Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)
1 De apostel verklaart dat hij voor hen bekommerd zijnde, Timotheüs had gezonden om hen in het geloof te versterken. 3 En te vertroosten in de verdrukkingen, waartoe de gelovigen gesteld zijn. 6 Doch dat hij zeer verblijd was geweest door de wederkomst van Timotheüs, verstaande hun standvastigheid en welstand. 9 Waarover hij God dankt, en bidt dat hij tot volmaking van hun geloof gelegenheid van God mocht krijgen om weder tot hen te komen. 12 En besluit dit hoofdstuk en eerste deel van den zendbrief met een ernstig gebed tot God, dat zij overvloedig mogen worden in liefde en heiligmaking, tegen de toekomst van Christus met al Zijn heiligen. |
| | |
1 Διὸ μηκέτι στέγοντες, εὐδοκήσαμεν καταλειφθῆναι ἐν Ἀθήναις μόνοι, | | 1 DAAROM, 1deze begeerte niet langer kunnende verdragen, hebben wij gaarne willen te Athene alleen gelaten worden, |
| 1 Dat is, dit verlangen naar u, van hetwelk hij in vss. 17 en 18 van het voorgaande hoofdstuk heeft gesproken. |
| 1 Thess. 2:17 Maar wij, broeders, van u beroofd geweest zijnde voor een kleine wijle tijds, naar het aangezicht, niet naar het hart, hebben ons te overvloediger benaarstigd om uw aangezicht te zien, met grote begeerte. |
| | |
2 καὶ ἐπέμψαμεν Τιμόθεον τὸν ἀδελφὸν ἡμῶν καὶ διάκονον τοῦ Θεοῦ καὶ συνεργὸν ἡμῶν ἐν τῷ εὐαγγελίῳ τοῦ Χριστοῦ, εἰς τὸ στηρίξαι ὑμᾶς καὶ παρακαλέσαι ὑμᾶς περὶ τῆς πίστεως ὑμῶν, | | 2 En hebben gezonden aTimótheüs, onzen broeder, en Gods dienaar, en onzen medearbeider 2in het Evangelie van Christus, om u te versterken en u te vermanen 3van uw geloof, |
| a Hand. 16:1. Rom. 16:21. Filipp. 2:19. |
| Hand. 16:1 EN hij kwam te Derbe en Lystre. En zie, aldaar was een zeker discipel met name Timótheüs, zoon van een gelovige Joodse vrouw, maar van een Grieksen vader; Rom. 16:21 U groeten Timótheüs, mijn medearbeider, en Lucius en Jason en Sosípater, mijn bloedverwanten. Filipp. 2:19 En ik hoop in den Heere Jezus, Timótheüs haast tot u te zenden, opdat ik ook welgemoed moge zijn, als ik uw zaken zal verstaan hebben. |
| 2 Dat is, in de prediking en verbreiding van het Evangelie. |
| 3 Of: aangaande uw geloof, of: vanwege uw geloof. Anderen lezen: ons geloof. |
| | |
3 τῷ μηδένα σαίνεσθαι ἐν ταῖς θλίψεσι ταύταις· αὐτοὶ γὰρ οἴδατε ὅτι εἰς τοῦτο κείμεθα. | | 3 bOpdat niemand 4bewogen worde in deze verdrukkingen; want gij weet zelven cdat wij 5hiertoe 6gesteld zijn. |
| b Ef. 3:13. Filipp. 1:14. |
| Ef. 3:13 Daarom bid ik dat gij niet vertraagt in mijn verdrukkingen voor u, hetwelk is uw heerlijkheid. Filipp. 1:14 En dat het meerderdeel der broederen in den Heere, door mijn banden vertrouwen gekregen hebbende, overvloediger het Woord onbevreesd durven spreken. |
| 4 Namelijk om van het geloof te wijken of te twijfelen. Zie 2 Thess. 2:2. Het Griekse woord betekent herwaarts en derwaarts bewogen te worden. |
| 2 Thess. 2:2 Dat gij niet haastelijk bewogen wordt van verstand, of verschrikt, noch door geest, noch door woord, noch door zendbrief als van ons geschreven, alsof de dag van Christus aanstaande ware. |
| c Hand. 14:22. 2 Tim. 3:12. |
| Hand. 14:22 Versterkende de zielen der discipelen, en vermanende dat zij zouden blijven in het geloof, en dat wij door vele verdrukkingen moeten ingaan in het Koninkrijk Gods. 2 Tim. 3:12 En ook allen die godzaliglijk willen leven in Christus Jezus, die zullen vervolgd worden. |
| 5 Namelijk om voor den Naam van Christus te lijden. Zie 2 Tim. 3:12. |
| 2 Tim. 3:12 En ook allen die godzaliglijk willen leven in Christus Jezus, die zullen vervolgd worden. |
| 6 Dat is, geschikt, verordineerd zijn, namelijk van God, gelijk dit woord stellen ook genomen wordt Luk. 2:34. |
| Luk. 2:34 En Simeon zegende henlieden en zeide tot Maria, Zijn moeder: Zie, Deze wordt gezet tot een val en opstanding van velen in Israël, en tot een teken dat wedersproken zal worden |
| | |
4 καὶ γὰρ ὅτε πρὸς ὑμᾶς ἦμεν, προελέγομεν ὑμῖν ὅτι μέλλομεν θλίβεσθαι, καθὼς καὶ ἐγένετο καὶ οἴδατε. | | 4 Want ook toen wij bij u waren, 7voorzeiden wij u, dat wij zouden verdrukt worden, gelijk ook geschied is, en gij weet het. |
| 7 Namelijk gelijk hij aan andere gemeenten ook heeft gedaan. Zie Hand. 14:22. Rom. 8:17, 29. |
| Hand. 14:22 Versterkende de zielen der discipelen, en vermanende dat zij zouden blijven in het geloof, en dat wij door vele verdrukkingen moeten ingaan in het Koninkrijk Gods. Rom. 8:17 En indien wij kinderen zijn, zo zijn wij ook erfgenamen, erfgenamen Gods en mede-erfgenamen van Christus; zo wij anders met Hem lijden, opdat wij ook met Hem verheerlijkt worden. Rom. 8:29 Want die Hij tevoren gekend heeft, die heeft Hij ook tevoren verordineerd den beelde Zijns Zoons gelijkvormig te zijn, opdat Hij de Eerstgeborene zij onder vele broederen. |
| | |
5 διὰ τοῦτο κἀγώ, μηκέτι στέγων, ἔπεμψα εἰς τὸ γνῶναι τὴν πίστιν ὑμῶν, μή πως ἐπείρασεν ὑμᾶς ὁ πειράζων, καὶ εἰς κενὸν γένηται ὁ κόπος ἡμῶν. | | 5 Daarom ook, 8deze begeerte niet langer kunnende verdragen, heb ik 9hem gezonden om uw geloof te verstaan, of niet misschien 10de verzoeker u zou verzocht hebben en 11onze arbeid 12ijdel zou wezen. |
| 8 Dat is, dit verlangen naar u, gelijk vers 1. |
| vers 1 DAAROM, deze begeerte niet langer kunnende verdragen, hebben wij gaarne willen te Athene alleen gelaten worden, |
| 9 Namelijk Timotheüs. |
| 10 Dat is, de satan door de vervolgingen en andere verleidingen. Zie Matth. 4:3. |
| Matth. 4:3 En de verzoeker tot Hem gekomen zijnde, zeide: Indien Gij Gods Zoon zijt, zeg dat deze stenen broden worden. |
| 11 Namelijk dien wij aangewend hebben om u het Evangelie te verkondigen. |
| 12 Dat is, vruchteloos. |
| | |
6 ἄρτι δὲ ἐλθόντος Τιμοθέου πρὸς ἡμᾶς ἀφ’ ὑμῶν, καὶ εὐαγγελισαμένου ἡμῖν τὴν πίστιν καὶ τὴν ἀγάπην ὑμῶν, καὶ ὅτι ἔχετε μνείαν ἡμῶν ἀγαθὴν πάντοτε, ἐπιποθοῦντες ἡμᾶς ἰδεῖν, καθάπερ καὶ ἡμεῖς ὑμᾶς· | | 6 Maar als Timótheüs nu van ulieden tot ons 13gekomen was, en ons de goede boodschap gebracht had 14van uw geloof en liefde, en dat gij altijd goede gedachtenis van ons hebt, zeer begerig zijnde om ons te zien, gelijk wij ook om ulieden, |
| 13 Dat is, wedergekomen was, namelijk bij ons te Korinthe, nadat wij hem tot u van Athene gezonden hadden. Zie Hand. 18:1, 5. |
| Hand. 18:1 EN na dezen scheidde Paulus van Athene en kwam te Korinthe; Hand. 18:5 En als Silas en Timótheüs van Macedónië afgekomen waren, werd Paulus door den Geest gedrongen, betuigende den Joden dat Jezus is de Christus. |
| 14 Dat is, van uw standvastigheid in het geloof. |
| | |
7 διὰ τοῦτο παρεκλήθημεν, ἀδελφοί, ἐφ’ ὑμῖν ἐπὶ πάσῃ τῇ θλίψει καὶ ἀνάγκῃ ἡμῶν διὰ τῆς ὑμῶν πίστεως· | | 7 Zo zijn wij daarom, broeders, over u in al onze verdrukking en nood vertroost geworden 15door uw geloof; |
| 15 Dat is, door de getuigenis die wij gehoord hebben van uw geloof. |
| | |
8 ὅτι νῦν ζῶμεν, ἐὰν ὑμεῖς στήκητε ἐν Κυρίῳ. | | 8 Want nu 16leven wij, indien gij 17vast staat in den Heere. |
| 16 Dat is, wij zijn vrolijk en welgemoed, gelijk het volgende vers verklaart. |
| 17 Dat is, in het geloof op den Heere. Want door het geloof worden wij met Christus verenigd. |
| | |
9 τίνα γὰρ εὐχαριστίαν δυνάμεθα τῷ Θεῷ ἀνταποδοῦναι περὶ ὑμῶν, ἐπὶ πάσῃ τῇ χαρᾷ ᾗ χαίρομεν δι’ ὑμᾶς ἔμπροσθεν τοῦ Θεοῦ ἡμῶν, | | 9 Want wat dankzegging kunnen wij Gode tot vergelding wedergeven voor u, vanwege al de blijdschap waarmede wij ons om uwentwil verblijden 18voor onzen God? |
| 18 Dat is, oprechtelijk, als in Gods tegenwoordigheid, niet alleen voor de mensen, gelijk Luk. 1:6. |
| Luk. 1:6 En zij waren beiden rechtvaardig voor God, wandelende in al de geboden en rechten des Heeren onberispelijk. |
| | |
10 νυκτὸς καὶ ἡμέρας ὑπὲρ ἐκ περισσοῦ δεόμενοι εἰς τὸ ἰδεῖν ὑμῶν τὸ πρόσωπον, καὶ καταρτίσαι τὰ ὑστερήματα τῆς πίστεως ὑμῶν; | | 10 dNacht en dag zeer overvloediglijk biddende 19om uw aangezicht te mogen zien, en 20te volmaken hetgeen aan uw geloof ontbreekt. |
| d Rom. 1:10, 11; 15:23. 2 Tim. 1:4. |
| Rom. 1:10 Allen tijd in mijn gebeden biddende, of mogelijk mij nog te eniger tijd goede gelegenheid gegeven werd door den wil Gods om tot ulieden te komen. Rom. 1:11 Want ik verlang om u te zien, opdat ik u enige geestelijke gave mocht mededelen, teneinde gij versterkt zoudt worden; Rom. 15:23 Maar nu geen plaats meer hebbende in deze gewesten, en van over vele jaren groot verlangen hebbende om tot u te komen, 2 Tim. 1:4 Zeer begerig zijnde om u te zien, als ik gedenk aan uw tranen, opdat ik moge met blijdschap vervuld worden; |
| 19 Dat is, om bij u tegenwoordig te zijn. |
| 20 Dat is, ulieden in het geloof volkomenlijker te onderwijzen, hetwelk de apostel daarom zegt, omdat hij door de bittere vervolging der Joden weinig tijd bij hen had kunnen blijven. Zie Hand. 17:10. |
| Hand. 17:10 En de broeders zonden terstond des nachts Paulus en Silas weg naar Beréa; welke daar gekomen zijnde, gingen heen naar de synagoge der Joden. |
| | |
11 Αὐτὸς δὲ ὁ Θεὸς καὶ Πατὴρ ἡμῶν, καὶ ὁ Κύριος ἡμῶν Ἰησοῦς Χριστός, κατευθύναι τὴν ὁδὸν ἡμῶν πρὸς ὑμᾶς· | | 11 Doch onze God en Vader Zelf, en onze Heere Jezus Christus, richte onzen weg tot u. |
12 ὑμᾶς δὲ ὁ Κύριος πλεονάσαι καὶ περισσεύσαι τῇ ἀγάπῃ εἰς ἀλλήλους καὶ εἰς πάντας, καθάπερ καὶ ἡμεῖς εἰς ὑμᾶς, | | 12 En de Heere 21vermeerdere u en make u overvloedig in de liefde jegens elkander en jegens allen, gelijk 22wij ook zijn jegens u; |
| 21 Dat is, make dat gij meer en meer toeneemt, Die het gebrek Zijner dienaren door Zijn Geest lichtelijk kan vervullen. |
| 22 Namelijk overvloedig in de liefde jegens u. |
| | |
13 εἰς τὸ στηρίξαι ὑμῶν τὰς καρδίας ἀμέμπτους ἐν ἁγιωσύνῃ, ἔμπροσθεν τοῦ Θεοῦ καὶ Πατρὸς ἡμῶν, ἐν τῇ παρουσίᾳ τοῦ Κυρίου ἡμῶν Ἰησοῦ Χριστοῦ μετὰ πάντων τῶν ἁγίων αὐτοῦ. | | 13 eOpdat Hij uw harten versterke, om onberispelijk te zijn in heiligmaking voor onzen God en Vader, 23in de toekomst van onzen Heere Jezus Christus met al 24Zijn heiligen. |
| e 1 Kor. 1:8. 1 Thess. 5:23. 2 Thess. 2:17. |
| 1 Kor. 1:8 Welke God u ook zal bevestigen tot het einde toe, om
onstraffelijk te zijn
in den dag van onzen Heere Jezus Christus. 1 Thess. 5:23 En de God des vredes Zelf heilige u geheel en al; en uw geheel oprechte geest en ziel en lichaam worde onberispelijk bewaard in de toekomst van onzen Heere Jezus Christus. 2 Thess. 2:17 Vertrooste uw harten, en versterke u in alle goed woord en werk. |
| 23 Of: tegen de toekomst. |
| 24 Namelijk engelen, gelijk uitgedrukt wordt 2 Thess. 1:7, hoewel het ook breder kan genomen worden voor de heilige zielen, die met Christus uit den hemel in het gezelschap der engelen zullen afkomen, om met hun lichamen weder verenigd en verheerlijkt te worden. |
| 2 Thess. 1:7 En u die verdrukt wordt, verkwikking met ons, in de openbaring van den Heere Jezus van den hemel met de engelen Zijner kracht, |