezegd ten aanzien van het voorbeeld, of van het gezicht dat Johannes daarvan heeft gezien, en ten aanzien van de kracht door welke dit alles is teweeggebracht. Zie Hebr. 11:10. Openb. 3:12. verwijsteksten
7 Namelijk gelijk in Openb. 19:7 gezegd is, dat zij als een bruid zich toebereidde, namelijk tegen Christus’ komst, alzo wordt hier gezegd dat zij alrede bereid was; dat is, ten volle versierd en verheerlijkt, om met Christus, haar Bruidegom, eeuwiglijk verenigd te blijven. Zie Ef. 5:27. verwijsteksten
   
3 καὶ ἤκουσα φωνῆς μεγάλης ἐκ τοῦ οὐρανοῦ, λεγούσης, Ἰδού, ἡ σκηνὴ τοῦ Θεοῦ μετὰ τῶν ἀνθρώπων, καὶ σκηνώσει μετ’ αὐτῶν, καὶ αὐτοὶ λαοὶ αὐτοῦ ἔσονται, καὶ αὐτὸς ὁ Θεὸς ἔσται μετ’ αὐτῶν, Θεὸς αὐτῶν· 3 En ik hoorde een grote stem uit den hemel, zeggende: cZie, 8de tabernakel Gods is bij de mensen, en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen Zijn volk zijn, en God Zelf zal bij hen en 9hun God zijn.
c Ez. 43:7. verwijsteksten
8 Dat is, de woning Gods, namelijk niet alleen met Zijn genade en Geest, gelijk hier op aarde in Zijn gemeente ook geschiedt, Joh. 14:23. 2 Kor. 6:16, maar ook met Zijn volkomen heerlijkheid en vreugde, als Hij zal zijn alles in alles, 1 Kor. 15:28. Een figuurlijke wijze van spreken, genomen uit het voorbeeld des tabernakels in het Oude Testament. Zie Lev. 26:11. verwijsteksten
9 Namelijk Die hen van alle kwaad zal vrijmaken, en met alle goed, naar lichaam en ziel, zal doen overvloeien. Zie 1 Kor. 2:9; 13:12; 15:43. 2 Kor. 3:18. Filipp. 3:21. verwijsteksten
   
4 καὶ ἐξαλείψει ὁ Θεὸς πᾶν δάκρυον ἀπὸ τῶν ὀφθαλμῶν αὐτῶν, καὶ ὁ θάνατος οὐκ ἔσται ἔτι· οὔτε πένθος, οὔτε κραυγή, οὔτε πόνος οὐκ ἔσται ἔτι· ὅτι τὰ πρῶτα ἀπῆλθον. 4 dEn God zal 10alle tranen van hun ogen afwissen; en 11de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch gekrijt, noch 12moeite zal meer zijn; want 13de eerste dingen zijn weggegaan.
d Jes. 25:8. Openb. 7:17. verwijsteksten
10 Zie Jes. 25:8. Openb. 7:17. verwijsteksten
11 Namelijk onder degenen die in dit hemelse Jeruzalem wonen. Anderszins blijft de dood altijd in den poel des vuurs, waarin hij Openb. 20:14 geworpen is. verwijsteksten
12 Of: arbeid.
13 Namelijk van kruis en lijden der gelovigen, en van alle andere ellendigheden en moeiten dezes tegenwoordigen levens.
   
5 καὶ εἶπεν ὁ καθήμενος ἐπὶ τοῦ θρόνου, Ἰδού, καινὰ πάντα ποιῶ. καὶ λέγει μοι, Γράψον· ὅτι οὗτοι οἱ λόγοι ἀληθινοὶ καὶ πιστοί εἰσι. 5 eEn Die op den troon zat, zeide: Zie, fIk maak alle dingen nieuw. En Hij zeide tot mij: Schrijf, want deze woorden gzijn waarachtig en getrouw.
e Openb. 4:2; 20:11. verwijsteksten
f Jes. 43:19. 2 Kor. 5:17. verwijsteksten
g Openb. 19:9. verwijsteksten
   
6 καὶ εἶπέ μοι, Γέγονε. ἐγώ εἰμι τὸ Α καὶ τὸ Ω, ἡ ἀρχὴ καὶ τὸ τέλος. ἐγὼ τῷ διψῶντι δώσω ἐκ τῆς πηγῆς τοῦ ὕδατος τῆς ζωῆς δωρεάν. 6 En Hij sprak tot mij: hHet is 14geschied. i15Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde. 16kIk zal den dorstige geven uit de fontein van het water des levens 17voor niet.
h Openb. 16:17. verwijsteksten
14 Of: geweest, gedaan, dat is, alles volbracht wat voorzegd was door de profeten in het Oude, en door de apostelen in het Nieuwe Testament. Zie Openb. 16:17. verwijsteksten
i Jes. 41:4; 44:6. Openb. 1:8; 22:13. verwijsteksten
15 Zie Openb. 1:8. verwijsteksten
16 Deze plaats heeft Johannes genomen uit de woorden van Christus in zijn Evangelie Joh. 7:37, waarvan zie aldaar. verwijsteksten
k Jes. 55:1. verwijsteksten
17 Dat is, uit genade, zonder enige verdiensten hunnerzijds, Ef. 2:8. verwijsteksten
   
7 ὁ νικῶν κληρονομήσει πάντα, καὶ ἔσομαι αὐτῷ Θεός, καὶ αὐτὸς ἔσται μοι ὁ υἱός. 7 Die overwint, zal 18alles beërven; len Ik zal hem een God zijn en hij zal Mij een zoon zijn.
18 Dat is, de volheid van alle geestelijke en eeuwige goederen, naar ziel en naar lichaam. Zie Rom. 8:17, 29. 1 Joh. 3:2. verwijsteksten
l Zach. 8:8. Hebr. 8:10. verwijsteksten
   
8 δειλοῖς δὲ καὶ ἀπίστοις καὶ ἐβδελυγμένοις καὶ φονεῦσι καὶ πόρνοις καὶ φαρμακεῦσι καὶ εἰδωλολάτραις, καὶ πᾶσι τοῖς ψευδέσι, τὸ μέρος αὐτῶν ἐν τῇ λίμνῃ τῇ καιομένῃ πυρὶ καὶ θείῳ, ὅ ἐστι δεύτερος θάνατος. 8 Maar m19den vreesachtigen, en ongelovigen, en gruwelijken, en doodslagers, en hoereerders, en 20tovenaars, en afgodendienaars, en al den leugenaars, is hun deel in den poel ndie daar brandt van vuur en sulfer; hetwelk is 21de tweede dood.
m Openb. 22:15. verwijsteksten
19 Dezen worden hier gesteld tegen degenen van welke in het voorgaande vers is gezegd dat zij overwinnen, namelijk kloekmoediglijk en standvastelijk alle zwarigheden die hun om de belijdenis des Evangelies overkomen. Zie Rom. 8:37. Deze vreesachtigen dan zijn die in den tijd der vervolging en verdrukking uit vrees afwijken, Matth. 13:21. verwijsteksten
20 Of: venijngevers.
n Openb. 20:14, 15. verwijsteksten
21 Zie Openb. 20:14. verwijsteksten
  
Het nieuwe Jeruzalem
9 Καὶ ἦλθε πρός με εἷς τῶν ἑπτὰ ἀγγέλων τῶν ἐχόντων τὰς ἑπτὰ φιάλας τὰς γεμούσας τῶν ἑπτὰ πληγῶν τῶν ἐσχάτων, καὶ ἐλάλησε μετ’ ἐμοῦ, λέγων, Δεῦρο, δείξω σοι τὴν νύμφην τοῦ ἀρνίου τὴν γυναῖκα. 9 En tot mij kwam 22een van de zeven engelen, odie de zeven fiolen hadden, welke waren vol geweest van de zeven laatste plagen, en sprak met mij, zeggende: Kom herwaarts, 23ik zal u tonen de bruid, de vrouw des Lams.
22 Namelijk die Johannes Openb. 17:3 in de woestijn had gevoerd, en het oordeel der grote hoer had getoond; welke hem nu de bruid van Christus en het hemelse Jeruzalem toont, als een einde van alle gezichten. verwijsteksten
o Openb. 15:6, 7. verwijsteksten
23 Dat is, de verheerlijkte gemeente van Christus met haar woonplaats. Zie Openb. 19:7. Waaruit blijkt dat in dit gezicht niet alleen de heerlijkheid der plaats wordt getoond waar de uitverkorenen altijd met Christus zich zullen verblijden, maar ook voornamelijk de heerlijkheid der gemeente van Christus zelve, met haar eigenschappen, gelijk zij hiernamaals in den hemel zal zijn. verwijsteksten
   
10 καὶ ἀπήνεγκέ με ἐν πνεύματι ἐπ’ ὄρος μέγα καὶ ὑψηλόν, καὶ ἔδειξέ μοι τὴν πόλιν τὴν μεγάλην, τὴν ἁγίαν Ἱερουσαλήμ, καταβαίνουσαν ἐκ τοῦ οὐρανοῦ ἀπὸ τοῦ Θεοῦ, 10 En hij voerde mij weg p24in den geest op een groten en 25hogen berg, en hij toonde mij qde grote stad, het heilige Jeruzalem, 26nederdalende uit den hemel, van God.
p Openb. 1:10. verwijsteksten
24 Dat is, in een vertrekking van zinnen, of in een gezicht. Zie Openb. 1:10. verwijsteksten
25 Namelijk om vandaar dit hemelse Jeruzalem met al zijn gelegenheid te beter te kunnen zien; gelijk van het opperste van den berg Sion de stad Jeruzalem, die een voorbeeld hiervan was, allerbekwamelijkst kon gezien worden, Ps. 24:3. Jes. 2:2, enz. verwijsteksten
q vers 2. Hebr. 12:22. verwijsteksten
26 Zie de aant. op vers 2. verwijsteksten
   
11 ἔχουσαν τὴν δόξαν τοῦ Θεοῦ· καὶ ὁ φωστὴρ αὐτῆς ὅμοιος λίθῳ τιμιωτάτῳ, ὡς λίθῳ ἰάσπιδι κρυσταλλίζοντι· 11 27En zij had de heerlijkheid Gods, en haar 28licht was den allerkostelijksten steen gelijk, namelijk als den steen jaspis, blinkende gelijk kristal;
27 Namelijk die haar overscheen en verheerlijkte; gelijk God Zelf wordt gezegd een ontoegankelijk licht te bezitten, 1 Tim. 6:16. verwijsteksten
28 Of: glans.
   
12 ἔχουσάν τε τεῖχος μέγα καὶ ὑψηλόν, ἔχουσαν πυλῶνας δώδεκα, καὶ ἐπὶ τοῖς πυλῶσιν ἀγγέλους δώδεκα, καὶ ὀνόματα ἐπιγεγραμμένα, ἅ ἐστι τῶν δώδεκα φυλῶν τῶν υἱῶν Ἰσραήλ. 12 En had 29een groten en hogen muur, en had 30twaalf poorten, en in de poorten 31twaalf engelen, en namen daarop geschreven, welke zijn de namen der twaalf 32geslachten der kinderen Israëls.
29 Hierdoor wordt de onoverwinnelijke vastigheid en zekerheid van de verheerlijkte gemeente Gods in den hemel betekend, Die door Zijn almacht als een vaste muur rondom dezelve is, en altijd zal blijven. Zie Zach. 2:5. Matth. 16:18. verwijsteksten
30 Namelijk aan elke zijde drie poorten, gelijk in het volgende wordt verklaard. Waardoor te kennen gegeven wordt, dat alle gelovigen uit alle gewesten der wereld tot deze stad zullen toegang hebben; gelijk Christus ook spreekt Matth. 8:11. verwijsteksten
31 Namelijk tot trouwe wachters, dat in deze stad niet zou uit- of ingaan dan hetgeen rein was en daar behoorde; gelijk verklaard wordt in het 27ste vers, en gelijk van den ingang van het paradijs ook verhaald wordt, Gen. 3:24. verwijsteksten
32 Of: stammen, namelijk van het ware Israël Gods, uit alle geslachten der aarde uitverkoren, en bijeengebracht. Zie Rom. 11:26. Openb. 7:4. verwijsteksten
   
13 ἀπ’ ἀνατολῆς, πυλῶνες τρεῖς· ἀπὸ βορρᾶ, πυλῶνες τρεῖς· ἀπὸ νότου, πυλῶνες τρεῖς· *ἀπὸ δυσμῶν, πυλῶνες τρεῖς.
* ἀπὸ St, B, Elz, M-pt | καὶ ἀπὸ Sc, M-pt
13 33Van het oosten waren drie poorten, van het noorden drie poorten, van het zuiden drie poorten, van het westen drie poorten.
33 Dit ziet niet op het uiterlijke Jeruzalem, dat op de ene zijde geen poorten had, alzo die op een steilte lag; maar óf op het Jeruzalem des Nieuwen Testaments, dat Ezechiël ook alzo heeft gezien, doch in mindere grootte, Ez. 48:31; óf ook op het leger der Israëlieten in de woestijn, hetwelk vierkant lag, en voor elken stam een poort had. Zie Num. 2:2, enz. verwijsteksten
   
14 καὶ τὸ τεῖχος τῆς πόλεως ἔχον θεμελίους δώδεκα, καὶ ἐν αὐτοῖς ὀνόματα τῶν δώδεκα ἀποστόλων τοῦ ἀρνίου. 14 rEn de muur der stad had 34twaalf fundamenten, en in dezelve 35de namen der twaalf apostelen des Lams.
r Ef. 2:20. verwijsteksten
34 Namelijk van kostelijke stenen op of nevens elkander bekwamelijk gevoegd, gelijk vss. 19, 20 wordt verklaard. Waardoor te kennen gegeven wordt de leer der twaalf apostelen, welker uiterste Hoeksteen is Christus Jezus, waarop deze gemeente van Christus alhier is gebouwd en in der eeuwigheid gebouwd zal blijven; gelijk Paulus getuigt Ef. 2:20. verwijsteksten
35 Een gelijkenis, zo het schijnt, genomen van het doen der werkmeesters aan grote gebouwen, die tot een zekere gedachtenis hun namen op de fundamentstenen plegen te graveren of te houwen. Alzo wordt hier ook van de twaalf apostelen gesproken, omdat zij allen aan deze stad hebben gebouwd, en geen ander fundament hebben gelegd dan Jezus Christus; doch in verscheiden mate en luister, gelijk deze kostelijke stenen van verscheiden luister zijn, en gelijk Paulus ook van zichzelven en anderen spreekt, 1 Kor. 3:10, 11. verwijsteksten
   
15 καὶ ὁ λαλῶν μετ’ ἐμοῦ εἶχε κάλαμον χρυσοῦν, ἵνα μετρήσῃ τὴν πόλιν, καὶ τοὺς πυλῶνας αὐτῆς, καὶ τὸ τεῖχος αὐτῆς. 15 En hij die met mij sprak, shad 36een gouden rietstok, opdat hij de stad zou meten, en haar poorten, en haar muur.
s Ez. 40:3. Zach. 2:1. verwijsteksten
36 Dit ziet op Ez. 40:3, alwaar dergelijke afmeting des nieuwen Jeruzalems en des tempels geschiedt, om te tonen dat hier alles naar Gods ordinantie en schikking zal toegaan. verwijsteksten
   
16 καὶ ἡ πόλις τετράγωνος κεῖται, καὶ τὸ μῆκος αὐτῆς τοσοῦτόν ἐστιν ὅσον καὶ τὸ πλάτος. καὶ ἐμέτρησε τὴν πόλιν τῷ καλάμῳ ἐπὶ *σταδίων δώδεκα χιλιάδων· τὸ μῆκος καὶ τὸ πλάτος καὶ τὸ ὕψος αὐτῆς ἴσα ἐστί.
* σταδίων St, B-edd, Sc, M-pt | σταδίους B-edd, Elz, M-pt
16 En de stad 37lag vierkant, en haar lengte was zo groot als haar breedte. En hij mat de stad met den rietstok op 38twaalfduizend stadiën; de lengte en de breedte en de hoogte derzelve waren evengelijk.
37 Gr. ligt vierhoekig. Dit wordt alzo gezegd, omdat deze figuur de allervaste en onbeweeglijkste is.
38 Alzo acht stadiën een Italiaanse mijl maken, en drie Italiaanse mijlen een uur gaans, zo beloopt de grootte van dezen muur in het rond vijfhonderd van onze mijlen of uren gaans. Waardoor te kennen gegeven wordt dat de gemeente van Christus in den hemel zeer groot zal zijn; en nochtans alzo dat haar eigen woonplaats, als een hemels paradijs, van andere plaatsen zal afgezonderd zijn en blijven.
   
17 καὶ ἐμέτρησε τὸ τεῖχος αὐτῆς ἑκατὸν τεσσαρακοντατεσσάρων πηχῶν, μέτρον ἀνθρώπου, ὅ ἐστιν ἀγγέλου. 17 En hij mat 39haar muur op honderd vier en veertig 40ellen, 41naar de maat eens mensen, welke des engels was.
39 Dat is, de hoogte van denzelven muur.
40 Gr. cubieten, elken cubiet genomen voor anderhalven geometrischen voet, makende tezamen tweehonderd zestien geometrische voeten; een grote hoogte, rijzende uit twaalfmaal twaalf met elkander gemultipliceerd, een vierkant getal, naar het getal der twaalf apostelen, en der twaalf geslachten Israëls alhier genaamd. Waardoor niet alleen de vruchtbaarheid of vermenigvuldiging der leden van Christus door de apostolische leer, maar ook de onbeweeglijke vastigheid en zekerheid dezer gemeente in den hemel wordt te kennen gegeven.
41 Dat is, die de mens gewoon is te gebruiken, in wiens gedaante hier de engel aan Johannes is verschenen.
   
18 καὶ ἦν ἡ ἐνδόμησις τοῦ τείχους αὐτῆς, ἴασπις· καὶ ἡ πόλις χρυσίον καθαρόν, ὁμοία ὑάλῳ καθαρῷ. 18 En het gebouw van haar muur was jaspis; en de stad was zuiver goud, zijnde 42zuiver glas gelijk.
42 Het aardse goud is in zichzelf niet doorluchtig, maar alleen blinkende en zuiver, maar dit goud heeft bovendien de eigenschap van zuiver glas, en wordt gevoegd bij den jaspis en andere kostelijke stenen, die de een na den ander hier worden verhaald, om daardoor te kennen te geven, dat al de delen van dit hemelse Jeruzalem, vanbinnen en vanbuiten, en al de inwoners deszelven, elk om het zuiverst, heerlijkst, heiligst en aangenaamst zullen zijn, voor God en onder elkander, naar de mate der gaven van Christus.
   
19 καὶ οἱ θεμέλιοι τοῦ τείχους τῆς πόλεως παντὶ λίθῳ τιμίῳ κεκοσμημένοι. ὁ θεμέλιος ὁ πρῶτος, ἴασπις· ὁ δεύτερος, σάπφειρος· ὁ τρίτος, χαλκηδών· ὁ τέταρτος, σμάραγδος· 19 En 43de fundamenten van den muur der stad waren met allerlei kostelijk gesteente versierd. Het eerste fundament was jaspis, het tweede saffier, het derde chalcedon, het vierde smaragd,
43 Namelijk waarop de muur gefundeerd was; waarvan zie vers 14. verwijsteksten
   
20 ὁ πέμπτος, σαρδόνυξ· ὁ ἕκτος, σάρδιος· ὁ ἕβδομος, χρυσόλιθος· ὁ ὄγδοος, βήρυλλος· ὁ ἔννατος, τοπάζιον· ὁ δέκατος, χρυσόπρασος· ὁ ἑνδέκατος, ὑάκινθος· ὁ δωδέκατος, ἀμέθυστος. 20 Het vijfde sardonyx, het zesde sardis, het zevende chrysoliet, het achtste beril, het negende topaas, het tiende chrysopraas, het elfde hyacint, het twaalfde amethist.
21 καὶ οἱ δώδεκα πυλῶνες, δώδεκα μαργαρῖται· ἀνὰ εἷς ἕκαστος τῶν πυλώνων ἦν ἐξ ἑνὸς μαργαρίτου· καὶ ἡ πλατεῖα τῆς πόλεως χρυσίον καθαρόν, ὡς ὕαλος διαφανής. 21 En 44de twaalf poorten waren twaalf parelen, een iegelijke poort was elk uit één parel; en 45de straat der stad was zuiver goud, gelijk doorluchtig glas.
44 Deze poorten worden naar het getal der twaalf geslachten Israëls twaalf gesteld, gelijk vers 12 aangewezen is. Daardoor kunnen bekwamelijk verstaan worden de menigte aller getrouwe leraren en andere voorstanders der gemeente, die als parelen het gemene goud te boven gaan, en door welke als instrumenten Gods, naar het voorbeeld der twaalf apostelen, de ware Israëlieten zo des Ouden als des Nieuwen Testaments in de gemeenschap dezer kerk van Christus altijd zijn gekomen. Zie 1 Kor. 3:8. verwijsteksten
45 Of: de markt, het plein; waardoor gewoonlijk verstaan wordt de plaats der stad waar de bijeenkomsten der burgers en ook het gericht gehouden wordt, dewelke hier ook van zuiver goud en doorzichtig als glas wordt gezegd, omdat alles vreedzaamlijk, oprechtelijk en zonder geschil onder de leden dezer gemeente zal toegaan.
  
De zaligheid der bewoners
22 καὶ ναὸν οὐκ εἶδον ἐν αὐτῇ· ὁ γὰρ Κύριος ὁ Θεὸς ὁ παντοκράτωρ ναὸς αὐτῆς ἐστί, καὶ τὸ ἀρνίον. 22 En ik zag 46geen tempel in dezelve; want de Heere, de almachtige God, is haar Tempel, en 47het Lam.
46 Namelijk geen uiterlijken tempel, of tempelbenodigdheden, gelijk het uiterlijke Jeruzalem gehad had, ook met goud en kostelijke stenen versierd; want zulks diende tot een beeld der toekomende goederen; of diende ook om de predicatie van Gods Woord, de sacramenten en andere uiterlijke godsdienstige verrichtingen te plegen, hetwelk dan alles zal ophouden, als zij allen van God alleen zullen geleerd zijn, Jer. 31:34, en Hij Zelf zal alles in allen zijn, 1 Kor. 13:10; 15:28. verwijsteksten
47 Dat is, Christus Zelf, Die als waarachtig God met den Vader en Heiligen Geest de gemeente zal verheerlijken, en alles in allen zijn.
   
23 καὶ ἡ πόλις οὐ χρείαν ἔχει τοῦ ἡλίου, οὐδὲ τῆς σελήνης, ἵνα φαίνωσιν ἐν αὐτῇ· ἡ γὰρ δόξα τοῦ Θεοῦ ἐφώτισεν αὐτήν, καὶ ὁ λύχνος αὐτῆς τὸ ἀρνίον. 23 tEn de stad 48behoeft de zon en de maan niet, dat zij in dezelve zouden schijnen; want de heerlijkheid Gods heeft haar verlicht, ven het Lam is haar Kaars.
t Jes. 60:19. Zach. 14:7. verwijsteksten
48 Namelijk om daardoor het onderscheid van dagen of tijden af te meten, alzo daar geen nacht zal zijn, maar een eeuwigdurend licht, gelijk het volgende vers verklaart; noch ook om ons uitwendig te verlichten, dewijl Gods heerlijkheid en Zijn ontoegankelijk licht dat Hij bewoont, alle andere lichten zal verduisteren. Deze plaats ziet op Jes. 60:19, waar dergelijk wordt geprofeteerd, niet alleen van de tijden des Nieuwen Testaments, vergeleken met de tijden des Ouden Testaments, maar inzonderheid van de vervulling die hiernamaals zal geschieden. verwijsteksten
v Openb. 22:5. verwijsteksten
   
24 καὶ τὰ ἔθνη τῶν σωζομένων ἐν τῷ φωτὶ αὐτῆς περιπατήσουσι· καὶ οἱ βασιλεῖς τῆς γῆς φέρουσι τὴν δόξαν καὶ τὴν τιμὴν αὐτῶν εἰς αὐτήν. 24 xEn de volken die zalig worden, zullen 49in haar licht wandelen; en 50de koningen der aarde 51brengen hun heerlijkheid en eer in dezelve.
x Jes. 60:3. verwijsteksten
49 Dat is, de heerlijkheid van de gehele gemeente ook deelachtig zijn, gelijk Christus zegt Matth. 8:11, dat zij met Abraham, Izak en Jakob zullen aanzitten in het Koninkrijk Gods. verwijsteksten
50 Namelijk die gelovig zijn geworden. Deze woorden zijn ook genomen uit Jes. 60:3. verwijsteksten
51 Niet dat deze koninklijke macht daar nog zal duren, want het tegendeel betuigt Paulus 1 Kor. 15:24, maar dat zelfs de koningen, die hier in grote heerlijkheid zijn geweest, hun deel ook zullen hebben in de heerlijkheid dezer gemeente, in zulke mate als God hun zal believen mede te delen. verwijsteksten
   
25 καὶ οἱ πυλῶνες αὐτῆς οὐ μὴ κλεισθῶσιν ἡμέρας· νὺξ γὰρ οὐκ ἔσται ἐκεῖ· 25 y52En haar poorten zullen niet gesloten worden des daags; zwant aldaar zal geen nacht zijn.
y Jes. 60:11. verwijsteksten
52 Deze wijze van spreken is ook genomen uit Jes. 60:11, en geeft te kennen dat alle uitverkorenen daar altijd zullen toegang hebben, en dat zij in zulken vrede en gerustheid zullen zijn, dat zij geen vijanden meer hebben te vrezen, noch iets dat hen of het hunne kan schaden. verwijsteksten
z Openb. 22:5. verwijsteksten
   
26 καὶ οἴσουσι τὴν δόξαν καὶ τὴν τιμὴν τῶν ἐθνῶν εἰς αὐτήν· 26 En zij zullen de heerlijkheid en de 53eer der volken daarin brengen.
53 Zie hiervoor vers 24. verwijsteksten
   
27 καὶ οὐ μὴ εἰσέλθῃ εἰς αὐτὴν πᾶν κοινοῦν, καὶ ποιοῦν βδέλυγμα καὶ ψεῦδος· εἰ μὴ οἱ γεγραμμένοι ἐν τῷ βιβλίῳ τῆς ζωῆς τοῦ ἀρνίου. 27 En in haar zal niet inkomen iets dat 54ontreinigt en gruwelijkheid doet en leugen spreekt; maar die geschreven zijn ain 55het boek des levens des Lams.
54 Of: onreinheid bedrijft, gelijk Paulus ook verklaart 1 Kor. 6:9. verwijsteksten
a Ex. 32:32. Ps. 69:29. Filipp. 4:3. Openb. 3:5; 20:12. verwijsteksten
55 Dat is, die van eeuwigheid uit genade daartoe zijn verkoren, en in den tijd daartoe krachtiglijk zijn geroepen en gebracht. Zie Rom. 8:29, 30. Openb. 13:8. verwijsteksten

Einde Openbaring 21