Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

Hebreeën 12 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Hebreeën 12

 Opwekking tot volharding
1 Τοιγαροῦν καὶ ἡμεῖς, τοσοῦτον ἔχοντες περικείμενον ἡμῖν νέφος μαρτύρων, ὄγκον ἀποθέμενοι πάντα καὶ τὴν εὐπερίστατον ἁμαρτίαν, δι’ ὑπομονῆς τρέχωμεν τὸν προκείμενον ἡμῖν ἀγῶνα, 1 DAAROM dan ook, alzo wij zo groot een wolk der getuigen rondom ons hebben liggende, alaat ons afleggen allen last en de zonde die ons lichtelijk omringt, en laat ons bmet lijdzaamheid clopen de loopbaan die ons voorgesteld is; a Rom. 6:4. Ef. 4:22. Kol. 3:8. 1 Petr. 2:1, 2. b Rom. 12:12. Hebr. 10:36. c 1 Kor. 9:24. verwijsteksten
2 ἀφορῶντες εἰς τὸν τῆς πίστεως ἀρχηγὸν καὶ τελειωτὴν Ἰησοῦν, ὅς, ἀντὶ τῆς προκειμένης αὐτῷ χαρᾶς, ὑπέμεινε σταυρόν, αἰσχύνης καταφρονήσας, ἐν δεξιᾷ τε τοῦ θρόνου τοῦ Θεοῦ ἐκάθισεν. 2 Ziende op den oversten Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus, dDewelke voor de vreugde die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen en schande veracht, en is gezeten aan de rechterhand evan den troon Gods. d Luk. 24:26. Filipp. 2:8, 9, enz. 1 Petr. 1:11. e Hebr. 1:3; 8:1. verwijsteksten
3 ἀναλογίσασθε γὰρ τὸν τοιαύτην ὑπομεμενηκότα ὑπὸ τῶν ἁμαρτωλῶν εἰς αὐτὸν ἀντιλογίαν, ἵνα μὴ κάμητε ταῖς ψυχαῖς ὑμῶν ἐκλυόμενοι. 3 Want aanmerkt Dezen, Die zodanig een tegenspreken van de zondaren tegen Zich heeft verdragen, opdat gij niet verflauwt en bezwijkt in uw zielen.
4 οὔπω μέχρις αἵματος ἀντικατέστητε πρὸς τὴν ἁμαρτίαν ἀνταγωνιζόμενοι· 4 fGij hebt nog tot den bloede toe niet tegengestaan, strijdende tegen de zonde; f 1 Kor. 10:13. verwijsteksten
5 καὶ ἐκλέλησθε τῆς παρακλήσεως, ἥτις ὑμῖν ὡς υἱοῖς διαλέγεται, Υἱέ μου, μὴ ὀλιγώρει παιδείας Κυρίου, μηδὲ ἐκλύου ὑπ’ αὐτοῦ ἐλεγχόμενος· 5 En gij hebt vergeten de vermaning die tot u als tot zonen spreekt: gMijn zoon, acht niet klein de kastijding des Heeren, en bezwijk niet als gij van Hem bestraft wordt; g Job 5:17. Spr. 3:11. Openb. 3:19. verwijsteksten
6 ὃν γὰρ ἀγαπᾷ Κύριος παιδεύει· μαστιγοῖ δὲ πάντα υἱὸν ὃν παραδέχεται. 6 Want dien de Heere liefheeft, kastijdt Hij, en Hij geselt een iegelijken zoon dien Hij aanneemt.
7 εἰ παιδείαν ὑπομένετε, ὡς υἱοῖς ὑμῖν προσφέρεται ὁ Θεός· (τίς γάρ ἐστιν υἱὸς ὃν οὐ παιδεύει πατήρ;) 7 Indien gij de kastijding verdraagt, zo gedraagt Zich God jegens u als zonen; (want wat zoon is er dien de vader niet kastijdt?)
8 εἰ δὲ χωρίς ἐστε παιδείας, ἧς μέτοχοι γεγόνασι πάντες, ἄρα νόθοι ἐστὲ καὶ οὐχ υἱοί. 8 Maar indien gij zonder kastijding zijt, welker allen deelachtig zijn geworden, zo zijt gij dan bastaarden en niet zonen.
9 εἶτα τοὺς μὲν τῆς σαρκὸς ἡμῶν πατέρας εἴχομεν παιδευτάς, καὶ *ἐνετρεπόμεθα· οὐ πολλῷ μᾶλλον ὑποταγησόμεθα τῷ Πατρὶ τῶν πνευμάτων, καὶ ζήσομεν;
* ἐνετρεπόμεθα St, B-edd, Sc, M | ἐντρεπόμεθα B-1565 (octavo), Elz
9 Voorts, wij hebben de vaders onzes vleses wel tot kastijders gehad, en wij ontzagen hen; zullen wij dan niet veel meer den Vader der geesten onderworpen zijn, en leven?
10 οἱ μὲν γὰρ πρὸς ὀλίγας ἡμέρας κατὰ τὸ δοκοῦν αὐτοῖς ἐπαίδευον· ὁ δὲ ἐπὶ τὸ συμφέρον, εἰς τὸ μεταλαβεῖν τῆς ἁγιότητος αὐτοῦ. 10 Want genen hebben ons wel voor een korten tijd, naar dat het hun goeddacht, gekastijd; maar Deze kastijdt ons tot ons nut, opdat wij Zijner heiligheid zouden deelachtig worden.
11 πᾶσα δὲ παιδεία πρὸς μὲν τὸ παρὸν οὐ δοκεῖ χαρᾶς εἶναι, ἀλλὰ λύπης· ὕστερον δὲ καρπὸν εἰρηνικὸν τοῖς δι’ αὐτῆς γεγυμνασμένοις ἀποδίδωσι δικαιοσύνης. 11 En alle kastijding, als die tegenwoordig is, schijnt geen zaak van vreugde, maar van droefheid te zijn; doch daarna geeft zij van zich een vreedzame vrucht der gerechtigheid dengenen die door dezelve geoefend zijn.
12 διὸ τὰς παρειμένας χεῖρας καὶ τὰ παραλελυμένα γόνατα ἀνορθώσατε· 12 hDaarom, richt wederop de trage handen en de slappe knieën; h Jes. 35:3. verwijsteksten
13 καὶ τροχιὰς ὀρθὰς ποιήσατε τοῖς ποσὶν ὑμῶν, ἵνα μὴ τὸ χωλὸν ἐκτραπῇ, ἰαθῇ δὲ μᾶλλον. 13 En maakt rechte paden voor uw voeten, opdat hetgeen kreupel is, niet verdraaid worde, maar dat het veelmeer genezen worde.
14 Εἰρήνην διώκετε μετὰ πάντων, καὶ τὸν ἁγιασμόν, οὗ χωρὶς οὐδεὶς ὄψεται τὸν Κύριον· 14 iJaagt den vrede na met allen, en kde heiligmaking, zonder welke niemand den Heere zien zal; i Rom. 12:18. 2 Tim. 2:22. k Matth. 5:8. verwijsteksten
15 ἐπισκοποῦντες μή τις ὑστερῶν ἀπὸ τῆς χάριτος τοῦ Θεοῦ· μή τις ῥίζα πικρίας ἄνω φύουσα ἐνοχλῇ, καὶ διὰ ταύτης μιανθῶσι πολλοί· 15 lToeziende dat niet iemand verachtere van de genade Gods; dat niet menige wortel der bitterheid, opwaarts spruitende, nberoerte make, en door dezelve velen ontreinigd worden. l 2 Kor. 6:1. m Deut. 29:18. n Hand. 17:13. Gal. 5:12. verwijsteksten
16 μή τις πόρνος, ἢ βέβηλος, ὡς Ἠσαῦ, ὃς ἀντὶ βρώσεως μιᾶς ἀπέδοτο τὰ πρωτοτόκια αὐτοῦ. 16 oDat niet iemand zij een hoereerder, of een onheilige, pgelijk Ezau, die om één spijze het recht van zijn eerstgeboorte weggaf. o Ef. 5:3. Kol. 3:5. 1 Thess. 4:3. p Gen. 25:33. verwijsteksten
17 ἴστε γὰρ ὅτι καὶ μετέπειτα, θέλων κληρονομῆσαι τὴν εὐλογίαν, ἀπεδοκιμάσθη· μετανοίας γὰρ τόπον οὐχ εὗρε, καίπερ μετὰ δακρύων ἐκζητήσας αὐτήν. 17 qWant gij weet dat hij ook daarna, de zegening willende beërven, verworpen werd; want hij vond geen plaats des berouws, hoewel hij dezelve met tranen zocht. q Gen. 27:36. verwijsteksten
  
Onze God is een verterend Vuur
18 Οὐ γὰρ προσεληλύθατε ψηλαφωμένῳ ὄρει, καὶ κεκαυμένῳ πυρί, καὶ γνόφῳ, καὶ σκότῳ, καὶ θυέλλῃ, 18 Want gij zijt niet gekomen rtot den tastelijken berg, sen het brandende vuur, en donkerheid, en duisternis, en onweder, r Ex. 19:10, enz.; 20:21. s Ex. 19:16. Deut. 5:22. verwijsteksten
19 καὶ σάλπιγγος ἤχῳ, καὶ φωνῇ ῥημάτων, ἧς οἱ ἀκούσαντες παρῃτήσαντο μὴ προστεθῆναι αὐτοῖς λόγον 19 En tot het geklank der bazuin, en de stem der woorden; welke die ze hoorden, tbaden dat het woord tot hen niet meer zou gedaan worden t Ex. 20:19. Deut. 5:25; 18:16. verwijsteksten
20 (οὐκ ἔφερον γὰρ τὸ διαστελλόμενον, Κἂν θηρίον θίγῃ τοῦ ὄρους, λιθοβοληθήσεται ἢ βολίδι κατατοξευθήσεται· 20 (Want zij konden niet dragen hetgeen er geboden werd: vIndien ook een gedierte den berg aanraakt, het zal gestenigd of met een pijl doorschoten worden. v Ex. 19:13. verwijsteksten
21 καί, οὕτω φοβερὸν ἦν τὸ φανταζόμενον, Μωσῆς εἶπεν, Ἔκφοβός εἰμι καὶ ἔντρομος). 21 En Mozes, zo vreselijk was het gezicht, zeide: Ik ben gans bevreesd en bevende).
22 ἀλλὰ προσεληλύθατε Σιὼν ὄρει, καὶ πόλει Θεοῦ ζῶντος, Ἱερουσαλὴμ ἐπουρανίῳ, καὶ μυριάσιν *ἀγγέλων,
* (vs. 22, 23) ἀγγέλων, πανηγύρει καὶ B, Elz, Sc | ἀγγέλων πανηγύρει, καὶ St
22 Maar gij zijt gekomen tot den berg Sion en de stad des levenden Gods, tot xhet hemelse Jeruzalem en de vele duizenden der engelen; x Gal. 4:26. Openb. 3:12; 21:10, enz. verwijsteksten
23 πανηγύρει καὶ ἐκκλησίᾳ πρωτοτόκων ἐν οὐρανοῖς ἀπογεγραμμένων, καὶ κριτῇ Θεῷ πάντων, καὶ πνεύμασι δικαίων τετελειωμένων, 23 Tot de algemene vergadering en de gemeente der eerstgeborenen, die yin de hemelen opgeschreven zijn, en tot God, den Rechter over allen, en de geesten der volmaakte rechtvaardigen; y Luk. 10:20. verwijsteksten
24 καὶ διαθήκης νέας μεσίτῃ Ἰησοῦ, καὶ αἵματι ῥαντισμοῦ κρείττονα λαλοῦντι παρὰ *τὸν Ἄβελ.
* τὸν Ἄβελ St, B, Elz | τὸ Ἄβελ Sc, M
24 En tot den Middelaar des Nieuwen Testaments, Jezus, en het bloed zder besprenging, dat betere dingen spreekt dan aAbel. z Hebr. 10:22. 1 Petr. 1:2. a Gen. 4:10. Hebr. 11:4. verwijsteksten
25 βλέπετε μὴ παραιτήσησθε τὸν λαλοῦντα. εἰ γὰρ ἐκεῖνοι οὐκ ἔφυγον, τὸν ἐπὶ τῆς γῆς παραιτησάμενοι χρηματίζοντα, πολλῷ μᾶλλον ἡμεῖς οἱ τὸν ἀπ’ οὐρανῶν ἀποστρεφόμενοι· 25 bZiet toe dat gij Dien Die spreekt, niet verwerpt; want indien dezen niet zijn ontvloden, die dengene verwierpen welke op aarde Goddelijke antwoorden gaf, veel meer zullen wij niet ontvlieden, zo wij ons van Dien afkeren Die van de hemelen is, b Hebr. 2:3. verwijsteksten
26 οὗ ἡ φωνὴ τὴν γῆν ἐσάλευσε τότε, νῦν δὲ ἐπήγγελται, λέγων, Ἔτι ἅπαξ ἐγὼ σείω οὐ μόνον τὴν γῆν, ἀλλὰ καὶ τὸν οὐρανόν. 26 Wiens stem toen de aarde bewoog; maar nu heeft Hij verkondigd, zeggende: cNog eenmaal zal Ik bewegen niet alleen de aarde, maar ook den hemel. c Hagg. 2:7. verwijsteksten
27 τὸ δέ, Ἔτι ἅπαξ, δηλοῖ τῶν σαλευομένων τὴν μετάθεσιν, ὡς πεποιημένων, ἵνα μείνῃ τὰ μὴ σαλευόμενα. 27 En dit woord: Nog eenmaal, wijst aan de verandering der beweeglijke dingen, als welke gemaakt waren; opdat blijven zouden de dingen die niet beweeglijk zijn.
28 διὸ βασιλείαν ἀσάλευτον παραλαμβάνοντες, ἔχωμεν χάριν, δι’ ἧς λατρεύωμεν εὐαρέστως τῷ Θεῷ μετὰ αἰδοῦς καὶ εὐλαβείας· 28 Daarom, alzo wij een onbeweeglijk Koninkrijk ontvangen, laat ons de genade vasthouden, ddoor dewelke wij welbehaaglijk God mogen dienen, met eerbied en godvruchtigheid. d 1 Petr. 2:5. verwijsteksten
29 καὶ γὰρ ὁ Θεὸς ἡμῶν πῦρ καταναλίσκον. 29 eWant onze God is een verterend Vuur. e Deut. 4:24. verwijsteksten

Einde Hebreeën 12