Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

Filippenzen 3 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Filippenzen 3

1 De apostel waarschuwt voorts de Filippenzen tegen de verleiding der valse apostelen, die de wet en het Evangelie samenmengden. 3 En leert daartegen dat niet de uiterlijke besnijdenis, maar de geestelijke ter zaligheid nodig is. 4 Hetwelk hij met zijn eigen voorbeeld en geloof bevestigt. 5 En te dien einde verhaalt hij dat hij ook al die uiterlijke voordelen had, die dezen roemden te hebben. 7 Maar dat hij die dingen niet achtte, en daarop geen vertrouwen stelde, maar alleen op Christus. 9 Niet steunende op zijn eigen gerechtigheid die uit de wet is, maar alleen op de gerechtigheid van Christus, die hij beschrijft met haar vruchten. 12 Bekent evenwel zijn onvolmaaktheid, hoezeer hij ook naar de volmaaktheid tracht. 15 En vermaant de Filippenzen dat zij hetzelve ook doen, naar dezen regel, en naar zijn voorbeeld. 18 Bestraffende degenen die anders deden, met verkondiging aan hen van het eeuwig verderf. 20 En vertroost de ware gelovigen met de heerlijkheid, ook des lichaams, die ons de Heere Christus zal toebrengen.
  
Alles verwerpelijk om Christus
1 Τὸ λοιπόν, ἀδελφοί μου, χαίρετε ἐν Κυρίῳ. τὰ αὐτὰ γράφειν ὑμῖν, ἐμοὶ μὲν οὐκ ὀκνηρόν, ὑμῖν δὲ ἀσφαλές. 1 VOORTS, mijne broeders, averblijdt u 1in den Heere. 2Dezelfde dingen aan u te schrijven 3is mij niet verdrietig, en 4het is u zeker.
a Filipp. 4:4. Jak. 1:2. 1 Petr. 4:13. verwijsteksten
1 Dat is, om de genade die ons de Heere gedaan heeft. Of: met een vreugd die den Heere aangenaam is, namelijk midden in de verdrukkingen.
2 Namelijk die ik u tevoren mondeling geleerd heb. Zie 2 Thess. 2:15. verwijsteksten
3 Of: is mij niet zwaar, moeilijk, vervelend.
4 Dat is, het strekt en is dienstig tot uw verzekerdheid, om daardoor in de waarheid der christelijke leer en in het geloof meer en meer bevestigd te worden.
   
2 βλέπετε τοὺς κύνας, βλέπετε τοὺς κακοὺς ἐργάτας, βλέπετε τὴν κατατομήν· 2 b5Ziet op de honden, ziet op de 6kwade arbeiders, ziet op de 7versnijding.
b Jes. 56:10. verwijsteksten
5 Dat is, let op de honden, en wacht u van de valse apostelen, die hij met dezen smadelijken naam van honden noemt, om hun aard uit te drukken, dat zij onbeschaamdelijk de rechte leraars met hun lasteringen aanbassen en bijten.
6 Dat is, die wel veel arbeid en moeite aannemen, maar om een kwade en verderfelijke leer den mensen in te planten.
7 Dat is, die uit de besnijdenis zijn, daarop roemen, en leren dat de besnijdenis ter zaligheid nodig is. Hetwelk niet zozeer een besnijding, als wel een versnijding met recht mag genoemd worden. De apostel verandert hier zeer vernuftiglijk het woord besnijding in versnijding, omdat de leer van deze valse apostelen de mensen die haar aannemen, van Christus afsnijdt, en hen ten verderve als in stukken versnijdt.
   
3 ἡμεῖς γάρ ἐσμεν ἡ περιτομή, οἱ πνεύματι Θεῷ λατρεύοντες, καὶ καυχώμενοι ἐν Χριστῷ Ἰησοῦ, καὶ οὐκ ἐν σαρκὶ πεποιθότες· 3 cWant 8wij zijn 9de besnijding, wij die dGod 10in den geest dienen, en 11in Christus Jezus roemen en niet in 12het vlees betrouwen;
c Deut. 10:16; 30:6. Jer. 4:4. Rom. 2:29. Kol. 2:11. verwijsteksten
8 Namelijk die onze gerechtigheid in Christus alleen zoeken en stellen, gelijk hierna verklaard wordt.
9 Dat is, de rechte besnijding die voor God geldt, welke is de inwendige besnijding des harten. Zie Rom. 2:29. verwijsteksten
d Joh. 4:24. verwijsteksten
10 Of: met den geest, dat is, inwendiglijk met de ziel en het hart, Joh. 4:24. Ef. 6:18. Of: door de kracht des Heiligen Geestes. verwijsteksten
11 Namelijk dat wij in Hem en in Zijn gerechtigheid alleen onze zaligheid hebben, 1 Kor. 1:30, 31. verwijsteksten
12 Dat is, op die uiterlijke ceremoniën der wet of uiterlijke besnijding des vleses en onderhouding derzelve, om daardoor zalig te worden. En wordt gesteld tegen het woord geest, tevoren gebruikt.
   
4 καίπερ ἐγὼ ἔχων πεποίθησιν καὶ ἐν σαρκί· εἴ τις δοκεῖ ἄλλος πεποιθέναι ἐν σαρκί, ἐγὼ μᾶλλον· 4 13Hoewel ik heb dat ik ook in het vlees betrouwen mocht. Indien 14iemand anders meent te betrouwen in het vlees, e15ik nog meer:
13 Gr. Hoewel ik betrouwen heb ook in het vlees, dat is, hoewel ik ook stof heb aangaande die uiterlijke besnijding en andere ceremoniën der wet, mitsgaders de uiterlijke voordelen der Joden, om daarop te betrouwen, namelijk zo men zijn vertrouwen om zalig te worden daarop mocht stellen.
14 Namelijk van deze valse apostelen, die altijd op dat uiterlijke zeer roemden, en daarin hun zaligheid zochten.
e 2 Kor. 11:21. verwijsteksten
15 Dat is, ik zou daarin nog meer stof hebben om te vertrouwen.
   
5 περιτομὴ ὀκταήμερος, ἐκ γένους Ἰσραήλ, φυλῆς Βενιαμίν, Ἑβραῖος ἐξ Ἑβραίων, κατὰ νόμον Φαρισαῖος, 5 16Besneden ten achtsten dage, uit het geslacht van fIsraël, van den stam van gBenjamin, een Hebreeër uit de Hebreeën, 17naar de wet heen farizeeër;
16 Gr. Achtdaagse besnijdenis.
f 2 Kor. 11:22. verwijsteksten
g Gen. 49:27. verwijsteksten
17 Dat is, ten aanzien van het verstaan der wet; of: uit die drie sekten die onder het Joodse volk waren, sadduceeën, essenen en farizeeën, was ik toegedaan de sekte der farizeeën, die de allerbescheidenste werd gehouden, Hand. 26:5. verwijsteksten
h Hand. 23:6. verwijsteksten
   
6 κατὰ ζῆλον διώκων τὴν ἐκκλησίαν, κατὰ δικαιοσύνην τὴν ἐν νόμῳ γενόμενος ἄμεμπτος. 6 18Naar den ijver ieen vervolger 19der gemeente; naar de rechtvaardigheid 20die in de wet is, 21zijnde onberispelijk.
18 Namelijk voor de onderhouding van de ceremoniën der wet; waarin de valse apostelen ook zeer, doch verkeerdelijk ijverden.
i Hand. 8:3; 9:1; 22:3, 4. Gal. 1:13. 1 Tim. 1:13. verwijsteksten
19 Namelijk der Christenen, die hun zaligheid niet zochten in de werken der wet, maar in Christus alleen.
20 Dat is, die de wet uiterlijk van de mensen eist.
21 Namelijk alzo dat de mensen mij niet konden bestraffen over enige moedwillige overtreding der wet, dewijl mijn uiterlijke werken aan de wet Gods gelijkvormig waren. Waardoor hij verklaart nochtans niet gerechtvaardigd te zijn, 1 Kor. 4:4. verwijsteksten
   
7 ἀλλ’ ἅτινα ἦν μοι κέρδη, ταῦτα ἥγημαι διὰ τὸν Χριστὸν ζημίαν. 7 kMaar hetgeen 22mij gewin was, dat heb ik om Christus’ wil 23schade geacht.
k Matth. 13:44. verwijsteksten
22 Gr. die mij winsten waren, dat is, dat ik in dien tijd achtte mij nut en bevorderlijk te zijn ter zaligheid.
23 Dat is, daarentegen als schade aanbrengende verworpen.
   
8 ἀλλὰ μενοῦνγε καὶ ἡγοῦμαι πάντα ζημίαν εἶναι διὰ τὸ ὑπερέχον τῆς γνώσεως Χριστοῦ Ἰησοῦ τοῦ Κυρίου μου· δι’ ὃν τὰ πάντα ἐζημιώθην, καὶ ἡγοῦμαι σκύβαλα εἶναι, ἵνα Χριστὸν κερδήσω, 8 Ja gewisselijk, 24ik acht ook 25alle dingen schade te zijn, lom de uitnemendheid 26der kennis van Christus Jezus, mijn Heere; om Wiens wil ik 27al die dingen schade gerekend heb, en acht die 28drek te zijn, opdat ik 29Christus moge gewinnen;
24 Dat is, ik heb dat niet alleen zo geacht als ik eerst tot Christus bekeerd ben geweest, maar acht het nu nog zo, en blijf bij dezelve mening.
25 Namelijk door welke de mensen hun zaligheid zoeken buiten Christus.
l Jes. 53:11. Jer. 9:23. Joh. 17:3. Kol. 2:2. verwijsteksten
26 Namelijk niet der blote kennis alleen, maar der zaligmakende kennis, die met vertrouwen en geloof vergezelschapt is, Joh. 17:3, gelijk de woorden mijn Heere ook te kennen geven. verwijsteksten
27 Gr. aan al die dingen schade geleden heb.
28 Het Griekse woord betekent eigenlijk: dingen die óf van de honden uitgeworpen, óf den honden voorgeworpen worden; dat is, vuile en verwerpelijke dingen.
29 Dat is, de gerechtigheid van Christus deelachtig worden, hetwelk het grootste gewin is.
   
9 καὶ εὑρεθῶ ἐν αὐτῷ, μὴ ἔχων ἐμὴν δικαιοσύνην τὴν ἐκ νόμου, ἀλλὰ τὴν διὰ πίστεως Χριστοῦ, τὴν ἐκ Θεοῦ δικαιοσύνην ἐπὶ τῇ πίστει· 9 En 30in Hem 31gevonden worde, 32niet hebbende mijn rechtvaardigheid 33die uit de wet is, maar 34die door het geloof van Christus is, namelijk 35de rechtvaardigheid m36die uit God is 37door het geloof;
30 Dat is, in Zijn gemeenschap, Hem door het geloof ingelijfd, en Zijn gerechtigheid deelachtig zijnde.
31 Namelijk in het gericht Gods.
32 Dat is, mij niet verlatende op mijn eigen gerechtigheid.
33 Dat is, die bestaat in volkomen onderhouding der wet, zo der zeden als der ceremoniën.
34 Dat is, die men verkrijgt als men in Christus gelooft en Zijn gerechtigheid daardoor aanneemt; en die den gelovigen van God uit genade als hun gerechtigheid wordt toegerekend.
35 Namelijk van Christus.
m Rom. 1:17; 3:21. verwijsteksten
36 Dat is, die God ons schenkt en genadiglijk toerekent, Rom. 4:6. verwijsteksten
37 Gr. in; dat is, die wij verkrijgen en ons toe-eigenen door het geloof, als door een geestelijk instrument waardoor deze gerechtigheid aangenomen wordt.
   
10 τοῦ γνῶναι αὐτόν, καὶ τὴν δύναμιν τῆς ἀναστάσεως αὐτοῦ, καὶ τὴν κοινωνίαν τῶν παθημάτων αὐτοῦ, συμμορφούμενος τῷ θανάτῳ αὐτοῦ, 10 38Opdat ik 39Hem 40kenne, en 41de kracht Zijner opstanding nen 42de gemeenschap Zijns lijdens, 43Zijn dood gelijkvormig wordende,
38 Hiermede beschrijft hij het ware zaligmakende en rechtvaardigmakende geloof, waarin hetzelve bestaat, waarop het ziet, en wat het voortbrengt.
39 Namelijk Christus.
40 Zie vers 8. verwijsteksten
41 Dat is, de vruchten en weldaden die Hij door Zijn dood ons verkregen hebbende, door Zijn opstanding krachtiglijk toe-eigent en toebrengt, namelijk onze rechtvaardigmaking voor God, en de kracht om uit den dood der zonden op te staan. Zie Rom. 4:25; 6:3, 4, enz.; 8:11. 1 Petr. 4:1, 2. verwijsteksten
n Rom. 8:17. 2 Kor. 4:10. 2 Tim. 2:11, 12. 1 Petr. 4:13. verwijsteksten
42 Dat is, opdat ik deel hebbe aan de vruchten van het lijden van Christus, namelijk dat ik daardoor van de straf der zonden verlost en tot een nieuw leven opgewekt worde, en om Zijnentwil gaarne verdrage alle lijden, kruis en verdrukking, die mij om Zijnentwil zou mogen overkomen.
43 Namelijk de oude mens in mij gedood zijnde, Rom. 6:5, 6, en om Zijnentwil den gansen dag gedood wordende, Rom. 8:36. verwijsteksten
   
11 εἴ πως καταντήσω εἰς τὴν ἐξανάστασιν τῶν νεκρῶν. 11 44Of ik enigszins moge komen 45tot de wederopstanding der doden.
44 Deze woorden betekenen hier niet enige onzekerheid dezer zaak, maar de zwaarte om die te verkrijgen, om daarmede den lust en de vlijt op te scherpen. De zin is: daarnaar vlijtiglijk trachtende of ik enigszins, enz.
45 Namelijk de zalige opstanding der rechtvaardigen, en daardoor tot de eeuwige heerlijkheid en gelukzaligheid, Luk. 14:14. Joh. 6:39, 40, 44, 54. Daarom worden de gelovigen en rechtvaardigen alleen genaamd kinderen der opstanding, Luk. 20:36. Niet dat de goddelozen ook niet zullen opstaan, Dan. 12:2. Hand. 24:15, maar hun opstanding zal zijn ter verdoemenis, Joh. 5:29, en overzulks meer een val dan een opstanding. verwijsteksten
   
12 οὐχ ὅτι ἤδη ἔλαβον, ἢ ἤδη τετελείωμαι· διώκω δέ, εἰ καὶ καταλάβω ἐφ’ ᾧ καὶ κατελήφθην ὑπὸ τοῦ Χριστοῦ Ἰησοῦ. 12 Niet dat ik 46het alrede gekregen heb of alrede 47volmaakt ben; maar 48ik jaag daarnaar, 49of ik het ook grijpen mocht, 50waartoe 51ik van Christus Jezus ook gegrepen ben.
46 Namelijk de volmaaktheid der wedergeboorte in dit leven.
47 Namelijk in wedergeboorte.
48 Gr. ik vervolg, namelijk met groten lust en vlijt.
49 Waarmede hij niet wil zeggen dat hij onzeker is of hij het verkrijgen zal, maar wijst de zwaarte van de zaak aan en zijn ijver daarnaar, gelijk in het voorgaande vers.
50 Dat is, om welke te verkrijgen.
51 Dat is, van Christus gelijk als gegrepen en gevangen, als ik Zijn kerk vervolgende, en gelijk als in het verderf lopende, op den weg naar Damascus van Hem aangegrepen en tot Hem bekeerd ben, Handelingen 9. Zie dergelijk 1 Kor. 13:12. verwijsteksten
   
13 ἀδελφοί, ἐγὼ ἐμαυτὸν οὐ λογίζομαι κατειληφέναι· 13 Broeders, 52ik acht niet dat ik zelf het gegrepen heb.
52 Dat is, ik laat mij dat niet voorstaan, gelijk sommigen zouden mogen denken, omdat ik zozeer roem van de gemeenschap met Christus en Zijn weldaden.
   
14 ἓν δέ, τὰ μὲν ὀπίσω ἐπιλανθανόμενος, τοῖς δὲ ἔμπροσθεν ἐπεκτεινόμενος, κατὰ σκοπὸν διώκω ἐπὶ τὸ βραβεῖον τῆς ἄνω κλήσεως τοῦ Θεοῦ ἐν Χριστῷ Ἰησοῦ. 14 Maar 53één ding doe ik, 54vergetende hetgeen 55dat achter is, en 56strekkende mij 57tot hetgeen dat voor is, o58jaag ik 59naar het wit 60tot den prijs 61der roeping Gods, 62die van boven is 63in Christus Jezus.
53 Namelijk als het voornaamste waarin ik mij met alle vlijt oefen, Ps. 27:4. Luk. 10:42. verwijsteksten
54 Dat is, niet tevreden zijnde met hetgeen van mij goeds zou mogen gedaan zijn voordezen.
55 Dat is, dat voorbij is, waarmede verstaan wordt hetgeen hij tot nog toe gedaan heeft, ook nu bekeerd zijnde tot Christus. Een gelijkenis genomen van degenen die in een loopbaan alrede ver gelopen zijn, en de afgelopen plaats achter zich laten. Zie 1 Kor. 9:24. verwijsteksten
56 Of: uitstrekkende, gelijk de lopers hun hoofd, hals, armen en lichaam voorwaarts uitstrekken om te sterker te lopen; bij welke gelijkenis hij verklaart zijn grote en naarstige vlijt, die hij met alle macht aanwendt om daartoe te geraken.
57 Dat is, dat nog afgelopen moet worden om tot het einde of perk te komen. Of: tot beloften des Evangelies, die ons zijn voorgesteld om die te bekomen en te grijpen.
o 1 Kor. 9:24. 2 Tim. 4:7. verwijsteksten
58 Gr. vervolg; gelijk vers 12. verwijsteksten
59 Dat is, naar het perk aan het einde der loopbaan gesteld, naar hetwelk de lopers met strijd lopen om die eerst te grijpen, en alzo den prijs te gewinnen.
60 Gr. brabeion, waardoor verstaan wordt een kroon of andere verering die gegeven werd aan dengene die in de loopbaan gewonnen had. De apostel verstaat daardoor de eeuwige zaligheid, die hij noemt een kroon der gerechtigheid, 2 Tim. 4:8. verwijsteksten
61 Dat is, die gegeven zal worden aan degenen die God krachtiglijk heeft geroepen tot de gemeenschap der zaligheid, en die deze roeping gehoorzaam zijn, en dienvolgens tot het einde toe deze loopbaan standvastelijk uitlopen.
62 Dat is, die ons van God uit den hemel gewordt, en ons tot de hemelse gelukzaligheid nodigt en brengt.
63 Dat is, die door de verdiensten van Christus alleen te verkrijgen is, en die om dezelve en door Hem ons gegeven wordt.
   
15 ὅσοι οὖν τέλειοι, τοῦτο φρονῶμεν· καὶ εἴ τι ἑτέρως φρονεῖτε, καὶ τοῦτο ὁ Θεὸς ὑμῖν ἀποκαλύψει· 15 Zovelen dan als wij 64volmaakt zijn, laat ons 65dit gevoelen; en indien gij 66iets anderszins gevoelt, ook 67dat zal u God openbaren.
64 Door dit woord verstaat de apostel niet degenen die in de onderhouding der wet geheel zouden volmaakt zijn, want dat heeft hij tevoren van zichzelven ontkend, vss. 12, 13, maar degenen die de hoofdstukken der christelijke religie wel en grondiglijk verstaan, en daarin gelijk als tot volwassen ouderdom gekomen zijn, Ef. 4:13, tegen dewelke gesteld worden degenen die nog als kinderen zijn in kennis. Zie 1 Kor. 2:6; 3:1. Hebr. 5:13, 14. verwijsteksten
65 Namelijk dat van mij hiertevoren geleerd is; namelijk van de rechtvaardigmaking des mensen voor God, vers 9, en van onze onvolmaaktheid in dit leven, vers 12, en dergelijke. verwijsteksten
66 Namelijk in zaken van minder gewicht.
67 Namelijk doende u mettertijd in kennis toenemen en opwassen, mits dat gij u leerzaam aanstelt en de middelen daartoe naarstiglijk gebruikt. Dit zegt hij niet van heimelijke openbaringen buiten het Woord Gods, maar van de gewone openbaringen of bekendmakingen, die Hij doet door de predicatiën Zijns Woords, vergezelschapt met de verlichting Zijns Geestes. Dit wordt gezegd voornamelijk tot troost van de zwakken, die nog niet recht konden verstaan dat de wet der ceremoniën geheel was afgedaan; dat namelijk God hun mettertijd datzelve ook zou geven te verstaan. Zie hiervan ook Romeinen 14. verwijsteksten
   
16 πλὴν εἰς ὃ ἐφθάσαμεν, τῷ αὐτῷ στοιχεῖν κανόνι, τὸ αὐτὸ φρονεῖν. 16 Doch 68waar wij toe gekomen zijn, laat ons daarin pnaar 69denzelven regel wandelen, qlaat ons hetzelfde gevoelen.
68 Dat is, in die stukken der leer tot welker verstaan wij door de genade Gods zijn gebracht.
p Gal. 6:16. verwijsteksten
69 Dat is, naar de kennis die wij daarvan hebben uit Gods Woord, hetwelk als een regel of richtsnoer is, waarnaar wij ons geloof en wandel moeten richten.
q Rom. 12:16; 15:5. 1 Kor. 1:10. Filipp. 2:2. 1 Petr. 3:8. verwijsteksten
  
Christelijke levenswandel
17 Συμμιμηταί μου γίνεσθε, ἀδελφοί, καὶ σκοπεῖτε τοὺς οὕτω περιπατοῦντας, καθὼς ἔχετε τύπον ἡμᾶς. 17 Weest 70mede r71mijn navolgers, broeders, en merkt op degenen die 72alzo wandelen, gelijk gij ons stot een voorbeeld hebt.
70 Of: tezamen, tegelijk.
r 1 Kor. 4:16; 11:1. 1 Thess. 1:6. verwijsteksten
71 Namelijk in gevoelen en in wandel. Zie 1 Kor. 11:1. verwijsteksten
72 Namelijk als ik wandel; gelijk in het volgende verklaard wordt.
s 2 Thess. 3:9. 1 Petr. 5:3. verwijsteksten
   
18 πολλοὶ γὰρ περιπατοῦσιν, οὓς πολλάκις ἔλεγον ὑμῖν, νῦν δὲ καὶ κλαίων λέγω, τοὺς ἐχθροὺς τοῦ σταυροῦ τοῦ Χριστοῦ· 18 tWant 73velen wandelen anders; van dewelke ik u 74dikmaals gezegd heb en 75nu ook 76wenende zeg, dat zij 77vijanden van het kruis van Christus zijn;
t Rom. 16:17. verwijsteksten
73 Namelijk van de leraars, die het Woord prediken, en wandelen in hun beroeping niet gelijk wij doen.
74 Namelijk als ik bij u was, ulieden voor dezelve in mijn predicatiën waarschuwende.
75 Namelijk door dit mijn schrijven.
76 Dat is, met droefheid des harten, ontstaande daaruit dat deze lieden met hun valse leer en ongeregeld leven de gemeente verleiden en verstoren, en zichzelven het verderf op den hals halen.
77 Dat is, tonende dat zij vijanden zijn van de leer waardoor geleerd wordt dat de mensen niet door de onderhouding van de wet, maar door de enige offerande van Christus aan het kruis geschied, zalig worden, 1 Kor. 1:23, 24; 2:2. verwijsteksten
   
19 ὧν τὸ τέλος ἀπώλεια, ὧν ὁ θεὸς ἡ κοιλία, καὶ ἡ δόξα ἐν τῇ αἰσχύνῃ αὐτῶν, οἱ τὰ ἐπίγεια φρονοῦντες. 19 78Welker einde is het verderf, welker 79god is de buik, en welker 80heerlijkheid 81is in hun schande, dewelke 82aardse dingen 83bedenken.
78 Dat is, die eindelijk van God met de eeuwige verdoemenis zullen gestraft worden, Openb. 19:20, 21. Zie ook Filipp. 1:28. verwijsteksten
79 Dat is, die in plaats van God te dienen en Zijn eer te verbreiden, anders niet zoeken dan een lekker en gemakkelijk leven te leiden, en hun buik, alsof het hun god ware, te dienen.
80 Dat is, eer die zij bij de mensen zoeken, en waarop zij roemen.
81 Dat is, zoeken hun eer in hetgeen dat hun schandelijk is, dat is, zal hun gedijen tot tijdelijke en eeuwige schande. Of: tot hun schande.
82 Dat is, tijdelijken wellust en gemak.
83 Of: bevroeden, dat is, met de zinnen en het verstand naar trachten.
   
20 ἡμῶν *δὲ τὸ πολίτευμα ἐν οὐρανοῖς ὑπάρχει, ἐξ οὗ καὶ Σωτῆρα ἀπεκδεχόμεθα, Κύριον Ἰησοῦν Χριστόν·
* δὲ B-edd | γὰρ St, B-edd, Elz, Sc, M
20 vMaar 84onze wandel 85is in de hemelen, x86waaruit wij ook den Zaligmaker 87verwachten, namelijk den Heere Jezus Christus,
v Hebr. 13:14. verwijsteksten
84 Of: burgerschap, dat is, burgerlijke verkering en wijze van leven der rechte Christenen. Zie Filipp. 1:27. verwijsteksten
85 Dat is, is zodanig dat dezelve altijd trachten niet naar aardse dingen, maar naar hemelse, en naar de heerlijkheid die in de hemelen is weggelegd. Zie Kol. 3:1, 2. verwijsteksten
x 1 Kor. 1:7. 1 Thess. 1:10. Tit. 2:13. verwijsteksten
86 Gr. uit welke, namelijk plaats der hemelen. Zie dergelijke Matth. 2:9. verwijsteksten
87 Namelijk om te komen oordelen de levenden en de doden, Hand. 1:11. verwijsteksten
   
21 ὃς μετασχηματίσει τὸ σῶμα τῆς ταπεινώσεως ἡμῶν, εἰς τὸ γενέσθαι αὐτὸ σύμμορφον τῷ σώματι τῆς δόξης αὐτοῦ, κατὰ τὴν ἐνέργειαν τοῦ δύνασθαι αὐτὸν καὶ ὑποτάξαι ἑαυτῷ τὰ πάντα. 21 yDie ons 88vernederd lichaam 89veranderen zal, opdat hetzelve 90gelijkvormig worde aan 91Zijn heerlijk lichaam, 92naar de werking waardoor Hij ook alle dingen Zichzelven kan onderwerpen.
y 1 Kor. 15:51. Kol. 3:4. 1 Joh. 3:2. verwijsteksten
88 Gr. het lichaam onzer vernedering, of: ons lichaam der vernedering, dat is, dit ons sterfelijk en verderfelijk lichaam.
89 Het Griekse woord betekent in gedaante of hoedanigheid veranderen. Zie 1 Kor. 15:52, enz. verwijsteksten
90 Namelijk in onverderfelijkheid, onsterfelijkheid en andere geestelijke eigenschappen. Zie 1 Kor. 15:48, 49. verwijsteksten
91 Gr. het lichaam Zijner heerlijkheid, of: Zijn lichaam der heerlijkheid, namelijk hetwelk Hij na Zijn opstanding, en nu nog in den hemel heeft.
92 Dat is, naar Zijn Goddelijke en alvermogende kracht, waardoor Hij alles vermag, en derhalve ook de opwekking en verandering onzer lichamen teweeg kan brengen.

Einde Filippenzen 3