Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

2 Petrus 2 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

2 Petrus 2

 Waarschuwing tegen de valse leraars
1 Ἐγένοντο δὲ καὶ ψευδοπροφῆται ἐν τῷ λαῷ, ὡς καὶ ἐν ὑμῖν ἔσονται ψευδοδιδάσκαλοι, οἵτινες παρεισάξουσιν αἱρέσεις ἀπωλείας, καὶ τὸν ἀγοράσαντα αὐτοὺς δεσπότην ἀρνούμενοι, ἐπάγοντες ἑαυτοῖς ταχινὴν ἀπώλειαν. 1 EN er zijn ook avalse profeten onder het volk geweest, bgelijk ook onder u valse leraars zijn zullen, die verderfelijke ketterijen bedektelijk invoeren zullen, ook den Heere, Die hen gekocht heeft, verloochenende, en een haastig verderf over zichzelven brengende. a Deut. 13:1. b Matth. 24:11. Hand. 20:29. 1 Tim. 4:1. 2 Tim. 3:1. verwijsteksten
2 καὶ πολλοὶ ἐξακολουθήσουσιν αὐτῶν ταῖς ἀπωλείαις, δι’ οὓς ἡ ὁδὸς τῆς ἀληθείας βλασφημηθήσεται. 2 En velen zullen hun verderfenissen navolgen, door welke de weg der waarheid zal gelasterd worden.
3 καὶ ἐν πλεονεξίᾳ πλαστοῖς λόγοις ὑμᾶς ἐμπορεύσονται· οἷς τὸ κρίμα ἔκπαλαι οὐκ ἀργεῖ, καὶ ἡ ἀπώλεια αὐτῶν οὐ νυστάζει. 3 En zij zullen door gierigheid, met gemaakte woorden, van u een koopmanschap maken; cover welke het oordeel van overlang niet ledig is, en hun verderf sluimert niet. c Jud. vs. 4. verwijsteksten
4 εἰ γὰρ ὁ Θεὸς ἀγγέλων ἁμαρτησάντων οὐκ ἐφείσατο, ἀλλὰ σειραῖς ζόφου ταρταρώσας παρέδωκεν εἰς κρίσιν τετηρημένους· 4 Want indien God dde engelen die gezondigd hebben, niet gespaard heeft, maar die in de hel geworpen hebbende, overgegeven heeft aan de ketenen der duisternis, om tot het oordeel bewaard te worden; d Jud. vs. 6. Openb. 20:3. verwijsteksten
5 καὶ ἀρχαίου κόσμου οὐκ ἐφείσατο, ἀλλ’ ὄγδοον Νῶε δικαιοσύνης κήρυκα ἐφύλαξε, κατακλυσμὸν κόσμῳ ἀσεβῶν ἐπάξας· 5 En de oude wereld niet heeft gespaard, maar eNoach, den prediker der gerechtigheid, zijn achttal, bewaard heeft, als Hij den zondvloed over de wereld der goddelozen heeft gebracht; e Gen. 7:23. 1 Petr. 3:19. verwijsteksten
6 καὶ πόλεις Σοδόμων καὶ Γομόρρας τεφρώσας καταστροφῇ κατέκρινεν, ὑπόδειγμα μελλόντων ἀσεβεῖν τεθεικώς· 6 En de steden fvan Sódom en Gomórra tot as verbrandende met omkering veroordeeld heeft, en tot een voorbeeld gezet dengenen die goddelooslijk zouden leven; f Gen. 19:24. Deut. 29:23. Jes. 13:19. Jer. 50:40. Ez. 16:49. Hos. 11:8. Amos 4:11. Jud. vs. 7. verwijsteksten
7 καὶ δίκαιον Λώτ, καταπονούμενον ὑπὸ τῆς τῶν ἀθέσμων ἐν ἀσελγείᾳ ἀναστροφῆς, ἐρρύσατο 7 En den rechtvaardigen Lot, gdie vermoeid was van den ontuchtigen wandel der gruwelijke mensen, daaruit verlost heeft g Gen. 19:7, 8. verwijsteksten
8 (βλέμματι γὰρ καὶ ἀκοῇ ὁ δίκαιος, ἐγκατοικῶν ἐν αὐτοῖς, ἡμέραν ἐξ ἡμέρας ψυχὴν δικαίαν ἀνόμοις ἔργοις ἐβασάνιζεν)· 8 (Want deze rechtvaardige man, wonende onder hen, heeft dag op dag zijn rechtvaardige ziel hgekweld door het zien en horen van hun ongerechtige werken); h Ps. 119:158. verwijsteksten
9 οἶδε Κύριος εὐσεβεῖς ἐκ *πειρασμοῦ ῥύεσθαι, ἀδίκους δὲ εἰς ἡμέραν κρίσεως κολαζομένους τηρεῖν·
* πειρασμοῦ St, B, Elz, M | πειρασμῶν Sc
9 iZo weet de Heere de godzaligen uit de verzoeking te verlossen, en de onrechtvaardigen te bewaren tot den dag des oordeels, om gestraft te worden; i 1 Kor. 10:13. verwijsteksten
10 μάλιστα δὲ τοὺς ὀπίσω σαρκὸς ἐν ἐπιθυμίᾳ μιασμοῦ πορευομένους, καὶ κυριότητος καταφρονοῦντας. τολμηταί, αὐθάδεις, δόξας οὐ τρέμουσι βλασφημοῦντες· 10 Maar allermeest degenen die naar het vlees in onreine begeerlijkheid wandelen, en de heerschappij verachten; die stout zijn, zichzelven behagen, en die de heerlijkheden niet schromen te lasteren;
11 ὅπου ἄγγελοι, ἰσχύϊ καὶ δυνάμει μείζονες ὄντες, οὐ φέρουσι κατ’ αὐτῶν παρὰ Κυρίῳ βλάσφημον κρίσιν. 11 Daar de engelen, in sterkte en kracht meerder zijnde, geen lasterlijk oordeel tegen hen voor den Heere voortbrengen.
  
De losbandigheid der valse leraars
12 οὗτοι δέ, ὡς ἄλογα ζῶα φυσικὰ *γεγεννημένα εἰς ἅλωσιν καὶ φθοράν, ἐν οἷς ἀγνοοῦσι βλασφημοῦντες, ἐν τῇ φθορᾷ αὐτῶν καταφθαρήσονται,
* γεγεννημένα B-edd, Elz | γεγενημένα St, B-edd, Sc, M (SV-kt)
12 kMaar dezen, als onredelijke dieren, die de natuur volgen en voortgebracht zijn om gevangen en gedood te worden, ldewijl zij lasteren hetgeen zij niet verstaan, zullen in hun verdorvenheid verdorven worden; k Jer. 12:3. l Jud. vs. 10. verwijsteksten
13 κομιούμενοι μισθὸν ἀδικίας, ἡδονὴν ἡγούμενοι τὴν ἐν ἡμέρᾳ τρυφήν, σπῖλοι καὶ μῶμοι, ἐντρυφῶντες ἐν ταῖς ἀπάταις αὐτῶν συνευωχούμενοι ὑμῖν, 13 En zullen verkrijgen het loon der ongerechtigheid, als die de dagelijkse weelde hun vermaak achten, zijnde vlekken en smetten, en zijn weelderig in hun bedriegerijen, als zij in de maaltijden met u zijn;
14 ὀφθαλμοὺς ἔχοντες μεστοὺς μοιχαλίδος καὶ ἀκαταπαύστους ἁμαρτίας, δελεάζοντες ψυχὰς ἀστηρίκτους, καρδίαν γεγυμνασμένην πλεονεξίαις ἔχοντες, κατάρας τέκνα· 14 Hebbende de ogen vol overspel en die niet ophouden van zondigen; verlokkende de onvaste zielen, hebbende het hart geoefend in gierigheid, kinderen der vervloeking;
15 καταλιπόντες τὴν εὐθεῖαν ὁδὸν ἐπλανήθησαν, ἐξακολουθήσαντες τῇ ὁδῷ τοῦ Βαλαὰμ τοῦ Βοσόρ, ὃς μισθὸν ἀδικίας ἠγάπησεν, 15 Die den rechten weg verlaten hebbende, zijn verdwaald, en mvolgen den weg van Bíleam, den zoon van Beor, die het loon der ongerechtigheid liefgehad heeft; m Num. 22:7, 21. Jud. vs. 11. verwijsteksten
16 ἔλεγξιν δὲ ἔσχεν ἰδίας παρανομίας· ὑποζύγιον ἄφωνον, ἐν ἀνθρώπου φωνῇ φθεγξάμενον, ἐκώλυσε τὴν τοῦ προφήτου παραφρονίαν. 16 Maar hij heeft de bestraffing zijner ongerechtigheid gehad; want nhet jukdragende stomme dier, sprekende met mensenstem, heeft des profeten dwaasheid verhinderd. n Num. 22:21. verwijsteksten
17 οὗτοί εἰσι πηγαὶ ἄνυδροι, νεφέλαι ὑπὸ λαίλαπος ἐλαυνόμεναι, οἷς ὁ ζόφος τοῦ σκότους εἰς αἰῶνα τετήρηται. 17 oDezen zijn waterloze fonteinen, wolken van een draaiwind gedreven, denwelken de donkerheid der duisternis in der eeuwigheid bewaard wordt. o Jud. vs. 12. verwijsteksten
18 ὑπέρογκα γὰρ ματαιότητος φθεγγόμενοι, δελεάζουσιν ἐν ἐπιθυμίαις σαρκός, *ἐν ἀσελγείαις, τοὺς ὄντως ἀποφυγόντας τοὺς ἐν πλάνῃ ἀναστρεφομένους,
* ἐν ἀσελγείαις B, Elz, Sc | ἀσελγείαις St, M
18 Want zij, zeer opgeblazen ijdelheid sprekende, verlokken door de begeerlijkheden des vleses en door ontuchtigheden degenen die waarlijk ontvloden waren van degenen die in dwaling wandelen;
19 ἐλευθερίαν αὐτοῖς ἐπαγγελλόμενοι, αὐτοὶ δοῦλοι ὑπάρχοντες τῆς φθορᾶς· ᾧ γάρ τις ἥττηται, τούτῳ καὶ δεδούλωται. 19 Belovende hun vrijheid, daar zij zelven dienstknechten zijn der verdorvenheid; pwant van wien iemand overwonnen is, dien is hij ook tot een dienstknecht gemaakt. p Joh. 8:34. Rom. 6:16. verwijsteksten
20 εἰ γὰρ ἀποφυγόντες τὰ μιάσματα τοῦ κόσμου ἐν ἐπιγνώσει τοῦ Κυρίου καὶ σωτῆρος Ἰησοῦ Χριστοῦ, τούτοις δὲ πάλιν ἐμπλακέντες ἡττῶνται, γέγονεν αὐτοῖς τὰ ἔσχατα χείρονα τῶν πρώτων. 20 qWant indien zij, nadat zij door de kennis van den Heere en Zaligmaker Jezus Christus de besmettingen der wereld ontvloden zijn, en in dezelve wederom ingewikkeld zijnde, van dezelve overwonnen worden, rzo is hun het laatste erger geworden dan het eerste. q Hebr. 6:4; 10:26. r Matth. 12:45. verwijsteksten
21 κρεῖττον γὰρ ἦν αὐτοῖς μὴ ἐπεγνωκέναι τὴν ὁδὸν τῆς δικαιοσύνης, ἢ ἐπιγνοῦσιν ἐπιστρέψαι ἐκ τῆς παραδοθείσης αὐτοῖς ἁγίας ἐντολῆς. 21 Want het ware hun beter, dat zij den weg der gerechtigheid niet gekend hadden, dan dat zij dien gekend hebbende, weder afkeren van het heilige gebod dat hun overgegeven was.
22 συμβέβηκε δὲ αὐτοῖς τὸ τῆς ἀληθοῦς παροιμίας, Κύων ἐπιστρέψας ἐπὶ τὸ ἴδιον ἐξέραμα, καὶ ὗς λουσαμένη εἰς κύλισμα βορβόρου. 22 Maar hun is overkomen hetgeen met een waar spreekwoord gezegd wordt: sDe hond is wedergekeerd tot zijn eigen uitbraaksel, en de gewassen zeug tot de wenteling in het slijk. s Spr. 26:11. verwijsteksten

Einde 2 Petrus 2