Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

Openbaring 13 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Openbaring 13

1 Den apostel wordt in een gezicht vertoond een beest met zeven hoofden en tien hoornen. 3 Waarvan het ene hoofd ten dode gewond, wordt genezen. 4 De gehele aarde aanbidt het beest en den draak, den tijd van twee en veertig maanden. 6 Het beest lastert God en Zijn heiligen; en krijgt tegen dezelve. 8 En overwint al degenen welker namen niet zijn geschreven in het boek des Lams. 10 De vergelding van gelijke straf wordt den vervolgers gedreigd. 11 Daarna komt een ander beest op uit de aarde, hebbende twee hoornen als het Lam; maar doende de werken van het eerste beest. 13 Dit doet grote tekenen, en verleidt de inwoners der aarde, dat zij een beeld maken, hetwelk allen moeten aanbidden. 16 En maakt dat een iegelijk een merkteken moet dragen, of den naam van het beest, of zijn getal, hetwelk is zeshonderd zes en zestig.
  
Het beest uit de zee
1 Καὶ εἶδον ἐκ τῆς θαλάσσης θηρίον ἀναβαῖνον, ἔχον κεφαλὰς ἑπτὰ καὶ κέρατα δέκα, καὶ ἐπὶ τῶν κεράτων αὐτοῦ δέκα διαδήματα, καὶ ἐπὶ τὰς κεφαλὰς αὐτοῦ ὄνομα βλασφημίας. 1 EN1 ik zag uit de zee a2een beest opkomen, hebbende 3zeven hoofden en 4tien hoornen; en op zijn hoornen waren tien 5koninklijke hoeden, en op zijn hoofden was 6een naam van godslastering.
1 Dit gezicht komt in vele delen overeen met het gezicht dat Daniël gezien heeft, Dan. 7:2, enz., alwaar de vier monarchieën of opperste heerschappijen in de wereld, onder dergelijke gedaante aan den profeet worden getoond. De reden waarom die bij beesten worden vergeleken, en dat uit de zee opkomende, is omdat zij met groot gedruis uit de samenvloeiing van vele volken (die bij wateren vergeleken worden, Openb. 17:15) worden opgericht, en dikmaals met veel wreedheid en geweld plegen gevoegd en vergezelschapt te zijn. verwijsteksten
a Dan. 7:20. Openb. 17:3. verwijsteksten
2 Wat heerschappij hierdoor wordt verstaan, is verscheiden gevoelen. Sommige uitleggers verstaan daardoor de Romeinse monarchie, die onder de heidense keizers was, wanneer Johannes deze openbaring heeft ontvangen, en kort na dien tijd onder den keizer Trajanus in haar meeste kracht en luister is geweest. En gelijk zij de afgoden en dienvolgens ook den draak dienden, alzo zijn zij ook door hem bewogen geweest om de christelijke religie ten uiterste te beoorlogen. En hoewel na den tijd van omtrent tweehonderd twintig jaren daarna Constantijn, beide de Theodosiussen, Gratianus, en enige weinige goede en christelijke keizers de kerk een tijdlang hebben voorgestaan, nochtans zo zijn ook tussenbeide enige heidense en ketterse keizers en koningen geweest, die hun macht den draak hebben geleend, en de kerken van Christus en de rechtzinnige leraren hebben vervolgd, totdat eindelijk onder dit keizerrijk in het westen, omtrent het jaar 400 en 500 na Christus’ geboorte, dit beest een doodwond heeft ontvangen, wanneer door de noordse volken, de Longobarden, Goten, Hunnen en Vandalen, de stad van Rome tot vijfmaal toe is ingenomen, en eindelijk verwoest; uit welker ondergang de antichrist eindelijk zijn rijk heeft voortgebracht, wanneer de keizer Justinianus, omtrent het jaar 550, deze barbarennatiën heeft verdreven en ten onder gebracht, en den bisschop van Rome opnieuw heeft verheven. En dat de wrede keizer Phocas, omtrent het jaar 606, hem tot algemeen bisschop heeft verklaard. Waardoor de wond van dit hoofd van het beest wederom is genezen, en onder alle volken en tongen is aangebeden; van hetwelk in het vervolg van het hoofdstuk, door de opkomst van het tweede beest, nader zal worden gesproken. Dit gevoelen is een gevoelen van vele treffelijke leraars, en past zeer wel op meest alle leden van de beschrijving der eigenschappen van dit eerste beest. Doch hierin zijn deze zwarigheden: eerst, dat dit Romeinse rijk alreeds lang tevoren in zijn kracht was geweest, terwijl dit beest in dit gezicht nog als opkomende wordt vertoond. Ten andere, dat het bezwaarlijk is, dat men de tijden na Constantijns komst tot het keizerdom, en enige godzalige keizers, ook hieronder moet begrijpen; of dat de opkomst van het tweede beest, dat is, van den antichrist, onder deze vrome keizers moet worden gesteld. En allermeest dat de twee en veertig maanden, waarvan hier vers 5 wordt gesproken, merkelijk slaan op de twee en veertig maanden, of duizend tweehonderd zestig dagen, waarvan Openb. 11:2, 3, en op de duizend tweehonderd zestig dagen, waarvan Openb. 12:6 is gesproken; welke is de tijd dat de heilige stad van de heidenen is vertreden, en in welken de twee getuigen verwekt zijn, die de gemeente in de woestijn hebben gevoed; en tegen welke dit beest krijg heeft gevoerd, gelijk aldaar is verklaard. Daarom wordt dit bekwamelijkst op de nieuwe roomse heerschappij geduid, die in dezelve stad, omtrent den tijd van de vertreding der heilige stad, en van de vlucht der kerk van Christus in de woestijn, is opgericht, en zich over de gehele christenheid voornamelijk in het westen heeft uitgestrekt. Welke heerschappij, alzo zij tweeërlei is, namelijk een wereldse, die de antichrist boven alle koningen, prinsen en republieken, directelijk of indirectelijk, uitstrekt, en een geestelijke, die hij over al de bisschoppen, abten, prelaten en priesters in de kerk aanneemt, zo worden beide deze geüsurpeerde machten, in dit gezicht, onder de gedaante van deze twee beesten, zeer klaarlijk voorgesteld; gelijk hierna ook door de koninklijke opgesmukte hoer, die op dit beest zit, en door den valsen profeet, die haar vergezelschapt. Want dit is den apostel in dit geschrift eigen, dat de verscheidene eigenschappen en werkingen van een persoon, of successie van personen, door verscheidene gezichten worden vertoond; gelijk hiervoor Openbaring 11 de kerk van Christus door den tempel en zijn voorhoven, en Openbaring 12 door een vrouw met de zon bekleed, vertoond wordt. Ja, gelijk Christus Zelf in deze openbaring somwijlen als een Lam, somwijlen als een Engel, en Priester des hemels, somwijlen als een Overwinnaar zittende op een wit paard, wordt ingevoerd. Dat nu de verklaringen van al deze eigenschappen, die hier in dit hoofdstuk volgen, op beide de heerschappijen zeer wel passen, zal in het vervolg blijken. verwijsteksten
3 Deze zeven hoofden worden Openb. 17:9 van den engel zelven verklaard te zijn de zeven bergen, waarop die grote stad op welke de vrouw zit, die de heerschappij heeft over de koningen der aarde, gebouwd is; mitsgaders van de zeven koningen, of vormen van regering, die zij onderworpen was geweest, waarvan in hetzelfde hoofdstuk nadere verklaring zal volgen. verwijsteksten
4 Deze worden hierna Openb. 17:12 verklaard te zijn tien koningen, die het koninkrijk nog niet hadden ontvangen, maar zouden hun macht op één ure met het beest ontvangen; aan hetwelk zij hun macht, voor een tijd, zouden overgeven, totdat zij die weder tot zich zouden nemen; waarvan zie ook aldaar nadere verklaring. verwijsteksten
5 Gr. diademata, welke een soort van gekroonde hoeden waren, den koningen ook toekomende, die zij bekwamelijk van hun hoofden zouden kunnen doen, om voor den troon van den draak en van het beest te kunnen afnemen, en aan zijn voeten te leggen, gelijk de vier en twintig ouderlingen en de vier dieren hun kronen werpen voor den troon Gods en des Lams, Openb. 4:10. verwijsteksten
6 Anders: namen, namelijk als daar is de God op aarde, de stadhouder van Christus, het hoofd en de bruidegom der kerk, en dergelijke meer, nevens den afgodendienst, die ook door den naam van lastering in Gods Woord verstaan wordt; gelijk te zien is Jes. 65:7. Ez. 20:27. Zie hiervan ook 2 Thess. 2:4. verwijsteksten
   
2 καὶ τὸ θηρίον, ὃ εἶδον, ἦν ὅμοιον παρδάλει, καὶ οἱ πόδες αὐτοῦ ὡς ἄρκτου, καὶ τὸ στόμα αὐτοῦ ὡς στόμα λέοντος· καὶ ἔδωκεν αὐτῷ ὁ δράκων τὴν δύναμιν αὐτοῦ, καὶ τὸν θρόνον αὐτοῦ, καὶ ἐξουσίαν μεγάλην. 2 En het beest dat ik zag, was een 7pardel gelijk, en zijn voeten als eens beers voeten, en zijn mond als de mond eens leeuws. En 8de draak gaf hem zijn kracht en zijn troon en grote macht.
7 Of: luipaard. De eerste drie monarchieën worden Dan. 7:4, enz., bij deze drie wilde en verscheurende dieren vergeleken; welke drie tezamen hier dit beest alleen worden toegeëigend, omdat de eigenschappen van deze drie tezamen op dit beest passen; van welke eigenschappen zie ook de verklaring Daniël 7. verwijsteksten
8 Welke kracht en troon en macht van den draak is, te zijn de overste dezer wereld, Joh. 12:31, de god dezer wereld, 2 Kor. 4:4, en de overste macht der lucht, die krachtiglijk werkt in de kinderen der ongehoorzaamheid, Ef. 2:2, die ook zelf roemt dat hij deze koninkrijken kan geven wien hij wil, Luk. 4:6, en Paulus getuigt dat de komst van den antichrist zal zijn naar de werking des satans met alle kracht, 2 Thess. 2:9. verwijsteksten
   
3 καὶ εἶδον μίαν τῶν κεφαλῶν αὐτοῦ ὡς ἐσφαγμένην εἰς θάνατον· καὶ ἡ πληγὴ τοῦ θανάτου αὐτοῦ ἐθεραπεύθη· καὶ *ἐθαύμασεν ὅλη ἡ γῆ ὀπίσω τοῦ θηρίου·
* ἐθαύμασεν ὅλη ἡ γῆ B, Elz, Sc, M-pt | ἐθαυμάσθη ἐν ὅλῃ τῇ γῇ St | ἐθαυμάσθη ὅλη ἡ γῆ M-pt
3 En ik zag een van zijn hoofden als tot den dood 9gewond, en 10zijn dodelijke wond werd genezen; en de gehele aarde 11verwonderde zich achter het beest.
9 Gr. geslacht. Zie van deze wond en derzelver genezing de aant. op vers 1. Want uit het vervolg van den tekst, en de wijze van spreken die Johannes gebruikt, blijkt dat dit beest deze wond in zijn eerste opkomst heeft ontvangen, die door den keizer Justinianus en enige volgende wel enigszins is genezen, maar ten volle geheeld door Pepijn en Karel den Grote, die omtrent het jaar 700 en 800 den bisschop van Rome in zijn volle bezitting heeft gesteld, als de tien koningen die met hem opgekomen zijn, hun macht hem hebben bijgevoegd; waarop de verwondering en onderwerping van alle volken in de christenheid gevolgd is, gelijk de tekst verklaart. verwijsteksten
10 Gr. de slag of wond zijns doods.
11 Dat is, volgde het beest achterna met verwondering.
   
4 καὶ προσεκύνησαν τὸν δράκοντα ὃς ἔδωκεν ἐξουσίαν τῷ θηρίῳ, καὶ προσεκύνησαν τὸ θηρίον, λέγοντες, Τίς ὅμοιος τῷ θηρίῳ; τίς δύναται πολεμῆσαι μετ’ αὐτοῦ; 4 En 12zij aanbaden den draak, die het beest macht gegeven had; en zij aanbaden het beest, zeggende: Wie is dit beest bgelijk? Wie kan krijg voeren tegen hetzelve?
12 Namelijk wel niet in zijn gedaante, gelijk het heidense Romeinse rijk in hun afgoden had gedaan, maar in den nieuwen beeldendienst, en andere afgodische wijzen van doen, waartoe zij in dit rijk vervielen, gelijk hiervoor Openb. 9:20 is betuigd; en de ervaring maar te veel bewijst. verwijsteksten
b Openb. 18:18. verwijsteksten
   
5 καὶ ἐδόθη αὐτῷ στόμα λαλοῦν μεγάλα καὶ βλασφημίας· καὶ ἐδόθη αὐτῷ ἐξουσία *ποιῆσαι μῆνας τεσσαράκοντα δύο.
* ποιῆσαι St, B-edd, Sc, M-pt | πόλεμον ποιῆσαι B-edd, Elz, M-pt (SV-kt)
5 En hetzelve werd een mond gegeven 13om grote dingen en godslasteringen te spreken; en hetzelve werd macht gegeven 14om zulks te doen ctwee en veertig maanden.
13 Zie dergelijke Dan. 7:8. Hetwelk van den kleinen hoorn, die tussen de andere opgroeide, wordt gezegd; hetwelk naar de letter verstaan wordt van den koning Antiochus, van wiens tirannie en afgoderij onder de Joden veel te lezen is, 1 Makkabeeën 1; 2, en die vele uitleggers onder de Christenen een beeld van den antichrist houden geweest te zijn, die dergelijke tirannie en afgoderij onder de Christenen zou aanrichten en gebruiken. Zie de verklaring van deze grote dingen hiervoor in de laatste aant. op het eerste vers van dit hoofdstuk. verwijsteksten
14 Anders: om krijg te voeren twee en veertig maanden, dat is, duizend tweehonderd zestig dagen, waarvan zie de verklaring op het eerste vers van dit hoofdstuk, en op Openb. 12:6. verwijsteksten
c Openb. 11:2. verwijsteksten
   
6 καὶ ἤνοιξε τὸ στόμα αὐτοῦ εἰς βλασφημίαν πρὸς τὸν Θεόν, βλασφημῆσαι τὸ ὄνομα αὐτοῦ, καὶ τὴν σκηνὴν αὐτοῦ, καὶ τοὺς ἐν τῷ οὐρανῷ σκηνοῦντας. 6 En het opende zijn mond 15tot lastering tegen God, om Zijn Naam te lasteren, en 16Zijn tabernakel, en 17die in den hemel wonen.
15 Namelijk alzo het zichzelven de macht en namen Gods in de daad toeschrijft. Want hij zit in den tempel Gods, en verheft zichzelven boven al wat God genaamd wordt, 2 Thess. 2:4. verwijsteksten
16 Hierdoor verstaan enigen de ware kerke Gods, die hij voor ketters en in den ban verklaart en uitkrijt voor de gehele wereld. Anderen verstaan hierdoor het lichaam van Christus, hetwelk een tabernakel van Zijn Godheid genaamd wordt, Joh. 1:14. Hebr. 9:11, 12, en hetwelk door de mis lasterlijk mishandeld wordt. Beide is waarachtig. verwijsteksten
17 Dat is, de engelen en zalige zielen, die hij, zoveel in hem is, in afgoden verandert, en met welke hij geestelijke hoererij bedrijft; waarmede hij de koningen en volken der aarde dronken maakt, gelijk Openbaring 17 zal worden verklaard. Hetwelk de meeste kleinering is en lastering, die hij hun zou kunnen aandoen; gelijk Paulus en Barnabas, wanneer men hun Goddelijke eer wilde aandoen, daarover hun klederen hebben gescheurd, Hand. 14:14, hetwelk in het horen van godslastering placht te geschieden, als te zien is 2 Kon. 18:37. Matth. 26:65. verwijsteksten
   
7 καὶ ἐδόθη αὐτῷ πόλεμον ποιῆσαι μετὰ τῶν ἁγίων, καὶ νικῆσαι αὐτούς· καὶ ἐδόθη αὐτῷ ἐξουσία ἐπὶ πᾶσαν φυλὴν καὶ γλῶσσαν καὶ ἔθνος. 7 En dhetzelve werd macht gegeven om 18den heiligen krijg aan te doen, en om 19die te overwinnen; en 20hetzelve werd macht gegeven over alle geslacht en taal en volk.
d Dan. 7:21. Openb. 11:7. verwijsteksten
18 Dat is, de ware gelovigen en belijders van Christus’ Naam, gelijk van die twee getuigen hiervoor Openb. 11:7 ook gezegd is. verwijsteksten
19 Namelijk door lichamelijke overwinningen, zo tegen de bijzondere gelovigen, met hen te doden, als tegen hun vergaderingen, door dezelve te verstoren en te verwoesten; waarvan de boeken der martelaren vol zijn van voorbeelden. Hoewel de gelovigen altijd den draak en het beest hebben overwonnen, naar den geest, gelijk de gelovige zielen roemen en lofzingen Openb. 12:11, en gelijk van hen getuigd wordt in ditzelfde hoofdstuk vers 8. verwijsteksten
20 Namelijk door een rechtvaardig oordeel Gods, Die een kracht der dwalingen gezonden heeft onder deze volken, opdat zij de leugen zouden geloven, en allen veroordeeld worden die de waarheid niet geloven, 2 Thess. 2:10, 11. verwijsteksten
   
8 καὶ προσκυνήσουσιν αὐτῷ πάντες οἱ κατοικοῦντες ἐπὶ τῆς γῆς, ὧν οὐ γέγραπται τὰ ὀνόματα ἐν τῇ βίβλῳ τῆς ζωῆς τοῦ ἀρνίου ἐσφαγμένου ἀπὸ καταβολῆς κόσμου. 8 En allen die op de aarde wonen, zullen hetzelve aanbidden, e21welker namen niet zijn geschreven in het boek des levens, des Lams 22Dat geslacht is, fvan de grondlegging der wereld.
e Ex. 32:33. Filipp. 4:3. Openb. 3:5; 20:12; 21:27. verwijsteksten
21 Dat is, welke van God in Christus niet zijn uitverkoren, gelijk Paulus spreekt Ef. 1:4. Zie dergelijk Luk. 10:20. Openb. 20:12. verwijsteksten
22 Enigen voegen deze laatste woorden van de grondlegging der wereld met de voorgaande woorden welker namen niet zijn geschreven in het boek des levens, gelijk Paulus van de verkiezing in Christus spreekt, Ef. 1:4. Anderen, bij de laatste woorden Dat geslacht is. Want hoewel Christus in de daad niet is geslacht, dan als Hij voor ons aan het kruis geleden heeft, zo is nochtans dezelve Zijn dood en offerande van het begin der wereld krachtig geweest tot verlossing Zijner gelovigen, en Hij is van den beginne geslacht in Gods besluit, in Gods beloften, en in het geloof der uitverkorenen, gelijk van Abraham gezegd wordt, Joh. 8:56, en van Mozes, Hebr. 11:26. verwijsteksten
f Openb. 17:8. verwijsteksten
   
9 εἴ τις ἔχει οὖς, ἀκουσάτω. 9 Indien iemand oren heeft, die hore.
10 εἴ τις αἰχμαλωσίαν συνάγει, εἰς αἰχμαλωσίαν ὑπάγει· εἴ τις ἐν μαχαίρᾳ ἀποκτενεῖ, δεῖ αὐτὸν ἐν μαχαίρᾳ ἀποκτανθῆναι. ὧδέ ἐστιν ἡ ὑπομονὴ καὶ ἡ πίστις τῶν ἁγίων. 10 23Indien iemand in de gevangenis leidt, die gaat zelf in de gevangenis; gindien iemand met het zwaard zal doden, die moet zelf met het zwaard gedood worden. hHier is de lijdzaamheid en het geloof der heiligen.
23 Gr. Indien iemand de gevangenis samenleidt, dat is, een menigte der gevangenen. Dit wordt hierbij gevoegd tot besluit, en tot troost der gelovigen, namelijk dat die onrechtvaardige mensen, óf hier in deze wereld nog gelijke vergelding zullen ontvangen, gelijk menigmaal geschiedt; óf tenminste in de toekomende, wanneer zij met het beest en den valsen profeet zullen geworpen worden in den poel des vuurs, en door het geestelijke zwaard van Christus, dat uit Zijn mond komt, gedood worden met den eeuwigen dood, gelijk hierna Openb. 19:20 wordt gesproken. verwijsteksten
g Gen. 9:6. Matth. 26:52. verwijsteksten
h Openb. 14:12. verwijsteksten
  
Het beest uit de aarde
11 Καὶ εἶδον ἄλλο θηρίον ἀναβαῖνον ἐκ τῆς γῆς, καὶ εἶχε κέρατα δύο ὅμοια ἀρνίῳ, καὶ ἐλάλει ὡς δράκων. 11 24En ik zag een ander beest iuit de aarde opkomen, en 25het had twee hoornen, des Lams hoornen gelijk, 26en het sprak als de draak.
24 Dat de opkomst van dit andere beest uit de aarde den antichrist betekent, is buiten twijfel bij alle uitleggers; die zichzelven onder de gedaante van het eerste beest opdoet als een prins der wereld, en als een God op aarde, gelijk tot nu toe is aangewezen, maar nu voortkomt als een valse profeet, die de gehele wereld door zijn afgoderij en valse leer verleidt, gelijk uit het vervolg zal blijken.
i Openb. 11:7. verwijsteksten
25 Dat is, hij gedraagt zich in den uiterlijken schijn, en in zijn belijdenis, alsof hij de stadhouder van Christus, van het Lam Gods, ware, en een dienaar aller dienaren van Christus.
26 Dat is, voert in leringen die de Schrift noemt leringen der duivelen, 1 Tim. 4:1. Zie ook Matth. 7:15. 2 Kor. 11:14. Doch enigen verstaan hierdoor de macht die hij zich aanmatigt, van den hemel te sluiten en te openen. verwijsteksten
   
12 καὶ τὴν ἐξουσίαν τοῦ πρώτου θηρίου πᾶσαν ποιεῖ ἐνώπιον αὐτοῦ. καὶ ποιεῖ τὴν γῆν καὶ τοὺς κατοικοῦντας ἐν αὐτῇ ἵνα προσκυνήσωσι τὸ θηρίον τὸ πρῶτον, οὗ ἐθεραπεύθη ἡ πληγὴ τοῦ θανάτου αὐτοῦ. 12 En 27het oefent al de macht van het eerste beest kin tegenwoordigheid van hetzelve, en het maakt dat 28de aarde en die daarin wonen, het eerste beest aanbidden, welks ldodelijke wond genezen was.
27 Dat is, vervolgt en verdrukt de kerk van Christus met zijn geestelijke macht, door zijn instrumenten zijner geestelijke hiërarchie, met zijn inquisities, plakkaten, bannen uit de gemeenschap zijner kerk, en dergelijke; gelijk hij ook doet met zijn wereldlijke instrumenten, door bloedige plakkaten, en straffen met zwaard en vuur.
k Openb. 19:20. verwijsteksten
28 Dat is, de wereldse en aardse mensen, waartegen hiervoor gesteld zijn degenen die geschreven zijn in den hemel en in het boek des Lams.
l vers 3. verwijsteksten
   
13 καὶ ποιεῖ σημεῖα μεγάλα, ἵνα καὶ πῦρ ποιῇ καταβαίνειν ἐκ τοῦ οὐρανοῦ εἰς τὴν γῆν ἐνώπιον τῶν ἀνθρώπων. 13 En 29het doet mgrote tekenen, zodat het ook 30vuur uit den hemel doet afkomen op de aarde voor de mensen;
29 Namelijk die de apostel noemt tekenen der leugenen, 2 Thess. 2:9, omdat zij ten dele versierd zijn, ten dele van den satan geschieden tot bevestiging der leugenen. verwijsteksten
m 2 Thess. 2:9. Openb. 16:14. verwijsteksten
30 Hierdoor wordt bekwamelijk verstaan de bliksem van zijn excommunicaties en verbanningen, waardoor hij niet alleen het gemene volk, maar ook koningen en prinsen en gehele koninkrijken en republieken verschrikt, gelijk uit de historiën bekend is. Hoewel ook enige dergelijke wonderen van sommige roomse bisschoppen zijn geroemd.
   
14 καὶ πλανᾷ τοὺς κατοικοῦντας ἐπὶ τῆς γῆς διὰ τὰ σημεῖα ἃ ἐδόθη αὐτῷ ποιῆσαι ἐνώπιον τοῦ θηρίου, λέγων τοῖς κατοικοῦσιν ἐπὶ τῆς γῆς ποιῆσαι εἰκόνα τῷ θηρίῳ ὃ ἔχει τὴν πληγὴν τῆς μαχαίρας καὶ ἔζησε. 14 En nverleidt degenen die op de aarde wonen, door de tekenen die aan hetzelve te doen gegeven zijn in de tegenwoordigheid van het beest; zeggende tot degenen die op de aarde wonen, dat zij voor het beest, dat de wond des zwaards had en weder leefde, 31een beeld zouden maken.
n Deut. 13:1. Matth. 24:24. Openb. 16:14; 19:20. verwijsteksten
31 Dit wordt van sommigen van den beeldendienst in het gemeen verstaan, dien al degenen die onder den antichrist zijn, moeten aannemen, gelijk de onderzaten van den koning van Babel, Dan. 3:1, het beeld van den koning van Babel, op straffe des vuurs, moesten aanbidden. Doch wordt van anderen niet onbekwamelijk verstaan van zijn geestelijke heerschappij, die hij door zijn geestelijkheid in alle geestelijke hoven, zo zij die noemen, alom heeft opgericht; en die alle volken als een beeld van hun overste alom moeten aanbidden en zichzelven onderwerpen. Waarop de volgende eigenschappen van dit beeld allerbest passen. verwijsteksten
   
15 καὶ ἐδόθη αὐτῷ δοῦναι πνεῦμα τῇ εἰκόνι τοῦ θηρίου, ἵνα καὶ λαλήσῃ ἡ εἰκὼν τοῦ θηρίου, καὶ ποιήσῃ, ὅσοι ἂν μὴ προσκυνήσωσι τὴν εἰκόνα τοῦ θηρίου, ἵνα ἀποκτανθῶσι. 15 En hetzelve werd macht gegeven 32om het beeld van het beest een geest te geven, opdat het beeld van het beest ook zou spreken, en maken dat allen die ohet beeld van het beest niet zouden aanbidden, gedood zouden worden.
32 Die dit verstaan van den beeldendienst, duiden dit op de beelden door welke de satan (gelijk tot Eva door de slang) somwijlen heeft gesproken; of door welke hun geestelijken versierd hebben dat de heiligen, die door dezelve zijn afgebeeld, ook zouden gesproken hebben, gelijk in hun legenden verscheidene voorbeelden daarvan voorkomen, om dezen afgodischen dienst alzo te meerder geloof en geest te geven. Anderen duiden het op de privileges der genoemde geestelijke hoven, en hun inquisities, waardoor zij ontzaglijk zijn voor kleinen en groten, en waardoor zij er zeer velen, die hun macht niet willen erkennen en hun afgoderij navolgen, ter dood toe hebben vervolgd en door de handen der overheden doen sterven.
o Openb. 19:20. verwijsteksten
   
16 καὶ ποιεῖ πάντας, τοὺς μικροὺς καὶ τοὺς μεγάλους, καὶ τοὺς πλουσίους καὶ τοὺς πτωχούς, καὶ τοὺς ἐλευθέρους καὶ τοὺς δούλους, ἵνα δώσῃ αὐτοῖς χάραγμα ἐπὶ τῆς χειρὸς αὐτῶν τῆς δεξιᾶς, ἢ ἐπὶ τῶν μετώπων αὐτῶν, 16 En het maakt dat het aan allen, kleinen en groten, en rijken en armen, en vrijen en dienstknechten, p33een merkteken geeft aan hun rechterhand of aan hun voorhoofden,
p Openb. 19:20. verwijsteksten
33 Dit wordt bekwamelijk van hun chrisma of oliesel verstaan, waardoor eenieder in hun sacrament van confirmatie of vormsel, hetwelk zij boven den doop van Christus verheffen, op zijn voorhoofd moet worden getekend; gelijk ook hun geestelijken in het ontvangen van hun ordeningen, aan hun hoofden, handen en vingers op dergelijke wijze gezalfd en gemerkt worden, welke merktekenen zij noemen onuitwisbaar, en zonder welke zij hun geestelijk koopmanschap niet mogen uitdelen, noch ook zelfs onder andere mensen met vrede handelen of verkeren.
   
17 καὶ ἵνα μή τις δύνηται ἀγοράσαι ἢ πωλῆσαι, εἰ μὴ ὁ ἔχων τὸ χάραγμα ἢ τὸ ὄνομα τοῦ θηρίου ἢ τὸν ἀριθμὸν τοῦ ὀνόματος αὐτοῦ. 17 En dat niemand mag kopen of verkopen dan die dat merkteken heeft, q34of den naam van het beest, of 35het getal zijns naams.
q Openb. 14:11. verwijsteksten
34 Dat is, de belijdenis dat zij rooms-katholiek, of goede pausgezinden zijn, die zij houden voor het hoofd der kerk, en die in zijn leer en inzettingen niet kan dwalen.
35 Dat is, de Latijnse of roomse kerk toegedaan, die haar voornaamste godsdienstige verrichtingen in het Latijn doet, en haar gebeden ook in het Latijn, ook zonder verstaan dergenen die ze doen, haar dienaren opdringt; welke naam rooms, of Latijns, dit getal zijns naams oplevert, als volgt.
   
18 ὧδε ἡ σοφία ἐστίν. ὁ ἔχων τὸν νοῦν ψηφισάτω τὸν ἀριθμὸν τοῦ θηρίου· ἀριθμὸς γὰρ ἀνθρώπου ἐστί, καὶ ὁ ἀριθμὸς αὐτοῦ χξϛ´. 18 Hier is rde wijsheid: die het verstand heeft, rekene het getal van het beest; want het is 36een getal eens mensen, en zijn getal is zeshonderd zes en zestig.
r Openb. 17:9. verwijsteksten
36 Dat is, een getal dat berekend wordt door de letters van den naam eens mensen, of ener orde van mensen, naar de Hebreeuwse of Griekse wijze, die de letters van hun ab gebruiken om het getal uit te drukken; en hoewel hierover verscheidene verklaringen gedaan worden, zo is de oudste en waarschijnlijkste de verklaring van Irenaeus, die kort na de tijden des apostels geleefd heeft, al duizend vierhonderd vijftig jaren geleden, die dit past op het woord lateinos, in hetwelk het getal van zeshonderd zes en zestig wordt gevonden. Hetwelk met de zaak zeer wel overeenkomt, alzo de paus zich uitgeeft voor het hoofd van de Latijnse kerk, den godsdienst in de Latijnse spraak wil gepleegd hebben, en de oude Latijnse overzetting des Bijbels voor authentiek wil gehouden hebben.

Einde Openbaring 13