Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

1 Johannes 3 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

1 Johannes 3

 Gerechtigheid en broederliefde de kenmerken van het kindschap Gods
1 Ἴδετε ποταπὴν ἀγάπην δέδωκεν ἡμῖν ὁ Πατήρ, ἵνα τέκνα Θεοῦ κληθῶμεν. διὰ τοῦτο ὁ κόσμος οὐ γινώσκει ἡμᾶς, ὅτι οὐκ ἔγνω αὐτόν. 1 ZIETa hoe grote liefde ons de Vader gegeven heeft, namelijk dat wij kinderen Gods genaamd zouden worden. Daarom kent ons de wereld niet, omdat zij Hem niet kent. a Joh. 1:12. verwijsteksten
2 ἀγαπητοί, νῦν τέκνα Θεοῦ ἐσμέν, καὶ οὔπω ἐφανερώθη τί ἐσόμεθα· οἴδαμεν δὲ ὅτι ἐὰν φανερωθῇ, ὅμοιοι αὐτῷ ἐσόμεθα, ὅτι ὀψόμεθα αὐτὸν καθώς ἐστι. 2 Geliefden, bnu zijn wij kinderen Gods, cen het is nog niet geopenbaard wat wij zijn zullen. dMaar wij weten dat als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem zullen gelijk wezen; want wij zullen Hem zien gelijk Hij is. b Jes. 56:5. Joh. 1:12. Rom. 8:15. Gal. 3:26; 4:6. c Matth. 5:12. Rom. 8:18. 2 Kor. 4:17. d Filipp. 3:21. Kol. 3:4. verwijsteksten
3 καὶ πᾶς ὁ ἔχων τὴν ἐλπίδα ταύτην ἐπ’ αὐτῷ ἁγνίζει ἑαυτόν, καθὼς ἐκεῖνος ἁγνός ἐστι. 3 En een iegelijk die deze hoop op Hem heeft, die reinigt zichzelven, gelijk Hij rein is.
4 πᾶς ὁ ποιῶν τὴν ἁμαρτίαν, καὶ τὴν ἀνομίαν ποιεῖ· καὶ ἡ ἁμαρτία ἐστὶν ἡ ἀνομία. 4 Een iegelijk die de zonde doet, die doet ook de ongerechtigheid; ewant de zonde is de ongerechtigheid. e 1 Joh. 5:17. verwijsteksten
5 καὶ οἴδατε ὅτι ἐκεῖνος ἐφανερώθη, ἵνα τὰς ἁμαρτίας ἡμῶν ἄρῃ· καὶ ἁμαρτία ἐν αὐτῷ οὐκ ἔστι. 5 fEn gij weet dat Hij geopenbaard is, opdat Hij onze zonden zou wegnemen; gen geen zonde is in Hem. f Jes. 53:12. 1 Tim. 1:15. g Jes. 53:9. 2 Kor. 5:21. 1 Petr. 2:22. verwijsteksten
6 πᾶς ὁ ἐν αὐτῷ μένων οὐχ ἁμαρτάνει· πᾶς ὁ ἁμαρτάνων οὐχ ἑώρακεν αὐτόν, οὐδὲ ἔγνωκεν αὐτόν. 6 Een iegelijk die in Hem blijft, die zondigt niet; een iegelijk die zondigt, die heeft Hem niet gezien en heeft Hem niet gekend.
7 τεκνία, μηδεὶς πλανάτω ὑμᾶς· ὁ ποιῶν τὴν δικαιοσύνην δίκαιός ἐστι, καθὼς ἐκεῖνος δίκαιός ἐστιν· 7 Kinderkens, dat u niemand verleide. hDie de rechtvaardigheid doet, die is rechtvaardig, gelijk Hij rechtvaardig is. h 1 Joh. 2:29. verwijsteksten
8 ὁ ποιῶν τὴν ἁμαρτίαν ἐκ τοῦ διαβόλου ἐστίν, ὅτι ἀπ’ ἀρχῆς ὁ διάβολος ἁμαρτάνει. εἰς τοῦτο ἐφανερώθη ὁ Υἱὸς τοῦ Θεοῦ, ἵνα λύσῃ τὰ ἔργα τοῦ διαβόλου. 8 Die de zonde doet, is uit den duivel, want de duivel zondigt van den beginne. Hiertoe is de Zone Gods geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou.
9 πᾶς ὁ γεγεννημένος ἐκ τοῦ Θεοῦ ἁμαρτίαν οὐ ποιεῖ, ὅτι σπέρμα αὐτοῦ ἐν αὐτῷ μένει· καὶ οὐ δύναται ἁμαρτάνειν, ὅτι ἐκ τοῦ Θεοῦ γεγέννηται. 9 iEen iegelijk die uit God geboren is, die doet de zonde niet; kwant Zijn zaad blijft in hem; en hij kan niet zondigen, want hij is uit God geboren. i 1 Joh. 5:18. k 1 Petr. 1:23. verwijsteksten
10 ἐν τούτῳ φανερά ἐστι τὰ τέκνα τοῦ Θεοῦ καὶ τὰ τέκνα τοῦ διαβόλου· πᾶς ὁ μὴ ποιῶν δικαιοσύνην οὐκ ἔστιν ἐκ τοῦ Θεοῦ, καὶ ὁ μὴ ἀγαπῶν τὸν ἀδελφὸν αὐτοῦ. 10 Hierin zijn de kinderen Gods en de kinderen des duivels openbaar. Een iegelijk die de rechtvaardigheid niet doet, die is niet uit God, en die zijn broeder niet liefheeft.
11 ὅτι αὕτη ἐστὶν ἡ ἀγγελία ἣν ἠκούσατε ἀπ’ ἀρχῆς, ἵνα ἀγαπῶμεν ἀλλήλους· 11 Want dit is de verkondiging die gij van den beginne gehoord hebt, ldat wij elkander zouden liefhebben. l vers 23. Joh. 13:34; 15:12. verwijsteksten
12 οὐ καθὼς Κάϊν ἐκ τοῦ πονηροῦ ἦν, καὶ ἔσφαξε τὸν ἀδελφὸν αὐτοῦ. καὶ χάριν τίνος ἔσφαξεν αὐτόν; ὅτι τὰ ἔργα αὐτοῦ πονηρὰ ἦν, τὰ δὲ τοῦ ἀδελφοῦ αὐτοῦ δίκαια. 12 Niet gelijk mKaïn, die uit den boze was en zijn broeder doodsloeg. En om wat oorzaak sloeg hij hem dood? nOmdat zijn werken boos waren, en die van zijn broeder rechtvaardig. m Gen. 4:8. n Hebr. 11:4. verwijsteksten
13 Μὴ θαυμάζετε, ἀδελφοί μου, εἰ μισεῖ ὑμᾶς ὁ κόσμος· 13 oVerwondert u niet, mijne broeders, zo u de wereld haat. o Joh. 15:18. verwijsteksten
14 ἡμεῖς οἴδαμεν ὅτι μεταβεβήκαμεν ἐκ τοῦ θανάτου εἰς τὴν ζωήν, ὅτι ἀγαπῶμεν τοὺς ἀδελφούς. ὁ μὴ ἀγαπῶν τὸν ἀδελφόν, μένει ἐν τῷ θανάτῳ. 14 pWij weten dat wij overgegaan zijn uit den dood in het leven, dewijl wij de broeders liefhebben. Die zijn broeder niet liefheeft, blijft in den dood. p 1 Joh. 2:10. verwijsteksten
15 πᾶς ὁ μισῶν τὸν ἀδελφὸν αὐτοῦ ἀνθρωποκτόνος ἐστί· καὶ οἴδατε ὅτι πᾶς ἀνθρωποκτόνος οὐκ ἔχει ζωὴν αἰώνιον ἐν αὐτῷ μένουσαν. 15 Een iegelijk die zijn broeder haat, is een doodslager; qen gij weet dat geen doodslager het eeuwige leven heeft in zich blijvende. q Matth. 5:21. Gal. 5:21. verwijsteksten
16 ἐν τούτῳ ἐγνώκαμεν τὴν *ἀγάπην, ὅτι ἐκεῖνος ὑπὲρ ἡμῶν τὴν ψυχὴν αὐτοῦ ἔθηκε· καὶ ἡμεῖς ὀφείλομεν ὑπὲρ τῶν ἀδελφῶν τὰς ψυχὰς τιθέναι.
* ἀγάπην St, B-edd, Elz, M | ἀγάπην τοῦ Θεοῦ B-edd, Sc (SV-kt)
16 rHieraan hebben wij de liefde gekend, dat Hij Zijn leven voor ons gesteld heeft; en wij zijn schuldig voor de broeders het leven te stellen. r Joh. 15:13. Ef. 5:2. verwijsteksten
17 ὃς δ’ ἂν ἔχῃ τὸν βίον τοῦ κόσμου, καὶ θεωρῇ τὸν ἀδελφὸν αὐτοῦ χρείαν ἔχοντα, καὶ κλείσῃ τὰ σπλάγχνα αὐτοῦ ἀπ’ αὐτοῦ, πῶς ἡ ἀγάπη τοῦ Θεοῦ μένει ἐν αὐτῷ; 17 sZo wie nu het goed der wereld heeft, en ziet zijn broeder gebrek hebben, en sluit zijn hart toe voor hem, hoe blijft de liefde Gods in hem? s Deut. 15:7. Luk. 3:11. Jak. 2:15. verwijsteksten
  
Vrijmoedigheid tot God
18 τεκνία μου, μὴ ἀγαπῶμεν λόγῳ μηδὲ γλώσσῃ, ἀλλ’ ἔργῳ καὶ ἀληθείᾳ. 18 Mijne kinderkens, laat ons niet liefhebben met het woord, noch met de tong, maar met de daad en waarheid.
19 καὶ ἐν τούτῳ γινώσκομεν ὅτι ἐκ τῆς ἀληθείας ἐσμέν, καὶ ἔμπροσθεν αὐτοῦ πείσομεν τὰς καρδίας ἡμῶν, 19 En hieraan kennen wij dat wij uit de waarheid zijn, en wij zullen onze harten verzekeren voor Hem.
20 ὅτι ἐὰν καταγινώσκῃ ἡμῶν ἡ καρδία, ὅτι μείζων ἐστὶν ὁ Θεὸς τῆς καρδίας ἡμῶν, καὶ γινώσκει πάντα. 20 Want indien ons hart ons veroordeelt, God is meerder dan ons hart, en Hij kent alle dingen.
21 ἀγαπητοί, ἐὰν ἡ καρδία ἡμῶν μὴ καταγινώσκῃ ἡμῶν, παρρησίαν ἔχομεν πρὸς τὸν Θεόν, 21 Geliefden, indien ons hart ons niet veroordeelt, zo hebben wij vrijmoedigheid tot God,
22 καὶ ὃ ἐὰν αἰτῶμεν, λαμβάνομεν παρ’ αὐτοῦ, ὅτι τὰς ἐντολὰς αὐτοῦ τηροῦμεν, καὶ τὰ ἀρεστὰ ἐνώπιον αὐτοῦ ποιοῦμεν. 22 tEn zo wat wij bidden, ontvangen wij van Hem, dewijl wij Zijn geboden bewaren en doen hetgeen behaaglijk is voor Hem. t Jer. 29:12. Matth. 7:8; 21:22. Mark. 11:24. Luk. 11:9. Joh. 14:13; 16:24. Jak. 1:5. 1 Joh. 5:14. verwijsteksten
23 καὶ αὕτη ἐστὶν ἡ ἐντολὴ αὐτοῦ, ἵνα πιστεύσωμεν τῷ ὀνόματι τοῦ Υἱοῦ αὐτοῦ Ἰησοῦ Χριστοῦ, καὶ ἀγαπῶμεν ἀλλήλους, καθὼς ἔδωκεν ἐντολὴν ἡμῖν. 23 vEn dit is Zijn gebod, dat wij geloven in den Naam van Zijn Zoon Jezus Christus, xen elkander liefhebben, gelijk Hij ons een gebod gegeven heeft. v Joh. 6:29; 17:3. x Lev. 19:18. Matth. 22:39. Joh. 13:34; 15:12. Ef. 5:2. 1 Thess. 4:9. 1 Petr. 4:8. 1 Joh. 4:21. verwijsteksten
24 καὶ ὁ τηρῶν τὰς ἐντολὰς αὐτοῦ ἐν αὐτῷ μένει, καὶ αὐτὸς ἐν αὐτῷ. καὶ ἐν τούτῳ γινώσκομεν ὅτι μένει ἐν ἡμῖν, ἐκ τοῦ Πνεύματος οὗ ἡμῖν ἔδωκεν. 24 yEn die Zijn geboden bewaart, blijft in Hem, en Hij in denzelven. En hieraan kennen wij dat Hij in ons blijft, namelijk uit den Geest, Dien Hij ons gegeven heeft. y Joh. 14:23; 15:10. 1 Joh. 4:12. verwijsteksten

Einde 1 Johannes 3