Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

1 Timotheüs 6 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

1 Timotheüs 6

 De plichten der dienstknechten
1 Ὅσοι εἰσὶν ὑπὸ ζυγὸν δοῦλοι, τοὺς ἰδίους δεσπότας πάσης τιμῆς ἀξίους ἡγείσθωσαν, ἵνα μὴ τὸ ὄνομα τοῦ Θεοῦ καὶ ἡ διδασκαλία βλασφημῆται. 1 DEa dienstknechten, zovelen als er onder het juk zijn, zullen hun heren alle eer waardig achten, opdat de Naam Gods en de leer niet gelasterd worde. a Ef. 6:5. Kol. 3:22. Tit. 2:9. 1 Petr. 2:18. verwijsteksten
2 οἱ δὲ πιστοὺς ἔχοντες δεσπότας μὴ καταφρονείτωσαν, ὅτι ἀδελφοί εἰσιν· ἀλλὰ μᾶλλον δουλευέτωσαν, ὅτι πιστοί εἰσι καὶ ἀγαπητοὶ οἱ τῆς εὐεργεσίας ἀντιλαμβανόμενοι. ταῦτα δίδασκε καὶ παρακάλει. 2 En die gelovige heren hebben, zullen hen niet verachten omdat zij broeders zijn; maar zullen hen te meer dienen, omdat zij gelovig en geliefd zijn, als die dezer weldaad mededeelachtig zijn. Leer en vermaan deze dingen.
  
De dwaalleraars en de hebzucht
3 Εἴ τις ἑτεροδιδασκαλεῖ, καὶ μὴ προσέρχεται ὑγιαίνουσι λόγοις, τοῖς τοῦ Κυρίου ἡμῶν Ἰησοῦ Χριστοῦ, καὶ τῇ κατ’ εὐσέβειαν διδασκαλίᾳ, 3 Indien iemand een andere leer leert, en niet overeenkomt met de gezonde woorden van onzen Heere Jezus Christus, en met de leer die naar de godzaligheid is,
4 τετύφωται, μηδὲν ἐπιστάμενος, ἀλλὰ νοσῶν περὶ ζητήσεις καὶ λογομαχίας, ἐξ ὧν γίνεται φθόνος, ἔρις, βλασφημίαι, ὑπόνοιαι πονηραί, 4 Die is opgeblazen en weet niets, maar hij raast omtrent twistvragen en woordenstrijd; buit welke komt nijd, twist, lasteringen, kwade nadenkingen, b 1 Tim. 1:4. 2 Tim. 2:23. Tit. 3:9. verwijsteksten
5 παραδιατριβαὶ διεφθαρμένων ἀνθρώπων τὸν νοῦν, καὶ ἀπεστερημένων τῆς ἀληθείας, νομιζόντων πορισμὸν εἶναι τὴν εὐσέβειαν. ἀφίστασο ἀπὸ τῶν τοιούτων. 5 cVerkeerde krakelingen van mensen die een verdorven verstand hebben en van de waarheid beroofd zijn, menende dat de godzaligheid een gewin is. Wijk af van dezulken. c 1 Kor. 11:16. verwijsteksten
6 ἔστι δὲ πορισμὸς μέγας ἡ εὐσέβεια μετὰ αὐταρκείας· 6 dDoch de godzaligheid is een groot gewin met vergenoeging. d Spr. 15:16. Hebr. 13:5. verwijsteksten
7 οὐδὲν γὰρ εἰσηνέγκαμεν εἰς τὸν κόσμον, δῆλον ὅτι οὐδὲ ἐξενεγκεῖν τι δυνάμεθα· 7 eWant wij hebben niets in de wereld gebracht; het is openbaar dat wij ook niet kunnen iets daaruit dragen; e Job 1:21; 27:19. Ps. 49:18. verwijsteksten
8 ἔχοντες δὲ διατροφὰς καὶ σκεπάσματα τούτοις ἀρκεσθησόμεθα. 8 fMaar als wij voedsel en deksel hebben, gwij zullen daarmede vergenoegd zijn. f Spr. 27:26. g Ps. 55:23. Matth. 6:25. 1 Petr. 5:7. verwijsteksten
9 οἱ δὲ βουλόμενοι πλουτεῖν ἐμπίπτουσιν εἰς πειρασμὸν καὶ παγίδα καὶ ἐπιθυμίας πολλὰς ἀνοήτους καὶ βλαβεράς, αἵτινες βυθίζουσι τοὺς ἀνθρώπους εἰς ὄλεθρον καὶ ἀπώλειαν. 9 hDoch die rijk willen worden, vallen in verzoeking en in den strik, en in vele dwaze en schadelijke begeerlijkheden, welke de mensen doen verzinken in verderf en ondergang. h Spr. 11:28. Matth. 13:22. Jak. 5:1. verwijsteksten
10 ῥίζα γὰρ πάντων τῶν κακῶν ἐστὶν ἡ φιλαργυρία· ἧς τινὲς ὀρεγόμενοι ἀπεπλανήθησαν ἀπὸ τῆς πίστεως, καὶ ἑαυτοὺς περιέπειραν ὀδύναις πολλαῖς. 10 iWant de geldgierigheid is een wortel van alle kwaad, tot welke sommigen lust hebbende zijn afgedwaald van het geloof, en hebben zichzelven met vele smarten doorstoken. i Ex. 23:8. Deut. 16:19. Spr. 15:16. verwijsteksten
  
De strijd des geloofs
11 Σὺ δέ, ὦ ἄνθρωπε τοῦ Θεοῦ, ταῦτα φεῦγε· δίωκε δὲ δικαιοσύνην, εὐσέβειαν, πίστιν, ἀγάπην, ὑπομονήν, πρᾳότητα. 11 kMaar gij, o mens Gods, vlied deze dingen, en jaag na gerechtigheid, godzaligheid, geloof, liefde, lijdzaamheid, zachtmoedigheid. k 2 Tim. 2:22. verwijsteksten
12 ἀγωνίζου τὸν καλὸν ἀγῶνα τῆς πίστεως, ἐπιλαβοῦ τῆς αἰωνίου ζωῆς, εἰς ἣν καὶ ἐκλήθης, καὶ ὡμολόγησας τὴν καλὴν ὁμολογίαν ἐνώπιον πολλῶν μαρτύρων. 12 lStrijd den goeden strijd des geloofs, grijp naar het eeuwige leven, tot hetwelk gij ook geroepen zijt, en de goede belijdenis beleden hebt voor vele getuigen. l 1 Tim. 1:18. verwijsteksten
13 παραγγέλλω σοι ἐνώπιον τοῦ Θεοῦ τοῦ ζωοποιοῦντος τὰ πάντα, καὶ Χριστοῦ Ἰησοῦ τοῦ μαρτυρήσαντος ἐπὶ Ποντίου Πιλάτου τὴν καλὴν ὁμολογίαν, 13 mIk beveel u voor God, nDie alle ding levend maakt, en voor Christus Jezus, oDie onder Pontius Pilatus de goede belijdenis betuigd heeft, m 1 Tim. 5:21. n Deut. 32:39. 1 Sam. 2:6. o Matth. 27:11. Joh. 18:37. verwijsteksten
14 τηρῆσαί σε τὴν ἐντολὴν ἄσπιλον, ἀνεπίληπτον, μέχρι τῆς ἐπιφανείας τοῦ Κυρίου ἡμῶν Ἰησοῦ Χριστοῦ, 14 Dat gij dit gebod houdt, onbevlekt en onberispelijk, tot op de verschijning van onzen Heere Jezus Christus;
15 ἣν καιροῖς ἰδίοις δείξει ὁ μακάριος καὶ μόνος δυνάστης, ὁ Βασιλεὺς τῶν βασιλευόντων, καὶ Κύριος τῶν κυριευόντων, 15 Welke te zijner tijd vertonen zal pde zalige en alleen machtige Heere, qde Koning der koningen en Heere der heren, p 1 Tim. 1:17. q Openb. 17:14; 19:16. verwijsteksten
16 ὁ μόνος ἔχων ἀθανασίαν, φῶς οἰκῶν ἀπρόσιτον, ὃν εἶδεν οὐδεὶς ἀνθρώπων, οὐδὲ ἰδεῖν δύναται· ᾧ τιμὴ καὶ κράτος αἰώνιον. ἀμήν. 16 Die alleen onsterfelijkheid heeft en een ontoegankelijk licht bewoont, rDenwelken geen mens gezien heeft, noch zien kan; Welken zij eer en eeuwige kracht. Amen. r Ex. 33:20. Deut. 4:12. 1 Joh. 4:12. verwijsteksten
  
De plichten der rijken
17 Τοῖς πλουσίοις ἐν τῷ νῦν αἰῶνι παράγγελλε, μὴ ὑψηλοφρονεῖν, μηδὲ ἠλπικέναι ἐπὶ πλούτου ἀδηλότητι, ἀλλ’ ἐν τῷ Θεῷ τῷ ζῶντι, τῷ παρέχοντι ἡμῖν πλουσίως πάντα εἰς ἀπόλαυσιν· 17 Beveel den rijken in deze tegenwoordige wereld, dat zij niet hoogmoedig zijn, snoch hun hoop stellen op de ongestadigheid des rijkdoms, maar op den levenden God, Die ons alle dingen rijkelijk verleent om te genieten; s Mark. 4:18. Luk. 8:14. verwijsteksten
18 ἀγαθοεργεῖν, πλουτεῖν ἐν ἔργοις καλοῖς, εὐμεταδότους εἶναι, κοινωνικούς, 18 Dat zij weldadig zijn, rijk worden in goede werken, gaarne mededelende zijn en gemeenzaam,
19 ἀποθησαυρίζοντας ἑαυτοῖς θεμέλιον καλὸν εἰς τὸ μέλλον, ἵνα ἐπιλάβωνται τῆς αἰωνίου ζωῆς. 19 tLeggende voor zichzelven weg tot een schat een goed fundament tegen het toekomende, opdat zij het eeuwige leven verkrijgen mogen. t Matth. 6:20. Luk. 12:33; 16:9. verwijsteksten
  
Bewaar het pand. Zegenbede
20 Ὦ Τιμόθεε, τὴν παρακαταθήκην φύλαξον, ἐκτρεπόμενος τὰς βεβήλους κενοφωνίας καὶ ἀντιθέσεις τῆς ψευδωνύμου γνώσεως· 20 O Timótheüs, bewaar het pand u toebetrouwd, veen afkeer hebbende van het ongoddelijk ijdel roepen en van de tegenstellingen der valselijk genaamde wetenschap; v 1 Tim. 1:4; 4:7. 2 Tim. 2:16. Tit. 1:14; 3:9. verwijsteksten
21 ἥν τινες ἐπαγγελλόμενοι περὶ τὴν πίστιν ἠστόχησαν. Ἡ χάρις μετὰ σοῦ. ἀμήν. 21 Dewelke sommigen voorgevende, zijn van het geloof afgeweken. De genade zij met u. Amen.

Einde 1 Timotheüs 6