Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)
| | De fiolen van den toorn Gods |
1 Καὶ ἤκουσα φωνῆς μεγάλης ἐκ τοῦ ναοῦ, λεγούσης τοῖς ἑπτὰ ἀγγέλοις, Ὑπάγετε, καὶ ἐκχέατε τὰς φιάλας τοῦ θυμοῦ τοῦ Θεοῦ εἰς τὴν γῆν. | | 1 EN ik hoorde een grote stem uit den tempel, zeggende tot de zeven engelen: Gaat heen en giet de zeven fiolen van den toorn Gods uit op de aarde. |
2 Καὶ ἀπῆλθεν ὁ πρῶτος, καὶ ἐξέχεε τὴν φιάλην αὐτοῦ ἐπὶ τὴν γῆν· καὶ ἐγένετο ἕλκος κακὸν καὶ πονηρὸν εἰς τοὺς ἀνθρώπους τοὺς ἔχοντας τὸ χάραγμα τοῦ θηρίου, καὶ τοὺς τῇ εἰκόνι αὐτοῦ προσκυνοῦντας. | | 2 En de eerste ging heen en goot zijn fiool uit op de aarde; en er werd een kwaad en boos agezweer aan de mensen die bhet merkteken van het beest hadden en cdie zijn beeld aanbaden. a Ex. 9:9, 10, 11. b Openb. 13:16, 17. c Openb. 13:14. a Ex. 9:9 En zij zal tot klein stof worden over het ganse Egypteland; en zij zal aan de mensen en aan het vee worden tot zweren, uitbrekende met blaartjes, in het ganse Egypteland. Ex. 9:10 En zij namen as uit den oven en stonden voor Farao’s aangezicht, en Mozes strooide ze naar den hemel; toen werden er zweren, uitbrekende met blaartjes, aan de mensen en aan het vee; Ex. 9:11 Alzo dat de tovenaars voor Mozes niet staan konden vanwege de zweren; want aan de tovenaars waren zweren en aan al de Egyptenaars. b Openb. 13:16 En het maakt dat het aan allen, kleinen en groten, en rijken en armen, en vrijen en dienstknechten, een merkteken geeft aan hun rechterhand of aan hun voorhoofden, Openb. 13:17 En dat niemand mag kopen of verkopen dan die dat merkteken heeft, of den naam van het beest, of het getal zijns naams. c Openb. 13:14 En verleidt degenen die op de aarde wonen, door de tekenen die aan hetzelve te doen gegeven zijn in de tegenwoordigheid van het beest; zeggende tot degenen die op de aarde wonen, dat zij voor het beest, dat de wond des zwaards had en weder leefde, een beeld zouden maken. |
3 Καὶ ὁ δεύτερος ἄγγελος ἐξέχεε τὴν φιάλην αὐτοῦ εἰς τὴν θάλασσαν· καὶ ἐγένετο αἷμα ὡς νεκροῦ, καὶ πᾶσα ψυχὴ ζῶσα ἀπέθανεν ἐν τῇ θαλάσσῃ. | | 3 En de tweede engel goot zijn fiool uit in de zee, en zij werd dbloed als van een dode; en alle levende ziel is gestorven in de zee. d Ex. 7:20. d Ex. 7:20 Mozes nu en Aäron deden alzo, gelijk de HEERE geboden had; en hij hief den staf op en sloeg het water dat in de rivier was, voor de ogen van Farao en voor de ogen van zijn knechten; en al het water in de rivier werd in bloed veranderd. |
4 Καὶ ὁ τρίτος ἄγγελος ἐξέχεε τὴν φιάλην αὐτοῦ εἰς τοὺς ποταμοὺς καὶ εἰς τὰς πηγὰς τῶν ὑδάτων· καὶ ἐγένετο αἷμα. | | 4 En de derde engel goot zijn fiool uit in de rivieren en in de fonteinen der wateren; en de wateren werden bloed. |
5 καὶ ἤκουσα τοῦ ἀγγέλου τῶν ὑδάτων λέγοντος, Δίκαιος, Κύριε, εἶ, ὁ ὢν καὶ ὁ ἦν καὶ ὁ *ἐσόμενος, ὅτι ταῦτα ἔκρινας· * ἐσόμενος B-edd, Elz-1633, Sc | ὅσιος St, B-edd, Elz-1624, M-pt (SV-kt) | | 5 En ik hoorde den engel der wateren zeggen: Gij zijt rechtvaardig, Heere, eDie is, en Die was, en Die zijn zal, dat Gij dit geoordeeld hebt; e Openb. 1:4, 8; 4:8; 11:17. e Openb. 1:4 Johannes aan de zeven gemeenten die in Azië zijn: Genade zij u en vrede van Hem Die is, en Die was, en Die komen zal; en van de zeven Geesten Die voor Zijn troon zijn; Openb. 1:8 Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde, zegt de Heere, Die is, en Die was, en Die komen zal, de Almachtige. Openb. 4:8 En de vier dieren hadden elkeen voor zichzelf zes vleugelen rondom, en waren vanbinnen vol ogen; en hebben geen rust dag en nacht, zeggende: Heilig, heilig, heilig is de Heere God, de Almachtige, Die was, en Die is, en Die komen zal. Openb. 11:17 Zeggende: Wij danken U, Heere God almachtig, Die is, en Die was, en Die komen zal, dat Gij Uw grote kracht hebt aangenomen en als Koning hebt geheerst; |
6 ὅτι αἷμα ἁγίων καὶ προφητῶν ἐξέχεαν, καὶ αἷμα αὐτοῖς ἔδωκας πιεῖν· ἄξιοι γάρ εἰσι. | | 6 Dewijl zij fhet bloed der heiligen en der profeten vergoten hebben, zo hebt Gij hun ook bloed te drinken gegeven; want zij zijn het waardig. f Matth. 23:34. f Matth. 23:34 Daarom, zie, Ik zend tot u profeten en wijzen en schriftgeleerden, en uit dezelve zult gij sommigen doden en kruisigen, en sommigen uit dezelve zult gij geselen in uw synagogen, en zult hen vervolgen van stad tot stad; |
7 καὶ ἤκουσα ἄλλου ἐκ τοῦ θυσιαστηρίου λέγοντος, Ναί, Κύριε ὁ Θεὸς ὁ παντοκράτωρ, ἀληθιναὶ καὶ δίκαιαι αἱ κρίσεις σου. | | 7 En ik hoorde een ander gvan het altaar zeggen: Ja Heere, Gij almachtige God, Uw oordelen zijn waarachtig en rechtvaardig. g Openb. 15:3. g Openb. 15:3 En zij zongen het gezang van Mozes, den dienstknecht Gods, en het gezang des Lams, zeggende: Groot en wonderlijk zijn Uw werken, Heere, Gij almachtige God; rechtvaardig en waarachtig zijn Uw wegen, Gij Koning der heiligen. |
8 Καὶ ὁ τέταρτος ἄγγελος ἐξέχεε τὴν φιάλην αὐτοῦ ἐπὶ τὸν ἥλιον· καὶ ἐδόθη αὐτῷ καυματίσαι τοὺς ἀνθρώπους ἐν πυρί. | | 8 En de vierde engel goot zijn fiool uit op de zon; en haar is macht gegeven de mensen te verhitten door vuur; |
9 καὶ ἐκαυματίσθησαν οἱ ἄνθρωποι καῦμα μέγα, καὶ ἐβλασφήμησαν τὸ ὄνομα τοῦ Θεοῦ τοῦ ἔχοντος ἐξουσίαν ἐπὶ τὰς πληγὰς ταύτας, καὶ οὐ μετενόησαν δοῦναι αὐτῷ δόξαν. | | 9 En de mensen werden verhit met grote hitte, en hlasterden den Naam van God, Die macht heeft over deze plagen; en zij bekeerden zich niet om Hem heerlijkheid te geven. h vss. 11, 21. h vers 11 En zij lasterden den God des hemels vanwege hun pijnen en vanwege hun zweren; en zij bekeerden zich niet van hun werken. vers 21 En een grote hagel, elk als een talentpond zwaar, viel neder uit den hemel op de mensen; en de mensen lasterden God vanwege de plaag des hagels; want deszelfs plaag was zeer groot. |
10 Καὶ ὁ πέμπτος ἄγγελος ἐξέχεε τὴν φιάλην αὐτοῦ ἐπὶ τὸν θρόνον τοῦ θηρίου· καὶ ἐγένετο ἡ βασιλεία αὐτοῦ ἐσκοτωμένη· καὶ ἐμασσῶντο τὰς γλώσσας αὐτῶν ἐκ τοῦ πόνου, | | 10 En de vijfde engel goot zijn fiool uit op den troon van het beest; en zijn rijk is verduisterd geworden, en zij kauwden hun tongen van pijn; |
11 καὶ ἐβλασφήμησαν τὸν Θεὸν τοῦ οὐρανοῦ ἐκ τῶν πόνων αὐτῶν καὶ ἐκ τῶν ἑλκῶν αὐτῶν, καὶ οὐ μετενόησαν ἐκ τῶν ἔργων αὐτῶν. | | 11 En zij lasterden den God des hemels vanwege hun pijnen en vanwege hun zweren; en zij bekeerden zich niet van hun werken. |
12 Καὶ ὁ ἕκτος ἄγγελος ἐξέχεε τὴν φιάλην αὐτοῦ ἐπὶ τὸν ποταμὸν τὸν μέγαν τὸν Εὐφράτην· καὶ ἐξηράνθη τὸ ὕδωρ αὐτοῦ, ἵνα ἑτοιμασθῇ ἡ ὁδὸς τῶν βασιλέων τῶν ἀπὸ ἀνατολῶν ἡλίου. | | 12 En de zesde engel goot zijn fiool uit op de grote rivier Eufraat; en zijn water is uitgedroogd, opdat bereid zou worden den weg der koningen die van den opgang der zon komen zullen. |
13 καὶ εἶδον ἐκ τοῦ στόματος τοῦ δράκοντος, καὶ ἐκ τοῦ στόματος τοῦ θηρίου, καὶ ἐκ τοῦ στόματος τοῦ ψευδοπροφήτου, πνεύματα τρία ἀκάθαρτα ὅμοια βατράχοις· | | 13 En ik zag uit den mond van den draak en uit den mond van het beest en uit den mond van den valsen profeet drie onreine geesten gaan, den vorsen gelijk. |
14 εἰσὶ γὰρ πνεύματα δαιμόνων ποιοῦντα σημεῖα, *ἃ ἐκπορεύεται ἐπὶ τοὺς βασιλεῖς τῆς γῆς καὶ τῆς οἰκουμένης ὅλης, συναγαγεῖν αὐτοὺς εἰς **πόλεμον τῆς ἡμέρας ἐκείνης τῆς μεγάλης τοῦ Θεοῦ τοῦ παντοκράτορος. * ἃ ἐκπορεύεται B, Elz, Sc, M-pt | ἐκπορεύεσθαι St, M-pt ** πόλεμον St, B, Elz, M-pt | τὸν πόλεμον Sc, M-pt | | 14 Want het zijn geesten der duivelen, en zij idoen tekenen, welke uitgaan tot de koningen der aarde en der gehele wereld, om die te vergaderen ktot den krijg van dien groten dag des almachtigen Gods. i 2 Thess. 2:9. Openb. 13:13; 19:20. k Openb. 17:14; 19:19; 20:8. i 2 Thess. 2:9 Hem, zeg ik,
wiens toekomst is naar de werking des satans, in alle kracht en tekenen en wonderen der leugen, Openb. 13:13 En het doet grote tekenen, zodat het ook vuur uit den hemel doet afkomen op de aarde voor de mensen; Openb. 19:20 En het beest werd gegrepen, en met hetzelve de valse profeet, die de tekenen in de tegenwoordigheid van hetzelve gedaan had, door welke hij verleid had die het merkteken van het beest ontvangen hadden, en die deszelfs beeld aanbaden. Deze twee zijn levend geworpen in den poel des vuurs, die met sulfer brandt. k Openb. 17:14 Dezen zullen tegen het Lam krijgen, en het Lam zal hen overwinnen (want Het is een Heere der heren en een Koning der koningen), en die met Hem zijn, de geroepenen en uitverkorenen en gelovigen. Openb. 19:19 En ik zag het beest en de koningen der aarde en hun heirlegers vergaderd om krijg te voeren tegen Hem Die op het paard zat, en tegen Zijn heirleger. Openb. 20:8 En hij zal uitgaan om de volken te verleiden, die in de vier hoeken der aarde zijn, den Gog en den Magog, om hen te vergaderen tot den krijg; welker getal is als het zand aan de zee. |
15 Ἰδού, ἔρχομαι ὡς κλέπτης. μακάριος ὁ γρηγορῶν καὶ τηρῶν τὰ ἱμάτια αὐτοῦ, ἵνα μὴ γυμνὸς περιπατῇ, καὶ βλέπωσι τὴν ἀσχημοσύνην αὐτοῦ. | | 15 Zie, Ik kom lals een dief. Zalig is hij die waakt en zijn klederen bewaart, opdat hij niet mnaakt wandele, en men zijn schaamte niet zie. l Matth. 24:43. Luk. 12:39. 1 Thess. 5:2. 2 Petr. 3:10. Openb. 3:3. m Openb. 3:18. l Matth. 24:43 Maar weet dit, dat zo de heer des huizes geweten had in welke nachtwake de dief komen zou, hij zou gewaakt hebben en zou zijn huis niet hebben laten doorgraven. Luk. 12:39 Maar weet dit, dat indien de heer des huizes geweten had in welke ure de dief zou komen, hij zou gewaakt hebben en zou zijn huis niet hebben laten doorgraven. 1 Thess. 5:2 Want gij weet zelven zeer wel, dat de dag des Heeren alzo zal komen gelijk een dief in den nacht. 2 Petr. 3:10 Maar de dag des Heeren zal komen als een dief in den nacht, in welken de hemelen met een gedruis zullen voorbijgaan, en de elementen branden zullen en vergaan, en de aarde en de werken die daarin zijn, zullen verbranden. Openb. 3:3 Gedenk dan hoe gij het ontvangen en gehoord hebt, en bewaar het, en bekeer u. Indien gij dan niet waakt, zo zal Ik over u komen als een dief, en gij zult niet weten op wat ure Ik over u komen zal. m Openb. 3:18 Ik raad u dat gij van Mij koopt goud, beproefd komende uit het vuur, opdat gij rijk moogt worden; en witte klederen, opdat gij moogt bekleed worden en de schande uwer naaktheid niet geopenbaard worde; en zalf uw ogen met ogenzalf, opdat gij zien moogt. |
16 καὶ συνήγαγεν αὐτοὺς εἰς τὸν τόπον τὸν καλούμενον Ἑβραϊστὶ Ἀρμαγεδδών. | | 16 En zij hebben hen vergaderd in de plaats welke in het Hebreeuws genaamd wordt Armagéddon. |
17 Καὶ ὁ ἕβδομος ἄγγελος ἐξέχεε τὴν φιάλην αὐτοῦ εἰς τὸν ἀέρα· καὶ ἐξῆλθε φωνὴ μεγάλη ἀπὸ τοῦ ναοῦ τοῦ οὐρανοῦ, ἀπὸ τοῦ θρόνου, λέγουσα, Γέγονε. | | 17 En de zevende engel goot zijn fiool uit in de lucht; en er kwam een grote stem uit den tempel des hemels, van den troon, zeggende: nHet is geschied. n Openb. 21:6. n Openb. 21:6 En Hij sprak tot mij: Het is geschied. Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde. Ik zal den dorstige geven uit de fontein van het water des levens voor niet. |
18 καὶ ἐγένοντο φωναὶ καὶ βρονταὶ καὶ ἀστραπαί, καὶ σεισμὸς ἐγένετο μέγας, οἷος οὐκ ἐγένετο ἀφ’ οὗ οἱ ἄνθρωποι ἐγένοντο ἐπὶ τῆς γῆς, τηλικοῦτος σεισμός, οὕτω μέγας. | | 18 En er geschiedden ostemmen en donderslagen en bliksemen; en er geschiedde een grote aardbeving, hoedanige niet is geschied van dat de mensen op de aarde geweest zijn, namelijk een zodanige aardbeving en zo groot. o Openb. 4:5; 8:5. o Openb. 4:5 En van den troon gingen uit bliksemen en donderslagen en stemmen; en zeven vurige lampen waren brandende voor den troon; welke zijn de zeven Geesten Gods. Openb. 8:5 En de Engel nam het wierookvat, en vulde dat met het vuur des altaars, en wierp het op de aarde; en er geschiedden stemmen en donderslagen en bliksemen en aardbeving. |
19 καὶ ἐγένετο ἡ πόλις ἡ μεγάλη εἰς τρία μέρη, καὶ αἱ πόλεις τῶν ἐθνῶν ἔπεσον· καὶ Βαβυλὼν ἡ μεγάλη ἐμνήσθη ἐνώπιον τοῦ Θεοῦ, δοῦναι αὐτῇ τὸ ποτήριον τοῦ οἴνου τοῦ θυμοῦ τῆς ὀργῆς αὐτοῦ. | | 19 En pde grote stad is in drie delen gescheurd, en de steden der heidenen zijn gevallen. En het grote Babylon qis gedacht geworden voor God, om haar te geven rden drinkbeker van den wijn des toorns Zijner gramschap. p Openb. 14:8. q Openb. 18:5. r Jer. 25:15. Openb. 14:10. p Openb. 14:8 En er is een andere engel gevolgd, zeggende: Zij is gevallen, zij is gevallen, Babylon, die grote stad, omdat zij uit den wijn des toorns harer hoererij alle volken heeft gedrenkt. q Openb. 18:5 Want haar zonden zijn de ene op de andere gevolgd tot den hemel toe, en God is harer ongerechtigheden gedachtig geworden. r Jer. 25:15 Want alzo heeft de HEERE, de God Israëls, tot mij gezegd: Neem dezen beker van den wijn der grimmigheid van Mijn hand, en geef dien te drinken al den volken tot welke Ik u zend; Openb. 14:10 Die zal ook drinken uit den wijn van den toorn Gods, die ongemengd ingeschonken is in den drinkbeker Zijns toorns; en zal gepijnigd worden met vuur en sulfer voor de heilige engelen en voor het Lam. |
20 καὶ πᾶσα νῆσος ἔφυγε, καὶ ὄρη οὐχ εὑρέθησαν. | | 20 En alle eiland is gevloden, en de bergen zijn niet gevonden. |
21 καὶ χάλαζα μεγάλη, ὡς ταλαντιαία, καταβαίνει ἐκ τοῦ οὐρανοῦ ἐπὶ τοὺς ἀνθρώπους· καὶ ἐβλασφήμησαν οἱ ἄνθρωποι τὸν Θεὸν ἐκ τῆς πληγῆς τῆς χαλάζης· ὅτι μεγάλη ἐστὶν ἡ πληγὴ αὐτῆς σφόδρα. | | 21 En een grote shagel, elk als een talentpond zwaar, viel neder uit den hemel op de mensen; en de mensen tlasterden God vanwege de plaag des hagels; want deszelfs plaag was zeer groot. s Openb. 11:19. t vss. 9, 11. s Openb. 11:19 En de tempel Gods in den hemel is geopend geworden, en de Ark Zijns verbonds is gezien in Zijn tempel; en er werden bliksemen en stemmen en donderslagen en aardbeving en grote hagel. t vers 9 En de mensen werden verhit met grote hitte, en lasterden den Naam van God, Die macht heeft over deze plagen; en zij bekeerden zich niet om Hem heerlijkheid te geven. vers 11 En zij lasterden den God des hemels vanwege hun pijnen en vanwege hun zweren; en zij bekeerden zich niet van hun werken. |