Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)
| | Opschrift |
1 Ἰάκωβος, Θεοῦ καὶ Κυρίου Ἰησοῦ Χριστοῦ δοῦλος, ταῖς δώδεκα φυλαῖς ταῖς ἐν τῇ διασπορᾷ, χαίρειν. | | 1 JAKOBUS,
een dienstknecht van God en van den Heere JEZUS CHRISTUS, aan de twaalf stammen adie in de verstrooiing zijn: Zaligheid. a Hand. 8:1. 1 Petr. 1:1.  a Hand. 8:1 EN Saulus had mede een welbehagen aan zijn dood. En er werd te dien dage een grote vervolging tegen de gemeente die te Jeruzalem was; en zij werden allen verstrooid door de landen van Judéa en Samaría, behalve de apostelen. 1 Petr. 1:1 PETRUS, een apostel van JEZUS CHRISTUS, aan de vreemdelingen, verstrooid in Pontus, Galátië, Cappadócië, Azië en Bithynië, |
| | De zegen van de geloofsbeproeving |
2 Πᾶσαν χαρὰν ἡγήσασθε, ἀδελφοί μου, ὅταν πειρασμοῖς περιπέσητε ποικίλοις, | | 2 bAcht het voor grote vreugde, mijne broeders, wanneer gij in velerlei verzoekingen valt; b Matth. 5:11. Rom. 5:3. 1 Petr. 1:6.  b Matth. 5:11 Zalig zijt gij als u de mensen smaden en vervolgen, en liegende alle kwaad tegen u spreken, om Mijnentwil. Rom. 5:3 En niet alleenlijk dit, maar wij roemen ook in de verdrukkingen, wetende dat de verdrukking lijdzaamheid werkt, 1 Petr. 1:6 In Welken gij u verheugt, nu een weinig tijds (zo het nodig is) bedroefd zijnde door menigerlei verzoekingen; |
3 γινώσκοντες ὅτι τὸ δοκίμιον ὑμῶν τῆς πίστεως κατεργάζεται ὑπομονήν· | | 3 cWetende dat de beproeving uws geloofs lijdzaamheid werkt. c Rom. 5:3. 1 Petr. 1:7.  c Rom. 5:3 En niet alleenlijk dit, maar wij roemen ook in de verdrukkingen, wetende dat de verdrukking lijdzaamheid werkt, 1 Petr. 1:7 Opdat de beproeving uws geloofs, die veel kostelijker is dan van het goud, hetwelk vergaat en door het vuur beproefd wordt, bevonden worde te zijn tot lof en eer en heerlijkheid, in de openbaring van Jezus Christus; |
4 ἡ δὲ ὑπομονὴ ἔργον τέλειον ἐχέτω, ἵνα ἦτε τέλειοι καὶ ὁλόκληροι, ἐν μηδενὶ λειπόμενοι. | | 4 Doch de lijdzaamheid hebbe een volmaakt werk, opdat gij moogt volmaakt zijn en geheel oprecht, in geen ding gebrekkelijk. |
5 Εἰ δέ τις ὑμῶν λείπεται σοφίας, αἰτείτω παρὰ τοῦ διδόντος Θεοῦ πᾶσιν ἁπλῶς, καὶ μὴ ὀνειδίζοντος, καὶ δοθήσεται αὐτῷ. | | 5 dEn indien iemand van u wijsheid ontbreekt, dat hij ze van God begere, Die een iegelijk mildelijk geeft, en niet verwijt; en ezij zal hem gegeven worden. d Spr. 2:3. e Jer. 29:12. Matth. 7:7; 21:22. Mark. 11:24. Joh. 16:24. 1 Joh. 3:22; 5:14.  d Spr. 2:3 Ja, zo gij tot het verstand roept, uw stem verheft tot de verstandigheid, e Jer. 29:12 Dan zult gij Mij aanroepen en heengaan en tot Mij bidden; en Ik zal naar u horen. Matth. 7:7 Bidt, en u zal gegeven worden; zoekt, en gij zult vinden; klopt, en u zal opengedaan worden. Matth. 21:22 En al wat gij zult begeren in het gebed, gelovende, zult gij ontvangen. Mark. 11:24 Daarom zeg Ik u: Alle dingen die gij biddende begeert, gelooft dat gij ze ontvangen zult, en zij zullen u geworden. Joh. 16:24 Tot nog toe hebt gij niet gebeden in Mijn Naam; bidt en gij zult ontvangen, opdat uw blijdschap vervuld zij. 1 Joh. 3:22 En zo wat wij bidden, ontvangen wij van Hem, dewijl wij Zijn geboden bewaren en doen hetgeen behaaglijk is voor Hem. 1 Joh. 5:14 En dit is de vrijmoedigheid die wij tot Hem hebben, dat zo wij iets bidden naar Zijn wil, Hij ons verhoort. |
6 αἰτείτω δὲ ἐν πίστει, μηδὲν διακρινόμενος· ὁ γὰρ διακρινόμενος ἔοικε κλύδωνι θαλάσσης ἀνεμιζομένῳ καὶ ῥιπιζομένῳ. | | 6 Maar dat hij ze begere in geloof, niet twijfelende; want die twijfelt, is een baar der zee gelijk, die van den wind gedreven en op en neder geworpen wordt. |
7 μὴ γὰρ οἰέσθω ὁ ἄνθρωπος ἐκεῖνος ὅτι λήψεταί τι παρὰ τοῦ Κυρίου. | | 7 Want die mens mene niet dat hij iets ontvangen zal van den Heere. |
8 ἀνὴρ δίψυχος ἀκατάστατος ἐν πάσαις ταῖς ὁδοῖς αὐτοῦ. | | 8 Een dubbelhartig man is
ongestadig in al zijn wegen. |
9 Καυχάσθω δὲ ὁ ἀδελφὸς ὁ ταπεινὸς ἐν τῷ ὕψει αὐτοῦ· | | 9 Maar de broeder die nederig is, roeme in zijn hoogheid; |
10 ὁ δὲ πλούσιος ἐν τῇ ταπεινώσει αὐτοῦ· ὅτι ὡς ἄνθος χόρτου παρελεύσεται. | | 10 En de rijke in zijn vernedering; want hij zal als een bloem van het gras voorbijgaan. |
11 ἀνέτειλε γὰρ ὁ ἥλιος σὺν τῷ καύσωνι, καὶ ἐξήρανε τὸν χόρτον, καὶ τὸ ἄνθος αὐτοῦ ἐξέπεσε, καὶ ἡ εὐπρέπεια τοῦ προσώπου αὐτοῦ ἀπώλετο· οὕτω καὶ ὁ πλούσιος ἐν ταῖς πορείαις αὐτοῦ μαρανθήσεται. | | 11 fWant de zon is opgegaan met de hitte, en heeft het gras dor gemaakt, en zijn bloem is afgevallen, en de schone gedaante haars aanschijns is vergaan; alzo zal ook de rijke in zijn wegen verwelken. f Jes. 40:6. 1 Kor. 7:31. Jak. 4:14. 1 Petr. 1:24. 1 Joh. 2:17.  f Jes. 40:6 Een stem zegt: Roep. En hij zegt: Wat zal ik roepen? Alle vlees is gras en al zijn goedertierenheid als een bloem des velds. 1 Kor. 7:31 En die deze wereld gebruiken, als niet misbruikende; want de gedaante dezer wereld gaat voorbij. Jak. 4:14 Gij die niet weet wat morgen geschieden zal. Want hoedanig is uw leven? Want het is een damp, die voor een weinig tijds
gezien wordt en daarna verdwijnt. 1 Petr. 1:24 Want alle vlees is als gras, en alle heerlijkheid des mensen is als een bloem van het gras. Het gras is verdord en zijn bloem is afgevallen; 1 Joh. 2:17 En de wereld gaat voorbij, en haar begeerlijkheid; maar die den wil van God doet, blijft in der eeuwigheid. |
12 Μακάριος ἀνὴρ ὃς ὑπομένει πειρασμόν· ὅτι δόκιμος γενόμενος λήψεται τὸν στέφανον τῆς ζωῆς, ὃν ἐπηγγείλατο ὁ Κύριος τοῖς ἀγαπῶσιν αὐτόν. | | 12 gZalig is de man die verzoeking verdraagt; want als hij beproefd zal geweest zijn, zal hij hde kroon des levens ontvangen, welke de Heere ibeloofd heeft dengenen die Hem liefhebben. g Job 5:17. h 2 Tim. 4:8. 1 Petr. 5:4. Openb. 2:10. i Matth. 10:22; 19:28, 29.  g Job 5:17 Zie, gelukzalig is de mens denwelken God straft; daarom, verwerp de kastijding des Almachtigen niet. h 2 Tim. 4:8 Voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid, welke mij de Heere, de rechtvaardige Rechter, in dien dag geven zal; en niet alleen mij, maar ook allen die Zijn verschijning liefgehad hebben. 1 Petr. 5:4 En als de overste Herder verschenen zal zijn, zo zult gij de onverwelkelijke kroon der heerlijkheid behalen. Openb. 2:10 Vrees geen der dingen die gij lijden zult. Zie, de duivel zal enigen van ulieden in de gevangenis werpen, opdat gij verzocht wordt; en gij zult een verdrukking hebben van tien dagen. Zijt getrouw tot den dood, en Ik zal u geven de kroon des levens. i Matth. 10:22 En gij zult van allen gehaat worden om Mijn Naam; maar die volstandig zal blijven tot het einde, die zal zalig worden. Matth. 19:28 En Jezus zeide tot hen: Voorwaar Ik zeg u, dat gij, die Mij gevolgd zijt, in de wedergeboorte wanneer de Zoon des mensen zal gezeten zijn op den troon Zijner heerlijkheid, dat gij ook zult zitten op twaalf tronen, oordelende de twaalf geslachten Israëls. Matth. 19:29 En zo wie zal verlaten hebben huizen of broeders of zusters of vader of moeder of vrouw of kinderen of akkers om Mijns Naams wil, die zal honderdvoud ontvangen en het eeuwige leven beërven. |
13 μηδεὶς πειραζόμενος λεγέτω ὅτι Ἀπὸ τοῦ Θεοῦ πειράζομαι· ὁ γὰρ Θεὸς ἀπείραστός ἐστι κακῶν, πειράζει δὲ αὐτὸς οὐδένα· | | 13 Niemand, als hij verzocht wordt, zegge: Ik word van God verzocht. Want God kan niet verzocht worden met het kwade, en Hij Zelf verzoekt niemand. |
14 ἕκαστος δὲ πειράζεται, ὑπὸ τῆς ἰδίας ἐπιθυμίας ἐξελκόμενος καὶ δελεαζόμενος. | | 14 Maar een iegelijk wordt verzocht als hij van zijn eigen begeerlijkheid afgetrokken en verlokt wordt. |
15 εἶτα ἡ ἐπιθυμία συλλαβοῦσα τίκτει ἁμαρτίαν· ἡ δὲ ἁμαρτία ἀποτελεσθεῖσα ἀποκύει θάνατον. | | 15 Daarna de begeerlijkheid, ontvangen hebbende, baart zonde; en de zonde voleindigd zijnde, baart den dood. |
16 μὴ πλανᾶσθε, ἀδελφοί μου ἀγαπητοί. | | 16 Dwaalt niet, mijn geliefde broeders. |
17 πᾶσα δόσις ἀγαθὴ καὶ πᾶν δώρημα τέλειον ἄνωθέν ἐστι, καταβαῖνον ἀπὸ τοῦ Πατρὸς τῶν φώτων, παρ’ ᾧ οὐκ ἔνι παραλλαγή, ἢ τροπῆς ἀποσκίασμα. | | 17 kAlle goede gave en alle volmaakte gift is van boven, van den Vader der lichten afkomende, lbij Welken geen verandering is of schaduw van omkering. k Spr. 2:6. 1 Kor. 4:7. l Jes. 14:27; 46:10. Mal. 3:6. Rom. 11:29.  k Spr. 2:6 Want de HEERE geeft wijsheid; uit Zijn mond komt kennis en verstand. 1 Kor. 4:7 Want wie onderscheidt u? En wat hebt gij, dat gij niet hebt ontvangen? En zo gij het ook ontvangen hebt, wat roemt gij alsof gij het niet ontvangen hadt? l Jes. 14:27 Want de HEERE der heirscharen heeft het in Zijn raad besloten; wie zal het dan breken? En Zijn hand is uitgestrekt; wie zal ze dan keren? Jes. 46:10 Die van den beginne aan verkondig het einde, en vanouds af die dingen die nog niet geschied zijn; Die zeg: Mijn raad zal bestaan en Ik zal al Mijn welbehagen doen; Mal. 3:6 Want Ik, de HEERE, word niet veranderd; daarom zijt gij, o kinderen Jakobs, niet verteerd. Rom. 11:29 Want de genadegiften en de roeping Gods zijn onberouwelijk. |
18 βουληθεὶς ἀπεκύησεν ἡμᾶς λόγῳ ἀληθείας, εἰς τὸ εἶναι ἡμᾶς ἀπαρχήν τινα τῶν αὐτοῦ κτισμάτων. | | 18 mNaar Zijn wil heeft Hij ons gebaard door het Woord der waarheid, opdat wij zouden zijn als
eerstelingen Zijner schepselen. m 1 Kor. 4:15. Gal. 4:19. 1 Petr. 1:23.  m 1 Kor. 4:15 Want al hadt gij tienduizend leermeesters in Christus, zo hebt gij toch niet vele vaders; want in Christus Jezus heb ik u door het Evangelie geteeld. Gal. 4:19 Mijne kinderkens, die ik wederom arbeid te baren, totdat Christus een gestalte in u krijge. 1 Petr. 1:23 Gij die wedergeboren zijt, niet uit vergankelijk, maar uit
onvergankelijk zaad, door het levende en eeuwigblijvende Woord Gods. |
| | Horen en doen |
19 Ὥστε, ἀδελφοί μου ἀγαπητοί, ἔστω πᾶς ἄνθρωπος ταχὺς εἰς τὸ ἀκοῦσαι, βραδὺς εἰς τὸ λαλῆσαι, βραδὺς εἰς ὀργήν· | | 19 Zo dan, mijn geliefde broeders, neen iegelijk mens zij ras om te horen, traag om te spreken, traag tot toorn; n Spr. 17:27. Pred. 5:1.  n Spr. 17:27 Wie wetenschap weet, houdt zijn woorden in; en een man van verstand is kostelijk van geest. Pred. 5:1 WEES niet te snel met uw mond en uw hart haaste niet een woord voort te brengen voor Gods aangezicht; want God is in den hemel en gij zijt op de aarde; daarom, laat uw woorden weinig zijn. |
20 ὀργὴ γὰρ ἀνδρὸς δικαιοσύνην Θεοῦ οὐ κατεργάζεται. | | 20 Want de toorn des mans werkt Gods gerechtigheid niet. |
21 διὸ ἀποθέμενοι πᾶσαν ῥυπαρίαν καὶ περισσείαν κακίας, ἐν πρᾳΰτητι δέξασθε τὸν ἔμφυτον λόγον, τὸν δυνάμενον σῶσαι τὰς ψυχὰς ὑμῶν. | | 21 oDaarom, afgelegd hebbende alle vuiligheid en overvloed van boosheid, ontvangt met zachtmoedigheid het Woord dat in u geplant wordt, hetwelk uw zielen kan zalig maken. o Rom. 13:12. Kol. 3:8.  o Rom. 13:12 De nacht is voorbijgegaan en de dag is nabijgekomen. Laat ons dan afleggen de werken der duisternis en aandoen de wapenen des lichts. Kol. 3:8 Maar nu, legt ook gij dit alles af, namelijk
gramschap, toornigheid, kwaadheid, lastering, vuil spreken uit uw mond. |
22 γίνεσθε δὲ ποιηταὶ λόγου, καὶ μὴ μόνον ἀκροαταί, παραλογιζόμενοι ἑαυτούς. | | 22 pEn zijt daders des Woords, en niet alleen hoorders, uzelven met valse overlegging bedriegende. p Matth. 7:21. Luk. 11:28. Rom. 2:13. 1 Joh. 3:7.  p Matth. 7:21 Niet een iegelijk die tot Mij zegt: Heere, Heere! zal ingaan in het Koninkrijk der hemelen, maar die daar doet den wil Mijns Vaders, Die in de hemelen is. Luk. 11:28 Maar Hij zeide: Ja, zalig zijn degenen die het Woord Gods horen en hetzelve bewaren. Rom. 2:13 (Want de hoorders der wet zijn niet rechtvaardig voor God, maar de daders der wet zullen gerechtvaardigd worden. 1 Joh. 3:7 Kinderkens, dat u niemand verleide. Die de rechtvaardigheid doet, die is rechtvaardig, gelijk Hij rechtvaardig is. |
23 ὅτι εἴ τις ἀκροατὴς λόγου ἐστὶ καὶ οὐ ποιητής, οὗτος ἔοικεν ἀνδρὶ κατανοοῦντι τὸ πρόσωπον τῆς γενέσεως αὐτοῦ ἐν ἐσόπτρῳ· | | 23 qWant zo iemand een hoorder is des Woords en niet een dader, die is een man gelijk, welke zijn aangeboren aangezicht bemerkt in een spiegel; q Luk. 6:47.  q Luk. 6:47 Een iegelijk die tot Mij komt en Mijn woorden hoort en dezelve doet, Ik zal u tonen wien hij gelijk is. |
24 κατενόησε γὰρ ἑαυτὸν καὶ ἀπελήλυθε, καὶ εὐθέως ἐπελάθετο ὁποῖος ἦν. | | 24 Want hij heeft zichzelven bemerkt, en is weggegaan, en heeft terstond vergeten hoedanig hij was. |
25 ὁ δὲ παρακύψας εἰς νόμον τέλειον τὸν τῆς ἐλευθερίας καὶ παραμείνας, οὗτος οὐκ ἀκροατὴς ἐπιλησμονῆς γενόμενος ἀλλὰ ποιητὴς ἔργου, οὗτος μακάριος ἐν τῇ ποιήσει αὐτοῦ ἔσται. | | 25 rMaar die inziet in de volmaakte wet, die der vrijheid is, en daarbij blijft, deze geen vergetelijk hoorder geworden zijnde, maar een dader des werks, deze, zeg ik, zal gelukzalig zijn in dit zijn doen. r Matth. 5:19.  r Matth. 5:19 Zo wie dan één van deze minste geboden zal ontbonden en de mensen alzo zal geleerd hebben, die zal de minste genaamd worden in het Koninkrijk der hemelen; maar zo wie dezelve zal gedaan en geleerd hebben, die zal groot genaamd worden in het Koninkrijk der hemelen. |
26 εἴ τις δοκεῖ θρῆσκος εἶναι ἐν ὑμῖν, μὴ χαλιναγωγῶν γλῶσσαν αὐτοῦ, ἀλλ’ ἀπατῶν καρδίαν αὐτοῦ, τούτου μάταιος ἡ θρησκεία. | | 26 sIndien iemand onder u dunkt dat hij godsdienstig is, en zijn tong niet in toom houdt, maar zijn hart verleidt, dezes godsdienst is ijdel. s Ps. 34:14. Jak. 3:6. 1 Petr. 3:10.  s Ps. 34:14 Nun. Bewaar uw tong van het kwade, en uw lippen van bedrog te spreken. Jak. 3:6 De tong is ook een vuur, een wereld der ongerechtigheid; alzo is de tong onder onze leden gesteld, welke het gehele lichaam besmet, en ontsteekt het rad onzer geboorte, en wordt ontstoken van de hel. 1 Petr. 3:10 Want wie het leven wil liefhebben en goede dagen zien, die stille zijn tong van het kwaad, en zijn lippen dat zij geen bedrog spreken; |
27 θρησκεία καθαρὰ καὶ ἀμίαντος παρὰ τῷ Θεῷ καὶ Πατρὶ αὕτη ἐστίν, ἐπισκέπτεσθαι ὀρφανοὺς καὶ χήρας ἐν τῇ θλίψει αὐτῶν, ἄσπιλον ἑαυτὸν τηρεῖν ἀπὸ τοῦ κόσμου. | | 27 De zuivere en onbevlekte godsdienst voor God en den Vader is deze: wezen en weduwen bezoeken in hun verdrukking, en zichzelven onbesmet bewaren van de wereld. |