Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

Efeze 3 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Efeze 3

1 Paulus betuigt dat hij gevangen was om zijn standvastigheid in de leer van de genadige roeping der heidenen. 3 Welke hij door bijzondere openbaring Gods had. 5 En dat die in de voorgaande eeuwen den mensen op zulke wijze nooit was bekendgemaakt. 7 Dat hij tot een dienaar des Evangelies was gesteld, om dezelve leer onder de heidenen te verkondigen. 10 En door de gemeente de veelvoudige wijsheid Gods bekend te maken, zelfs aan de engelen in den hemel. 13 Vermaant hen dat zij in zijn verdrukkingen niet vertragen. 14 En bidt God dat Hij hen meer en meer versterke. 17 Opdat Christus door het geloof in hun harten wone. 18 En zij de breedte, lengte, diepte en hoogte dezer genade en der liefde van Christus mogen begrijpen. 20 En besluit met een dankzegging tot God.
  
Paulus’ arbeid onder de heidenen
1 Τούτου χάριν ἐγὼ Παῦλος ὁ δέσμιος τοῦ Χριστοῦ Ἰησοῦ ὑπὲρ ὑμῶν τῶν ἐθνῶν, 1 OM deze oorzaak ben ik, Paulus, ade gevangene 1van Christus Jezus 2voor u, die heidenen zijt;
a Hand. 21:33. Ef. 4:1. Filipp. 1:7, 13, 14, 16. Kol. 4:3. 2 Tim. 1:8. Filem. vs. 1. verwijsteksten
1 Dat is, om de zaak van Christus; of: om Christus’ wil, gelijk hij zichzelven dezen titel ook geeft 2 Tim. 1:8. Filem. vs. 1. verwijsteksten
2 Dat is, omdat ik u heidenen Christus tot nu toe heb gepredikt, en nog zelfs in deze mijn banden predik, niettegenstaande de Joden daarover tegen mij alzo zijn verbitterd, en mij in de handen der ongelovigen hebben overgegeven, Handelingen 21. Of ook: om u door mijn voorbeeld en lijdzaamheid in de waarheid dezer leer te versterken, gelijk hierna vers 13. verwijsteksten
   
2 εἴγε ἠκούσατε τὴν οἰκονομίαν τῆς χάριτος τοῦ Θεοῦ τῆς δοθείσης μοι εἰς ὑμᾶς, 2 Indien gij maar gehoord hebt van 3de bedeling b4der genade Gods, cdie mij gegeven is 5aan u,
3 Zie van de kracht van dit woord de aant. op Ef. 1:10. verwijsteksten
b Rom. 1:5. verwijsteksten
4 Dat is, mijner beroeping uit genade tot een apostel. Waarvan zie Hand. 9:15; 22:21, enz. verwijsteksten
c vers 8. Hand. 13:2. verwijsteksten
5 Of: onder u, namelijk heidenen, Hand. 26:17, 18. verwijsteksten
   
3 ὅτι κατὰ ἀποκάλυψιν ἐγνώρισέ μοι τὸ μυστήριον (καθὼς προέγραψα ἐν ὀλίγῳ), 3 Dat Hij mij ddoor openbaring heeft bekendgemaakt e6deze verborgenheid (gelijk ik met weinige woorden 7tevoren geschreven heb,
d Hand. 22:17, 21; 26:16, 17. Gal. 1:11, 12. verwijsteksten
e Rom. 16:25. verwijsteksten
6 Namelijk van het Evangelie van Christus, en voornamelijk van de beroeping der heidenen, gelijk hierna wordt verhaald. Waarom dit nu een verborgenheid genaamd wordt, zie de aant. Ef. 1:9. verwijsteksten
7 Namelijk in de twee voorgaande hoofdstukken, waarin de hoofdsom van de leer des Evangelies van hem kortelijk is voorgesteld.
   
4 πρὸς ὃ δύνασθε ἀναγινώσκοντες νοῆσαι τὴν σύνεσίν μου ἐν τῷ μυστηρίῳ τοῦ Χριστοῦ· 4 Waaraan gij dit lezende, kunt bemerken 8mijn wetenschap in deze verborgenheid van Christus),
8 Dat is, hoe volkomenlijk mij de Heere zulks heeft geopenbaard.
   
5 ὃ ἐν ἑτέραις γενεαῖς οὐκ ἐγνωρίσθη τοῖς υἱοῖς τῶν ἀνθρώπων, ὡς νῦν ἀπεκαλύφθη τοῖς ἁγίοις ἀποστόλοις αὐτοῦ καὶ προφήταις ἐν Πνεύματι· 5 9Welke in andere 10eeuwen den kinderen der mensen niet is bekendgemaakt, f11gelijk zij nu is geopenbaard aan Zijn heilige apostelen 12en profeten door den Geest;
9 Namelijk verborgenheid, waarvan gesproken is in het derde vers.
10 Of: geslachten, tijden, namelijk voor de komst van Jezus Christus in het vlees en Zijn verheerlijking.
f Hand. 10:28. verwijsteksten
11 Dit woord betoont dat er wel enige openbaringen in het Oude Testament geschied zijn aan de profeten van de beroeping der heidenen tot de gemeenschap van den Messias, gelijk Paulus ook in den brief aan de Romeinen, hfdst. 9; 10; 11, uit de Wet en de Profeten zulks bewijst; maar dat zulks nooit zo klaar en zo onderscheidenlijk is geopenbaard als nu, en inzonderheid dit stuk, dat de heidenen tot de gemeenschap van Christus zouden worden beroepen zonder dat zij aan de besnijdenis en andere ceremoniën der wet zouden gehouden zijn; overmits meest al de voorgaande voorzeggingen der profeten figuurlijk zijn uitgesproken, en alzo schenen te luiden dat de heidenen tot de gemeenschap van dezelve ceremoniën zouden gebracht worden. Welke voorzeggingen door de apostelen nu nader en naakter zijn verklaard, en betuigd dat zulks niet van de uiterlijke ceremoniën, maar van de geestelijke gemeenschap aan den godsdienst der Joden moet verstaan worden; gelijk Petrus door een gezicht nader van Christus is onderricht, Hand. 10:14, 15, en gelijk de apostelen ook gezamenlijk dit hebben verklaard in hun synode, Handelingen 15. verwijsteksten
12 Namelijk des Nieuwen Testaments, die den Geest der verklaring van Gods Woord extraordinairlijk hebben ontvangen, waarvan zie 1 Kor. 12:28. Ef. 4:11. verwijsteksten
   
6 εἶναι τὰ ἔθνη συγκληρονόμα καὶ σύσσωμα καὶ συμμέτοχα τῆς ἐπαγγελίας αὐτοῦ ἐν τῷ Χριστῷ, διὰ τοῦ εὐαγγελίου, 6 Namelijk dat de heidenen zijn 13mede-erfgenamen, en van hetzelfde lichaam, en mededeelgenoten Zijner belofte in Christus door het Evangelie;
13 Dit woord mede ziet hier op de Joden die in Christus hebben geloofd, met welke de gelovige heidenen, zonder andere uiterlijke gemeenschap met de Joden in hun ceremoniën te moeten houden, erfgenamen zijn der zaligheid, en van hetzelfde lichaam der gemeente van Christus, en deelgenoten van dezelfde beloften van de vergeving der zonden, van den Geest der wedergeboorte en aanneming tot kinderen, enz., waarvan zij anders tevoren vreemd waren, gelijk hiervoor Ef. 2:12 is betuigd. verwijsteksten
   
7 οὗ ἐγενόμην διάκονος κατὰ τὴν δωρεὰν τῆς χάριτος τοῦ Θεοῦ, τὴν δοθεῖσάν μοι κατὰ τὴν ἐνέργειαν τῆς δυνάμεως αὐτοῦ. 7 Waarvan ik een dienaar geworden ben naar de gave der genade Gods, die mij gegeven is g14naar de werking Zijner kracht.
g Ef. 1:19. Kol. 2:12. verwijsteksten
14 Dat is, naar Zijn krachtige werking, niet alleen waarmede ik ben beroepen, maar ook in mijn dienst versterkt en gezegend.
   
8 ἐμοὶ τῷ ἐλαχιστοτέρῳ πάντων τῶν ἁγίων ἐδόθη ἡ χάρις αὕτη, ἐν τοῖς ἔθνεσιν εὐαγγελίσασθαι τὸν ἀνεξιχνίαστον πλοῦτον τοῦ Χριστοῦ, 8 Mij, h15den allerminste van al de heiligen, is deze genade gegeven, om ionder de heidenen door het Evangelie te verkondigen 16den onnaspeurlijken rijkdom van Christus,
h 1 Kor. 15:9. 1 Tim. 1:15. verwijsteksten
15 Dit zegt de apostel ten aanzien van zijn staat voor zijn bekering, toen hij een vervolger was van Christus’ gemeente. Zie 1 Kor. 15:9, 10. 1 Tim. 1:13. verwijsteksten
i Hand. 9:15; 13:2; 22:21. Gal. 1:16; 2:8. 1 Tim. 2:7. 2 Tim. 1:11. verwijsteksten
16 Dat is, den ondoorgrondelijken overvloed der genade van Christus. Een gelijkenis genomen van het wild, welks voetstappen men dikmaals niet kan speuren om dat te volgen en vinden, gelijk Rom. 11:33. verwijsteksten
   
9 καὶ φωτίσαι πάντας τίς ἡ κοινωνία τοῦ μυστηρίου τοῦ ἀποκεκρυμμένου ἀπὸ τῶν αἰώνων ἐν τῷ Θεῷ τῷ τὰ πάντα κτίσαντι διὰ Ἰησοῦ Χριστοῦ, 9 En allen 17te verlichten, dat zij mogen verstaan welke de gemeenschap kder verborgenheid is, die van alle eeuwen verborgen is geweest 18in God, Welke 19alle dingen lgeschapen heeft door Jezus Christus;
17 Dat is, door de predicatie des Evangelies hun ogen te openen, gelijk Christus tot Paulus spreekt, Hand. 26:18. verwijsteksten
k Rom. 16:25. Ef. 1:9. Kol. 1:26. 2 Tim. 1:10. Tit. 1:2. 1 Petr. 1:20. verwijsteksten
18 Dat is, in Gods raad en voornemen, gelijk hierna vers 11 wordt verklaard. verwijsteksten
19 Dat is, alle volken, zowel heidenen als Joden, en wat hen aangaat. Waaruit de apostel wil besluiten, dat het dan gevoeglijk was, dat niet alleen de Joden, maar ook de heidenen door Christus zouden verzoend en verenigd worden. Zie Kol. 1:16, 17, 18. Anderen nemen het van de tweede schepping, doch daarvan heeft de apostel tevoren gesproken. verwijsteksten
l Gen. 1:3. Ps. 33:6. Joh. 1:3. Kol. 1:16. Hebr. 1:2. verwijsteksten
   
10 ἵνα γνωρισθῇ νῦν ταῖς ἀρχαῖς καὶ ταῖς ἐξουσίαις ἐν τοῖς ἐπουρανίοις διὰ τῆς ἐκκλησίας ἡ πολυποίκιλος σοφία τοῦ Θεοῦ, 10 mOpdat nu 20door de gemeente bekendgemaakt worde 21aan de overheden en de machten 22in den hemel de veelvuldige wijsheid Gods;
m 1 Petr. 1:12. verwijsteksten
20 Dat is, door den verscheiden stand der gemeente onder het Oude en Nieuwe Testament.
21 Dat is, aan de engelen, gelijk hiervoor Ef. 1:21 en Kol. 1:16. Alzo genoemd, omdat God derzelver dienst dikmaals gebruikt in de regering van landen en koninkrijken, Dan. 4:13; 10:13. Want ook de engelen zelven zijn begerig deze veelvuldige wijsheid Gods in de verscheidenheid van de regering der gemeente, en der weldaden die Hij den gelovigen door Christus doet, te aanschouwen, 1 Petr. 1:12. verwijsteksten
22 Gr. hemelse, of in de overhemelse, namelijk plaatsen.
   
11 κατὰ πρόθεσιν τῶν αἰώνων ἣν ἐποίησεν ἐν Χριστῷ Ἰησοῦ τῷ Κυρίῳ ἡμῶν· 11 23Naar het eeuwig voornemen, dat Hij gemaakt heeft in Christus Jezus, onzen Heere;
23 Gr. Naar het voornemen der eeuwen, dat is, naar Zijn eeuwigen raad en besluit. Zie Ef. 1:4, enz. verwijsteksten
   
12 ἐν ᾧ ἔχομεν τὴν παρρησίαν καὶ τὴν προσαγωγὴν ἐν πεποιθήσει διὰ τῆς πίστεως αὐτοῦ. 12 n24In Denwelken wij hebben 25de vrijmoedigheid en 26den toegang 27met vertrouwen door het geloof 28aan Hem.
n Joh. 10:9; 14:6. Rom. 5:2. Ef. 2:18. Hebr. 10:19. verwijsteksten
24 Namelijk Christus Jezus.
25 Namelijk om God, onzen Vader, als kinderen aan te spreken, gelijk het Griekse woord parrhesia medebrengt; en om te roemen op de hoop der heerlijkheid Gods, Rom. 5:2; 8:15, enz. verwijsteksten
26 Of: toeleiding, namelijk door denzelven Geest, Die ons als met de hand tot God leidt, Rom. 8:26. verwijsteksten
27 Namelijk des geloofs op God.
28 Namelijk Christus. Want door het geloof in Christus als onzen Middelaar geloven of vertrouwen wij op God, en hebben een vrijmoedigen toegang tot God, 1 Petr. 1:21. Gr. Deszelven. verwijsteksten
   
13 διὸ αἰτοῦμαι μὴ ἐκκακεῖν ἐν ταῖς θλίψεσί μου ὑπὲρ ὑμῶν, ἥτις ἐστὶ δόξα ὑμῶν. 13 oDaarom bid ik dat gij niet 29vertraagt in mijn verdrukkingen p30voor u, 31hetwelk is uw heerlijkheid.
o Filipp. 1:14. 1 Thess. 3:3. verwijsteksten
29 Het Griekse woord betekent eigenlijk: verergeren, of door enig kwaad verslappen, zie Gal. 6:9, en is een gelijkenis genomen van degenen die door een ijver den loop beginnen, en enige zwarigheden voor zich ziende, wijken of vertragen, uit vrees van daarin te vallen. verwijsteksten
p Kol. 1:24. verwijsteksten
30 Dat is, om uwentwil; of: om u een voorbeeld van standvastigheid in het geloof te zijn. Zie de aant. op vers 1. verwijsteksten
31 Dat is, hierin bestaat uw heerlijkheid, namelijk dat gij niet vertraagt, horende deze mijn verdrukkingen.
  
Gebed om versterking der Efeziërs
14 Τούτου χάριν κάμπτω τὰ γόνατά μου πρὸς τὸν Πατέρα τοῦ Κυρίου ἡμῶν Ἰησοῦ Χριστοῦ, 14 Om deze oorzaak buig ik mijn knieën tot 32den Vader van onzen Heere Jezus Christus,
32 Dezen titel geeft de apostel hier aan God den Vader, omdat wij geen toegang hebben tot Hem dan door Christus. Zie Joh. 14:6. verwijsteksten
   
15 ἐξ οὗ πᾶσα πατριὰ ἐν οὐρανοῖς καὶ ἐπὶ γῆς ὀνομάζεται, 15 33Uit Welken 34al het geslacht 35in de hemelen en op de aarde 36genaamd wordt,
33 Dit kan van God den Vader of ook van Christus verstaan worden.
34 Of: maagschap, gelijk Luk. 2:4. Dat is, die van één Vader afkomstig zijn, en onder één Hoofd staan; gelijk de gemeente, van Christus en door Christus, onder God als haar Vader gesteld is, en van Hem alle geestelijk leven en welvaren ontvangt, en één geestelijke maagschap is. verwijsteksten
35 Dat is, der gelovigen, niet alleen die hier op aarde nog leven, maar ook welker zielen in den hemel de aanneming tot kinderen alrede door Christus en met Christus genieten. Zie 2 Kor. 5:8. Filipp. 1:23. Hoewel sommigen dit ook tot de engelen uitstrekken. Zie Ef. 1:10. verwijsteksten
36 Dat is, niet alleen met woorden, maar ook inderdaad is, gelijk dit woord elders ook zo genomen wordt. Zie Luk. 1:32. Rom. 9:26, enz. verwijsteksten
   
16 ἵνα δῴη ὑμῖν, κατὰ τὸν πλοῦτον τῆς δόξης αὐτοῦ, δυνάμει κραταιωθῆναι διὰ τοῦ Πνεύματος αὐτοῦ εἰς τὸν ἔσω ἄνθρωπον, 16 Opdat Hij u geve, naar den rijkdom Zijner heerlijkheid, met kracht qversterkt te worden door Zijn Geest in den 37inwendigen mens;
q Ef. 6:10. verwijsteksten
37 Sommigen nemen dit woord voor het wedergeboren deel des mensen, gelijk Rom. 7:22, waarin de apostel wenst dat zij meer en meer versterkt mogen worden. Anderen voor het inwendige deel des mensen, namelijk de ziel der gelovigen met al haar bewegingen, waarin hij wenst dat zij met sterkte en kloekheid worden begiftigd, om al de verdrukkingen, die hun van buiten aangedaan worden, te kunnen wederstaan. Zie 2 Kor. 4:16. verwijsteksten
   
17 κατοικῆσαι τὸν Χριστὸν διὰ τῆς πίστεως ἐν ταῖς καρδίαις ὑμῶν· ἐν ἀγάπῃ ἐρριζωμένοι καὶ τεθεμελιωμένοι 17 Opdat Christus door het geloof 38in uw harten wone en gij in 39de liefde r40geworteld en gegrond zijt;
38 Dat is, geduriglijk met Zijn werkingen blijve, gelijk Joh. 6:56; 14:23. verwijsteksten
39 Namelijk jegens God en uw naaste, welke een onafscheidelijke vrucht en metgezel des geloofs is, 1 Kor. 13:1. Gal. 5:6. Anderen nemen het voor de liefde waarmede ons God liefheeft. verwijsteksten
r Kol. 2:7. verwijsteksten
40 Dat is, bevestigd zijt, gesterkt zijt.
   
18 ἵνα ἐξισχύσητε καταλαβέσθαι σὺν πᾶσι τοῖς ἁγίοις, τί τὸ πλάτος καὶ μῆκος καὶ βάθος καὶ ὕψος, 18 Opdat gij ten volle kondet begrijpen met al de heiligen, welke 41de breedte en lengte en diepte en hoogte is,
41 Dat is, de uitnemende waardigheid en ondoorgrondelijkheid van het werk onzer verlossing door Christus. Een gelijkenis genomen van de landmeters, die, om enig werk of gebouw volkomenlijk te kennen, deze zaken plegen af te meten en bijeen te overleggen.
   
19 γνῶναί τε τὴν ὑπερβάλλουσαν τῆς γνώσεως ἀγάπην τοῦ Χριστοῦ, ἵνα πληρωθῆτε εἰς πᾶν τὸ πλήρωμα τοῦ Θεοῦ. 19 En bekennen de liefde van Christus, die 42de kennis te boven gaat, opdat gij vervuld wordt tot al 43de volheid Gods.
42 Namelijk van alle natuurlijke mensen, die wij alleen door den Geest van Christus, naar de mate der gave van Christus, hier kunnen bekennen, zoveel ons nodig is ter zaligheid, maar hiernamaals eerst ten volle begrijpen zullen. Zie 1 Kor. 2:9, enz.; 13:9, enz. verwijsteksten
43 Dat is, der kennis en der werking Gods, niet waarmede God vervuld is, maar die Hij ons hier wil mededelen. Zie Ef. 4:12, 13. verwijsteksten
   
20 Τῷ δὲ δυναμένῳ ὑπὲρ πάντα ποιῆσαι ὑπὲρ ἐκ περισσοῦ ὧν αἰτούμεθα ἢ νοοῦμεν, κατὰ τὴν δύναμιν τὴν ἐνεργουμένην ἐν ἡμῖν, 20 sHem nu Die machtig is meer dan overvloediglijk te doen boven al wat wij bidden of denken, naar de kracht 44die in ons werkt,
s Rom. 16:25. verwijsteksten
44 Hiermede toont de apostel, dat hij in deze dankzegging niet ziet op de macht Gods die in Hem verborgen is, maar waarvan Hij Zelf een bewijs in onze bekering getoond heeft, en nog dagelijks in ons toont in het volvoeren van deze genade.
   
21 αὐτῷ ἡ δόξα ἐν τῇ ἐκκλησίᾳ ἐν Χριστῷ Ἰησοῦ εἰς πάσας τὰς γενεὰς τοῦ αἰῶνος τῶν αἰώνων. ἀμήν. 21 Hem, zeg ik, zij de heerlijkheid 45in de gemeente door Christus Jezus, 46in alle geslachten, 47tot alle eeuwigheid. Amen.
45 Namelijk waarin deze kracht en heerlijkheid Gods door Jezus Christus alleen bekend wordt, en behoorlijk geprezen moet worden, en in alle eeuwen geprezen zal worden, hoezeer de wereld daartegen ook roemt en woelt.
46 Of: tot alle tijden.
47 Gr. tot de eeuw der eeuwen.

Einde Efeze 3