Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)
| | Het bederf in de laatste dagen |
1 Τοῦτο δὲ γίνωσκε, ὅτι ἐν ἐσχάταις ἡμέραις ἐνστήσονται καιροὶ χαλεποί. | | 1 ENa
weet dit, dat in de laatste dagen ontstaan zullen zware tijden. a 1 Tim. 4:1. 2 Petr. 2:3. Jud. vs. 18. a 1 Tim. 4:1 DOCH
de Geest zegt duidelijk, dat in de laatste tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, zich begevende tot verleidende geesten en leringen der duivelen, 2 Petr. 2:3 En zij zullen door gierigheid, met gemaakte woorden, van u een koopmanschap maken; over welke het oordeel van overlang niet ledig is, en hun verderf sluimert niet. Jud. vs. 18 Dat zij u gezegd hebben dat er in den laatsten tijd spotters zullen zijn, die naar hun goddeloze begeerlijkheden wandelen zullen. |
2 ἔσονται γὰρ οἱ ἄνθρωποι φίλαυτοι, φιλάργυροι, ἀλαζόνες, ὑπερήφανοι, βλάσφημοι, γονεῦσιν ἀπειθεῖς, ἀχάριστοι, ἀνόσιοι, | | 2 Want de mensen zullen zijn liefhebbers van zichzelven, geldgierig, laatdunkend, hovaardig, lasteraars, den ouders ongehoorzaam, ondankbaar, onheilig; |
3 ἄστοργοι, ἄσπονδοι, διάβολοι, ἀκρατεῖς, ἀνήμεροι, ἀφιλάγαθοι, | | 3 Zonder natuurlijke liefde, onverzoenlijk, achterklappers, onmatig, wreed, zonder liefde tot de goeden, |
4 προδόται, προπετεῖς, τετυφωμένοι, φιλήδονοι μᾶλλον ἢ φιλόθεοι, | | 4 Verraders, roekeloos, opgeblazen, meer liefhebbers der wellusten dan liefhebbers Gods; |
5 ἔχοντες μόρφωσιν εὐσεβείας, τὴν δὲ δύναμιν αὐτῆς ἠρνημένοι· καὶ τούτους ἀποτρέπου. | | 5 Hebbende een gedaante van godzaligheid, maar die de kracht derzelve verloochend hebben. bHeb ook een afkeer van dezen. b Matth. 18:17. Rom. 16:17. 2 Thess. 3:6. Tit. 3:10. 2 Joh. vs. 10. b Matth. 18:17 En indien hij denzelven geen gehoor geeft, zo zeg het der gemeente; en indien hij ook der gemeente geen gehoor geeft, zo zij hij u als de heiden en de tollenaar. Rom. 16:17 En ik bid u, broeders, neemt acht op degenen die tweedracht en ergernissen aanrichten tegen de leer die gij van ons geleerd hebt, en wijkt af van dezelve. 2 Thess. 3:6 En wij bevelen u, broeders, in den Naam van onzen Heere Jezus Christus, dat gij u onttrekt van een iegelijken broeder die ongeregeld wandelt, en niet naar de inzetting die hij van ons ontvangen heeft. Tit. 3:10 Verwerp een ketters mens na de eerste en tweede vermaning, 2 Joh. vs. 10 Indien iemand tot ulieden komt en deze leer niet brengt, ontvangt hem niet in huis, en zegt tot hem niet: Zijt gegroet. |
6 ἐκ τούτων γάρ εἰσιν οἱ ἐνδύνοντες εἰς τὰς οἰκίας, καὶ αἰχμαλωτεύοντες τὰ γυναικάρια σεσωρευμένα ἁμαρτίαις, ἀγόμενα ἐπιθυμίαις ποικίλαις, | | 6 cWant van dezen zijn het die in de huizen insluipen, en nemen de vrouwkens gevangen die met zonden geladen zijn en door menigerlei begeerlijkheden gedreven worden; c Matth. 23:14. Tit. 1:11. c Matth. 23:14 Wee u, gij schriftgeleerden en farizeeën, gij geveinsden; want gij eet de huizen der weduwen op, en dat onder den schijn van lang te bidden; daarom zult gij te zwaarder oordeel ontvangen. Tit. 1:11 Welken men moet den mond stoppen; die gehele huizen verkeren, lerende wat niet behoort, om vuil gewins wil. |
7 πάντοτε μανθάνοντα, καὶ μηδέποτε εἰς ἐπίγνωσιν ἀληθείας ἐλθεῖν δυνάμενα. | | 7 Vrouwkens die altijd leren en nimmermeer tot kennis der waarheid kunnen komen. |
8 ὃν τρόπον δὲ Ἰαννῆς καὶ Ἰαμβρῆς ἀντέστησαν Μωϋσεῖ, οὕτω καὶ οὗτοι ἀνθίστανται τῇ ἀληθείᾳ, ἄνθρωποι κατεφθαρμένοι τὸν νοῦν, ἀδόκιμοι περὶ τὴν πίστιν. | | 8 dGelijkerwijs nu Jannes en Jambres Mozes tegenstonden, alzo staan ook dezen de waarheid tegen; mensen, verdorven zijnde van verstand, verwerpelijk aangaande het geloof. d Ex. 7:11. d Ex. 7:11 Farao nu riep ook de wijzen en de guichelaars; en de Egyptische tovenaars deden ook alzo met hun bezweringen. |
9 ἀλλ’ οὐ προκόψουσιν ἐπὶ πλεῖον· ἡ γὰρ ἄνοια αὐτῶν ἔκδηλος ἔσται πᾶσιν, ὡς καὶ ἡ ἐκείνων ἐγένετο. | | 9 Maar zij zullen niet meerder toenemen; want hun uitzinnigheid zal allen openbaar worden, gelijk ook die van genen geworden is. |
| | Vasthouden aan de Schriften en aan de gezonde leer |
10 σὺ δὲ παρηκολούθηκάς μου τῇ διδασκαλίᾳ, τῇ ἀγωγῇ, τῇ προθέσει, τῇ πίστει, τῇ μακροθυμίᾳ, τῇ ἀγάπῃ, τῇ ὑπομονῇ, | | 10 Maar gij hebt achtervolgd mijn leer, wijze van doen, voornemen, geloof, lankmoedigheid, liefde, lijdzaamheid, |
11 τοῖς διωγμοῖς, τοῖς παθήμασιν, οἷά μοι ἐγένετο ἐν Ἀντιοχείᾳ, ἐν Ἰκονίῳ, ἐν Λύστροις, οἵους διωγμοὺς ὑπήνεγκα· καὶ ἐκ πάντων με ἐρρύσατο ὁ Κύριος. | | 11 eMijn
vervolgingen, mijn lijden, zulks als mij overkomen is in Antiochíë, in fIkónium en in gLystre; hoedanige vervolgingen ik geleden heb, hen de Heere heeft mij uit alle verlost. e Hand. 13:50. f Hand. 14:2. g Hand. 14:19. h Ps. 34:20. 2 Kor. 1:10. e Hand. 13:50 Maar de Joden maakten op de godsdienstige en eerlijke vrouwen en de voornaamsten van de stad, en verwekten vervolging tegen Paulus en Bárnabas, en wierpen hen uit hun landpalen. f Hand. 14:2 Maar de Joden die ongehoorzaam waren, verwekten en verbitterden de zielen der heidenen tegen de broeders. g Hand. 14:19 Maar daarover kwamen Joden van Antiochíë en Ikónium, en overreedden de scharen, en stenigden Paulus, en sleepten hem buiten de stad, menende dat hij dood was. h Ps. 34:20 Resch. Vele zijn de tegenspoeden des rechtvaardigen, maar uit die alle redt hem de HEERE. 2 Kor. 1:10 Die ons uit zo groten dood verlost heeft en nog verlost; op Welken wij hopen, dat Hij ons ook nog verlossen zal; |
12 καὶ πάντες δὲ οἱ θέλοντες εὐσεβῶς ζῇν ἐν Χριστῷ Ἰησοῦ διωχθήσονται. | | 12 iEn ook allen die godzaliglijk willen leven in Christus Jezus, die zullen vervolgd worden. i Matth. 16:24. Luk. 24:26. Joh. 17:14. Hand. 14:22. 1 Thess. 3:3. i Matth. 16:24 Toen zeide Jezus tot Zijn discipelen: Zo iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelven, en neme zijn kruis op en volge Mij. Luk. 24:26 Moest de Christus niet deze dingen lijden, en alzo in Zijn heerlijkheid ingaan? Joh. 17:14 Ik heb hun Uw Woord gegeven, en de wereld heeft hen gehaat, omdat zij van de wereld niet zijn, gelijk als Ik van de wereld niet ben. Hand. 14:22 Versterkende de zielen der discipelen, en vermanende dat zij zouden blijven in het geloof, en dat wij door vele verdrukkingen moeten ingaan in het Koninkrijk Gods. 1 Thess. 3:3 Opdat niemand bewogen worde in deze verdrukkingen; want gij weet zelven dat wij hiertoe gesteld zijn. |
13 πονηροὶ δὲ ἄνθρωποι καὶ γόητες προκόψουσιν ἐπὶ τὸ χεῖρον, πλανῶντες καὶ πλανώμενοι. | | 13 Doch de boze mensen en bedriegers zullen tot erger voortgaan, verleidende en wordende verleid. |
14 σὺ δὲ μένε ἐν οἷς ἔμαθες καὶ ἐπιστώθης, εἰδὼς παρὰ τίνος ἔμαθες, | | 14 Maar blijf gij in hetgeen gij geleerd hebt en waarvan u verzekering gedaan is, wetende van wien gij het geleerd hebt, |
15 καὶ ὅτι ἀπὸ βρέφους τὰ ἱερὰ γράμματα οἶδας, τὰ δυνάμενά σε σοφίσαι εἰς σωτηρίαν διὰ πίστεως τῆς ἐν Χριστῷ Ἰησοῦ. | | 15 En dat gij van kinds af de heilige Schriften geweten hebt, die u wijs kunnen maken tot zaligheid, door het geloof hetwelk in Christus Jezus is. |
16 πᾶσα γραφὴ θεόπνευστος καὶ ὠφέλιμος πρὸς διδασκαλίαν, πρὸς ἔλεγχον, πρὸς ἐπανόρθωσιν, πρὸς παιδείαν τὴν ἐν δικαιοσύνῃ· | | 16 kAl de Schrift is van God ingegeven, en is nuttig tot lering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing die in de rechtvaardigheid is; k 2 Petr. 1:20. k 2 Petr. 1:20 Dit eerst wetende, dat geen profetie der Schrift is van eigen uitlegging; |
17 ἵνα ἄρτιος ᾖ ὁ τοῦ Θεοῦ ἄνθρωπος, πρὸς πᾶν ἔργον ἀγαθὸν ἐξηρτισμένος. | | 17 Opdat de mens Gods volmaakt zij, tot alle goed werk volmaaktelijk toegerust. |