Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

Filippenzen 2 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Filippenzen 2

 Opwekking tot eensgezindheid en ootmoed
1 Εἴ τις οὖν παράκλησις ἐν Χριστῷ, εἴ τι παραμύθιον ἀγάπης, εἴ τις κοινωνία Πνεύματος, εἴ τινα σπλάγχνα καὶ οἰκτιρμοί, 1 INDIEN er dan enige vertroosting is in Christus, indien er enige troost is der liefde, indien er enige gemeenschap is des Geestes, indien er enige innerlijke bewegingen en ontfermingen zijn,
2 πληρώσατέ μου τὴν χαράν, ἵνα τὸ αὐτὸ φρονῆτε, τὴν αὐτὴν ἀγάπην ἔχοντες, σύμψυχοι, τὸ ἓν φρονοῦντες· 2 Zo vervult mijn blijdschap, dat gij moogt aeensgezind zijn, dezelfde liefde hebbende, van één gemoed en van één gevoelen zijnde. a Rom. 12:16; 15:5. 1 Kor. 1:10. Filipp. 3:16. 1 Petr. 3:8. verwijsteksten
3 μηδὲν κατὰ ἐριθείαν ἢ κενοδοξίαν, ἀλλὰ τῇ ταπεινοφροσύνῃ ἀλλήλους ἡγούμενοι ὑπερέχοντας ἑαυτῶν· 3 Doet geen ding door twisting of ijdele eer, bmaar door ootmoedigheid achte de een den ander uitnemender dan zichzelven. b Rom. 12:10. 1 Petr. 5:5. verwijsteksten
4 μὴ τὰ ἑαυτῶν ἕκαστος σκοπεῖτε, ἀλλὰ καὶ τὰ ἑτέρων ἕκαστος. 4 cEen iegelijk zie niet op het zijne, maar een iegelijk zie ook op hetgeen dat der anderen is. c 1 Kor. 10:24; 13:5. verwijsteksten
5 τοῦτο γὰρ φρονείσθω ἐν ὑμῖν ὃ καὶ ἐν Χριστῷ Ἰησοῦ· 5 dWant dat gevoelen zij in u, hetwelk ook in Christus Jezus was, d Matth. 11:29. Joh. 13:15. 1 Petr. 2:21. 1 Joh. 2:6. verwijsteksten
6 ὃς ἐν μορφῇ Θεοῦ ὑπάρχων, οὐχ ἁρπαγμὸν ἡγήσατο τὸ εἶναι ἶσα Θεῷ, 6 eDie in de gestaltenis Gods zijnde, geen roof geacht heeft Gode evengelijk te zijn, e 2 Kor. 4:4. Kol. 1:15. Hebr. 1:3. verwijsteksten
7 ἀλλ’ ἑαυτὸν ἐκένωσε, μορφὴν δούλου λαβών, ἐν ὁμοιώματι ἀνθρώπων γενόμενος· 7 fMaar heeft Zichzelven vernietigd, gde gestaltenis eens dienstknechts aangenomen hebbende, en is den mensen gelijk geworden; f Ps. 8:6. g Matth. 20:28. Joh. 13:14. verwijsteksten
8 καὶ σχήματι εὑρεθεὶς ὡς ἄνθρωπος, ἐταπείνωσεν ἑαυτόν, γενόμενος ὑπήκοος μέχρι θανάτου, θανάτου δὲ σταυροῦ. 8 hEn in gedaante gevonden als een mens, heeft Hij Zichzelven ivernederd, gehoorzaam geworden zijnde tot den dood, ja, den dood des kruises. h Hebr. 2:14, 17; 4:15. i Hebr. 2:9; 12:2. verwijsteksten
9 διὸ καὶ ὁ Θεὸς αὐτὸν ὑπερύψωσε, καὶ ἐχαρίσατο αὐτῷ ὄνομα τὸ ὑπὲρ πᾶν ὄνομα· 9 kDaarom heeft Hem ook God uitermate verhoogd en heeft Hem leen Naam gegeven, welke boven allen naam is, k Hand. 2:33. l Hebr. 1:4. verwijsteksten
10 ἵνα ἐν τῷ ὀνόματι Ἰησοῦ πᾶν γόνυ κάμψῃ ἐπουρανίων καὶ ἐπιγείων καὶ καταχθονίων, 10 mOpdat in den Naam van Jezus zich zou buigen alle knie dergenen die in den hemel, en die op de aarde, en die onder de aarde zijn, m Jes. 45:23. Rom. 14:11. verwijsteksten
11 καὶ πᾶσα γλῶσσα ἐξομολογήσηται ὅτι Κύριος Ἰησοῦς Χριστός, εἰς δόξαν Θεοῦ Πατρός. 11 nEn alle tong zou belijden dat Jezus Christus de Heere is, tot heerlijkheid Gods des Vaders. n Joh. 13:13. 1 Kor. 8:6; 12:3. verwijsteksten
  
Opwekking tot heiligen wandel
12 Ὥστε, ἀγαπητοί μου, καθὼς πάντοτε ὑπηκούσατε, μὴ ὡς ἐν τῇ παρουσίᾳ μου μόνον, ἀλλὰ νῦν πολλῷ μᾶλλον ἐν τῇ ἀπουσίᾳ μου, μετὰ φόβου καὶ τρόμου τὴν ἑαυτῶν σωτηρίαν κατεργάζεσθε· 12 Alzo dan, mijne geliefden, gelijk gij allen tijd gehoorzaam geweest zijt, niet als in mijn tegenwoordigheid alleen, maar veel meer nu in mijn afwezen, werkt uws zelfs zaligheid met vreze en beven;
13 ὁ Θεὸς γάρ ἐστιν ὁ ἐνεργῶν ἐν ὑμῖν καὶ τὸ θέλειν καὶ τὸ ἐνεργεῖν ὑπὲρ τῆς εὐδοκίας. 13 oWant het is God Die in u werkt beide het willen en het werken, naar Zijn welbehagen. o 2 Kor. 3:5. verwijsteksten
14 πάντα ποιεῖτε χωρὶς γογγυσμῶν καὶ διαλογισμῶν, 14 pDoet alle dingen qzonder murmureren en tegenspreken, p Rom. 12:17. 1 Petr. 2:12. q 1 Petr. 4:9. verwijsteksten
15 ἵνα γένησθε ἄμεμπτοι καὶ ἀκέραιοι, τέκνα Θεοῦ ἀμώμητα ἐν μέσῳ γενεᾶς σκολιᾶς καὶ διεστραμμένης, ἐν οἷς φαίνεσθε ὡς φωστῆρες ἐν κόσμῳ, 15 Opdat gij moogt onberispelijk en oprecht zijn, kinderen Gods zijnde, onstraffelijk in het midden van een krom en verdraaid geslacht, ronder welke gij schijnt als lichten in de wereld; r Spr. 4:18. Matth. 5:14. verwijsteksten
16 λόγον ζωῆς ἐπέχοντες, εἰς καύχημα ἐμοὶ εἰς ἡμέραν Χριστοῦ, ὅτι οὐκ εἰς κενὸν ἔδραμον, οὐδὲ εἰς κενὸν ἐκοπίασα. 16 Voorhoudende het woord des levens, smij tot een roem tegen den dag van Christus, dat ik niet tevergeefs heb gelopen, noch tevergeefs gearbeid. s 2 Kor. 1:14. 1 Thess. 2:19. verwijsteksten
17 ἀλλ’ εἰ καὶ σπένδομαι ἐπὶ τῇ θυσίᾳ καὶ λειτουργίᾳ τῆς πίστεως ὑμῶν, χαίρω καὶ συγχαίρω πᾶσιν ὑμῖν· 17 Ja, indien ik ook tot een drankoffer geofferd word over de offerande en bediening uws geloofs, tzo verblijd ik mij en verblijd mij met u allen; t 2 Kor. 7:4. verwijsteksten
18 τὸ δ’ αὐτὸ καὶ ὑμεῖς χαίρετε καὶ συγχαίρετέ μοι. 18 En om datzelve verblijdt gij u ook, en verblijdt ook ulieden met mij.
  
Timótheüs en Epafrodítus
19 Ἐλπίζω δὲ ἐν Κυρίῳ Ἰησοῦ, Τιμόθεον ταχέως πέμψαι ὑμῖν, ἵνα κἀγὼ εὐψυχῶ, γνοὺς τὰ περὶ ὑμῶν. 19 En ik hoop in den Heere Jezus, vTimótheüs haast tot u te zenden, opdat ik ook welgemoed moge zijn, als ik uw zaken zal verstaan hebben. v Hand. 16:1. Rom. 16:21. 1 Thess. 3:2. verwijsteksten
20 οὐδένα γὰρ ἔχω ἰσόψυχον, ὅστις γνησίως τὰ περὶ ὑμῶν μεριμνήσει. 20 Want ik heb niemand die even alzo gemoed is, dewelke oprechtelijk uw zaken zal bezorgen.
21 οἱ πάντες γὰρ τὰ ἑαυτῶν ζητοῦσιν, οὐ τὰ τοῦ Χριστοῦ Ἰησοῦ. 21 xWant zij zoeken allen het hunne, niet hetgeen van Christus Jezus is. x 1 Kor. 10:24; 13:5. verwijsteksten
22 τὴν δὲ δοκιμὴν αὐτοῦ γινώσκετε, ὅτι ὡς πατρὶ τέκνον, σὺν ἐμοὶ ἐδούλευσεν εἰς τὸ εὐαγγέλιον. 22 En gij weet zijn beproeving, dat hij als een kind zijn vader, met mij gediend heeft in het Evangelie.
23 τοῦτον μὲν οὖν ἐλπίζω πέμψαι, ὡς ἂν ἀπίδω τὰ περὶ ἐμέ, ἐξαυτῆς· 23 Ik hoop dan wel dezen van stonden aan te zenden, zo haast als ik in mijn zaken zal voorzien hebben;
24 πέποιθα δὲ ἐν Κυρίῳ, ὅτι καὶ αὐτὸς ταχέως *ἐλεύσομαι.
* ἐλεύσομαι St, B-edd, Elz, Sc, M | ἐλεύσομαι πρὸς ὑμᾶς B-edd
24 Doch ik vertrouw in den Heere, dat ik ook zelf haast tot u komen zal.
25 ἀναγκαῖον δὲ ἡγησάμην Ἐπαφρόδιτον τὸν ἀδελφὸν καὶ συνεργὸν καὶ συστρατιώτην μου, ὑμῶν δὲ ἀπόστολον, καὶ λειτουργὸν τῆς χρείας μου, πέμψαι πρὸς ὑμᾶς· 25 Maar ik heb nodig geacht tot u te zenden Epafrodítus, mijn broeder en medearbeider en medestrijder, en uw afgezondene en bedienaar mijner nooddruft;
26 ἐπειδὴ ἐπιποθῶν ἦν πάντας ὑμᾶς, καὶ ἀδημονῶν, διότι ἠκούσατε ὅτι ἠσθένησε· 26 Dewijl hij zeer begerig was naar u allen, en zeer beangst was, omdat gij gehoord hadt dat hij krank was.
27 καὶ γὰρ ἠσθένησε παραπλήσιον θανάτῳ· ἀλλ’ ὁ Θεὸς αὐτὸν ἠλέησεν, οὐκ αὐτὸν δὲ μόνον, ἀλλὰ καὶ ἐμέ, ἵνα μὴ λύπην ἐπὶ λύπῃ σχῶ. 27 En hij is ook krank geweest tot nabij den dood; maar God heeft Zich zijner ontfermd, en niet alleen zijner, maar ook mijner, opdat ik niet droefheid op droefheid zou hebben.
28 σπουδαιοτέρως οὖν ἔπεμψα αὐτόν, ἵνα, ἰδόντες αὐτὸν πάλιν, χαρῆτε, κἀγὼ ἀλυπότερος ὦ. 28 Zo heb ik dan hem te spoediger gezonden, opdat gij hem ziende, wederom u zoudt verblijden, en ik te min zou droevig zijn.
29 προσδέχεσθε οὖν αὐτὸν ἐν Κυρίῳ μετὰ πάσης χαρᾶς, καὶ τοὺς τοιούτους ἐντίμους ἔχετε· 29 Ontvangt hem dan in den Heere met alle blijdschap, yen houdt dezulken in waarde. y 1 Kor. 9:14. Gal. 6:6. 1 Thess. 5:12. 1 Tim. 5:17. Hebr. 13:17. verwijsteksten
30 ὅτι διὰ τὸ ἔργον τοῦ Χριστοῦ μέχρι θανάτου ἤγγισε, παραβουλευσάμενος τῇ ψυχῇ, ἵνα ἀναπληρώσῃ τὸ ὑμῶν ὑστέρημα τῆς πρός με λειτουργίας. 30 Want om het werk van Christus was hij tot nabij den dood gekomen, zijn leven niet achtende, opdat hij het gebrek uwer bediening aan mij vervullen zou.

Einde Filippenzen 2