Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

2 Timotheüs 1 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Παύλου τοῦ ἀποστόλου ἡ πρὸς Τιμοθέον ἐπιστολὴ δευτέρα

De tweede zendbrief van den apostel Paulus aan Timotheüs

2 Timotheüs 1

 Opschrift en zegengroet
1 Παῦλος, ἀπόστολος Ἰησοῦ Χριστοῦ διὰ θελήματος Θεοῦ, κατ’ ἐπαγγελίαν ζωῆς τῆς ἐν Χριστῷ Ἰησοῦ, 1 PAULUS, een apostel van JEZUS CHRISTUS, door den wil Gods, naar de belofte des levens dat in Christus Jezus is,
2 Τιμοθέῳ ἀγαπητῷ τέκνῳ· χάρις, ἔλεος, εἰρήνη ἀπὸ Θεοῦ Πατρὸς καὶ Χριστοῦ Ἰησοῦ τοῦ Κυρίου ἡμῶν. 2 Aan Timótheüs, mijn geliefden zoon: aGenade, barmhartigheid, vrede zij u van God den Vader en Christus Jezus, onzen Heere. a Gal. 1:3. 1 Tim. 1:2. 1 Petr. 1:2. verwijsteksten
  
Opwekking tot standvastigheid
3 Χάριν ἔχω τῷ Θεῷ, ᾧ λατρεύω ἀπὸ προγόνων ἐν καθαρᾷ συνειδήσει, ὡς ἀδιάλειπτον ἔχω τὴν περὶ σοῦ μνείαν ἐν ταῖς δεήσεσί μου νυκτὸς καὶ ἡμέρας, 3 Ik dank God, bDien ik dien van mijn voorouders aan in een reine consciëntie, cgelijk ik zonder ophouden uwer gedachtig ben in mijn gebeden nacht en dag; b Hand. 22:3. Rom. 1:9. c 1 Thess. 1:2; 3:10. verwijsteksten
4 ἐπιποθῶν σε ἰδεῖν, μεμνημένος σου τῶν δακρύων, ἵνα χαρᾶς πληρωθῶ, 4 Zeer begerig zijnde om u te zien, als ik gedenk aan uw tranen, opdat ik moge met blijdschap vervuld worden;
5 ὑπόμνησιν λαμβάνων τῆς ἐν σοὶ ἀνυποκρίτου πίστεως, ἥτις ἐνῴκησε πρῶτον ἐν τῇ μάμμῃ σου Λωΐδι καὶ τῇ μητρί σου Εὐνίκῃ, πέπεισμαι δὲ ὅτι καὶ ἐν σοί. 5 Als ik mij in gedachtenis breng het ongeveinsd geloof dat in u is, hetwelk eerst gewoond heeft in uw grootmoeder Loïs en uw moeder Euníce; en ik ben verzekerd dat het ook in u woont.
6 δι’ ἣν αἰτίαν ἀναμιμνήσκω σε ἀναζωπυρεῖν τὸ χάρισμα τοῦ Θεοῦ, ὅ ἐστιν ἐν σοὶ διὰ τῆς ἐπιθέσεως τῶν χειρῶν μου. 6 Om welke oorzaak ik u indachtig maak, dat gij opwekt de gave Gods, ddie in u is door de oplegging mijner handen. d Hand. 6:6; 8:17; 13:3; 19:6. 1 Tim. 4:14; 5:22. verwijsteksten
7 οὐ γὰρ ἔδωκεν ἡμῖν ὁ Θεὸς πνεῦμα δειλίας, ἀλλὰ δυνάμεως καὶ ἀγάπης καὶ σωφρονισμοῦ. 7 eWant God heeft ons niet gegeven een geest der vreesachtigheid, maar der kracht en der liefde en der gematigdheid. e Rom. 8:15. verwijsteksten
8 μὴ οὖν ἐπαισχυνθῇς τὸ μαρτύριον τοῦ Κυρίου ἡμῶν, μηδὲ ἐμὲ τὸν δέσμιον αὐτοῦ· ἀλλὰ συγκακοπάθησον τῷ εὐαγγελίῳ κατὰ δύναμιν Θεοῦ, 8 fSchaam u dan niet voor de getuigenis onzes Heeren, noch voor mij, gdie Zijn gevangene ben; maar lijd verdrukkingen met het Evangelie naar de kracht Gods; f Rom. 1:16. g Hand. 21:33. Ef. 3:1; 4:1. Kol. 4:18. Filem. vss. 1, 9, 13. verwijsteksten
9 τοῦ σώσαντος ἡμᾶς καὶ καλέσαντος κλήσει ἁγίᾳ, οὐ κατὰ τὰ ἔργα ἡμῶν, ἀλλὰ κατ’ ἰδίαν πρόθεσιν καὶ χάριν τὴν δοθεῖσαν ἡμῖν ἐν Χριστῷ Ἰησοῦ πρὸ χρόνων αἰωνίων, 9 hDie ons heeft zalig gemaakt, en geroepen met een heilige roeping, niet naar onze werken, maar naar Zijn eigen voornemen en genade, die ons gegeven is in Christus Jezus vóór de tijden der eeuwen, h Ef. 1:3. Tit. 3:4, 5, 6. verwijsteksten
10 φανερωθεῖσαν δὲ νῦν διὰ τῆς ἐπιφανείας τοῦ σωτῆρος ἡμῶν Ἰησοῦ Χριστοῦ, καταργήσαντος μὲν τὸν θάνατον, φωτίσαντος δὲ ζωὴν καὶ ἀφθαρσίαν διὰ τοῦ εὐαγγελίου, 10 iDoch nu geopenbaard is door de verschijning van onzen Zaligmaker Jezus Christus, kDie den dood heeft tenietgedaan, en het leven en de onverderfelijkheid aan het licht gebracht door het Evangelie; i Rom. 16:25. Ef. 1:9; 3:9. Kol. 1:26. Tit. 1:2. 1 Petr. 1:20. k Jes. 25:8. Hebr. 2:14. verwijsteksten
11 εἰς ὃ ἐτέθην ἐγὼ κήρυξ καὶ ἀπόστολος καὶ διδάσκαλος ἐθνῶν. 11 lWaartoe ik gesteld ben een prediker en een apostel en een leraar der heidenen; l Hand. 9:15; 13:2; 22:21. Gal. 1:15; 2:8. Ef. 3:8. 1 Tim. 2:7. verwijsteksten
12 δι’ ἣν αἰτίαν καὶ ταῦτα πάσχω, ἀλλ’ οὐκ ἐπαισχύνομαι· οἶδα γὰρ ᾧ πεπίστευκα, καὶ πέπεισμαι ὅτι δυνατός ἐστι τὴν *παραθήκην μου φυλάξαι εἰς ἐκείνην τὴν ἡμέραν.
* παραθήκην St, B-edd, Elz-1624, Sc, M | παρακαταθήκην B-edd, Elz-1633
12 Om welke oorzaak ik ook deze dingen lijd, maar ik word niet beschaamd; want ik weet Wien ik geloofd heb, en ik ben verzekerd dat Hij machtig is mijn pand, bij Hem weggelegd, te bewaren tot dien dag.
13 ὑποτύπωσιν ἔχε ὑγιαινόντων λόγων ὧν παρ’ ἐμοῦ ἤκουσας, ἐν πίστει καὶ ἀγάπῃ τῇ ἐν Χριστῷ Ἰησοῦ. 13 mHoud het voorbeeld der gezonde woorden, die gij van mij gehoord hebt, in geloof en liefde die in Christus Jezus is. m 2 Tim. 3:14. verwijsteksten
14 τὴν καλὴν παρακαταθήκην φύλαξον διὰ Πνεύματος Ἁγίου τοῦ ἐνοικοῦντος ἐν ἡμῖν. 14 Bewaar het goede pand dat u toebetrouwd is, door den Heiligen Geest, Die in ons woont.
  
De trouw van Onesíforus
15 Οἶδας τοῦτο, ὅτι ἀπεστράφησάν με πάντες οἱ ἐν τῇ Ἀσίᾳ, ὧν ἐστὶ Φύγελλος καὶ Ἑρμογένης. 15 Gij weet dit, ndat allen die in Azië zijn, zich van mij afgewend hebben, onder dewelke is Fygellus en Hermógenes. n Hand. 19:10. verwijsteksten
16 δῴη ἔλεος ὁ Κύριος τῷ Ὀνησιφόρου οἴκῳ· ὅτι πολλάκις με ἀνέψυξε, καὶ τὴν ἅλυσίν μου οὐκ ἐπῃσχύνθη, 16 De Heere geve het huis van oOnesíforus barmhartigheid; want hij heeft mij dikmaals verkwikt, en heeft zich mijner keten niet geschaamd; o 2 Tim. 4:19. verwijsteksten
17 ἀλλὰ γενόμενος ἐν Ῥώμῃ, σπουδαιότερον ἐζήτησέ με καὶ εὗρε· 17 Maar als hij te Rome gekomen was, heeft hij mij zeer naarstiglijk gezocht, en heeft mij gevonden.
18 δῴη αὐτῷ ὁ Κύριος εὑρεῖν ἔλεος παρὰ Κυρίου ἐν ἐκείνῃ τῇ ἡμέρᾳ· καὶ ὅσα ἐν Ἐφέσῳ διηκόνησε, βέλτιον σὺ γινώσκεις. 18 De Heere geve hem dat hij barmhartigheid vinde bij den Heere in dien dag; en hoeveel hij mij te Éfeze gediend heeft, weet gij zeer wel.

Einde 2 Timotheüs 1