Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)
1 De apostel verklaard en bewezen hebbende de vrijheid der Christenen van het juk der wet, vermaant de Galaten dat zij in die vrijheid blijven en volharden. 2 Dat anderszins Christus hun niet nut is, 5 En dat de rechtvaardigheid niet wordt verkregen dan door een geloof werkende door de liefde. 7 Betuigt dat het gevoelen der valse leraars uit God niet is, maar als een zuurdesem; en dat dezelve van God zullen gestraft worden. 11 Dat zij ook ten onrechte des apostels naam misbruikten. 13 Leert dat deze vrijheid moet gebruikt worden, met liefde des naasten, zonder twist. 16 Vermaant hen dat zij de begeerlijkheden des vleses door de kracht des Geestes overwinnen. 17 Beschrijft daarom den strijd des vleses tegen den Geest in de gelovigen. 19 Verhaalt de vruchten des vleses. 22 En des Geestes. 24 Aanwijzende dat dit de rechte Christenen zijn, die door den Geest het vlees overwinnen. |
| | Blijven staan in de vrijheid |
1 τῇ ἐλευθερίᾳ οὖν ᾗ Χριστὸς ἡμᾶς ἠλευθέρωσε, στήκετε, καὶ μὴ πάλιν ζυγῷ δουλείας ἐνέχεσθε. | | 1 STAAT1
adan 2in de vrijheid met welke ons 3Christus vrijgemaakt heeft, en wordt niet 4wederom bmet 5het juk der dienstbaarheid 6bevangen. |
| 1 Dat is, blijft volstandig zonder afwijken. Zie 1 Kor. 16:13. |
| 1 Kor. 16:13 Waakt, staat in het geloof, houdt u mannelijk, zijt sterk. |
| a Joh. 8:32. Rom. 6:18. 1 Petr. 2:16. |
| Joh. 8:32 En zult de waarheid verstaan, en de waarheid zal u vrijmaken. Rom. 6:18 En vrijgemaakt zijnde van de zonde, zijt gemaakt dienstknechten der gerechtigheid. 1 Petr. 2:16 Als vrijen, en niet de vrijheid hebbende als een deksel der boosheid, maar als dienstknechten Gods. |
| 2 Namelijk van de dienstbaarheid der wet, waarvan in de voorgaande hoofdstukken is gesproken. |
| 3 Namelijk Die ons van den vloek en dwang der wet bevrijd heeft, en al de ceremoniën der wet vervuld en afgedaan heeft. Zie Joh. 8:36. |
| Joh. 8:36 Indien dan de Zoon u zal vrijgemaakt hebben, zo zult gij waarlijk vrij zijn. |
| 4 Gelijk gij tevoren de dienstbaarheid der afgoden onderworpen zijt geweest, en daarvan verlost, neemt niet wederom een nieuwe dienstbaarheid van ceremoniën aan. Zie Gal. 4:8. |
| Gal. 4:8 Maar toen, als gij God niet kendet, diendet gij degenen die van nature geen goden zijn; |
| b Jes. 9:3. |
| Jes. 9:3 Want het juk van hun last en den stok hunner schouders en den staf desgenen die hen dreef, hebt Gij verbroken, gelijk ten dage der Midianieten; |
| 5 Dat is, de zware en moeilijke onderhouding der ceremoniën, welke Petrus, Hand. 15:10, noemt een ondraaglijk juk. |
| Hand. 15:10 Nu dan, wat verzoekt gij God, om een juk op den hals der discipelen te leggen, hetwelk noch onze vaders, noch wij hebben kunnen dragen? |
| 6 Dat is, gelijk als met zelen en strikken daaraan gebonden en vastgemaakt. Een gelijkenis genomen van de ossen, die men het juk aan de hoornen vastbindt, om hen te dwingen. |
| | |
2 Ἴδε, ἐγὼ Παῦλος λέγω ὑμῖν, ὅτι ἐὰν περιτέμνησθε, Χριστὸς ὑμᾶς οὐδὲν ὠφελήσει. | | 2 Zie, 7ik, Paulus, zeg u, c8zo gij u laat besnijden, 9dat Christus u niet nut zal zijn. |
| 7 Namelijk die een apostel ben van Jezus Christus, niet van mensen noch door mensen, maar van God Zelven daartoe beroepen. Zie Gal. 1:1. Hij stelt dan zijn apostolische autoriteit tegen het aanzien van de valse apostelen. |
| Gal. 1:1 PAULUS, een apostel (geroepen
niet van mensen, noch door een mens, maar door JEZUS CHRISTUS, en God den Vader, Die Hem uit de doden opgewekt heeft), |
| c Hand. 15:1. |
| Hand. 15:1 EN sommigen, die afgekomen waren van Judéa, leerden de broederen, zeggende: Indien gij niet besneden wordt naar de wijze van Mozes, zo kunt gij niet zalig worden. |
| 8 Gr. zo gij besneden wordt, namelijk met zulk een mening, dat de besnijdenis nog ter zaligheid nodig is, en dat gij daardoor zult gerechtvaardigd worden. |
| 9 Dat is, dat gij dan geen deel hebt aan de gerechtigheid van Christus. Want degenen die hun eigen gerechtigheid zoeken op te richten, zijn de gerechtigheid Gods niet onderworpen, Rom. 10:3. En die de besnijdenis nog houdt als noodzakelijk, die verzaakt daarmede dat Christus volbracht heeft hetgeen daardoor voorgebeeld was. |
| Rom. 10:3 Want alzo zij de rechtvaardigheid Gods niet kennen, en hun eigen gerechtigheid zoeken op te richten, zo zijn zij der rechtvaardigheid Gods niet onderworpen. |
| | |
3 μαρτύρομαι δὲ πάλιν παντὶ ἀνθρώπῳ περιτεμνομένῳ, ὅτι ὀφειλέτης ἐστὶν ὅλον τὸν νόμον ποιῆσαι. | | 3 En ik betuig wederom een iegelijk mens 10die zich laat besnijden, dat hij 11een schuldenaar is 12de gehele wet te doen. |
| 10 Gr. die besneden wordt, gelijk tevoren vers 2. |
| vers 2 Zie, ik, Paulus, zeg u, zo gij u laat besnijden, dat Christus u niet nut zal zijn. |
| 11 Dat is, dat hij daarmede zichzelven verplicht en verbindt. |
| 12 Dat is, volkomenlijk de ganse wet in alles te onderhouden om door de wet gerechtvaardigd te worden; dewijl niemand dit doet of nu doen kan, zo zijn allen die in de wet hun gerechtigheid zoeken, den vloek onderworpen, Deut. 27:26. Jak. 2:10. |
| Deut. 27:26 Vervloekt zij, die de woorden dezer wet niet zal bevestigen, doende dezelve. En al het volk zal zeggen: Amen. Jak. 2:10 Want wie de gehele wet zal houden, en in één zal struikelen, die is schuldig geworden aan alle. |
| | |
4 κατηργήθητε ἀπὸ τοῦ Χριστοῦ, οἵτινες ἐν νόμῳ δικαιοῦσθε· τῆς χάριτος ἐξεπέσατε. | | 4 Christus is u 13ijdel geworden, die door de wet gerechtvaardigd 14wilt worden; gij zijt 15van de genade 16vervallen. |
| 13 Gr. Gij zijt verijdeld of vernietigd van Christus; dat is, hoewel gij Christus’ gerechtigheid wilt mengen met de wet, zo zal u dat niet mogen baten, alzo zulke vermenging onmogelijk is, en de gerechtigheid van Christus tenietgedaan wordt, zo de gerechtigheid uit de wet is, Gal. 2:21. |
| Gal. 2:21 Ik doe de genade Gods niet teniet; want indien de rechtvaardigheid door de wet is, zo is dan Christus tevergeefs gestorven. |
| 14 Gr. gerechtvaardigd wordt. |
| 15 Dat is, van de gunst Gods, en dienvolgens van al de weldaden Gods die daaruit vloeien, als daar zijn de krachtige beroeping, het geloof, vergeving der zonden, rechtvaardigmaking, heiligmaking en het eeuwige leven. Want door de werken én door de genade gerechtvaardigd te worden, kunnen tezamen niet bestaan, Rom. 11:6. |
| Rom. 11:6 En indien het door genade is, zo is het niet meer uit de werken; anderszins is de genade geen genade meer. En indien het is uit de werken, zo is het geen genade meer; anderszins is het werk geen werk meer. |
| 16 Dat is, zoudt vervallen, zo gij door de wet wilt gerechtvaardigd worden. Of dit spreekt hij niet ten aanzien van de ware gelovigen, die nimmermeer van de genade Gods ten enenmale nog eindelijk vervallen, 1 Petr. 1:5. 1 Joh. 3:9, maar ten aanzien van de huichelaars, die in de genade Gods schenen te staan, en gezegd worden van dezelve te vervallen, wanneer zij bekend en openbaar worden, dat zij in de genade Gods nooit gestaan hebben, 1 Joh. 2:19. |
| 1 Petr. 1:5 Die in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof tot de zaligheid, die bereid is om geopenbaard te worden in den laatsten tijd. 1 Joh. 3:9 Een iegelijk die uit God geboren is, die doet de zonde niet; want Zijn zaad blijft in hem; en hij kan niet zondigen, want hij is uit God geboren. 1 Joh. 2:19 Zij zijn uit ons uitgegaan, maar zij waren uit ons niet; want indien zij uit ons geweest waren, zo zouden zij met ons gebleven zijn; maar dit is geschied opdat zij zouden openbaar worden, dat zij niet allen uit ons zijn. |
| | |
5 ἡμεῖς γὰρ Πνεύματι ἐκ πίστεως ἐλπίδα δικαιοσύνης ἀπεκδεχόμεθα. | | 5 Want 17wij 18verwachten 19door den Geest 20uit het geloof de hoop der rechtvaardigheid. |
| 17 Namelijk gelovigen uit de Joden, dien de wet gegeven was; hoeveel te meer behoort dan gij die uit de heidenen zijt en de wet niet gehad hebt, ook door het geloof en niet door de wet de rechtvaardigheid te zoeken, Gal. 2:15, 16. |
| Gal. 2:15 Wij zijn van nature Joden, en niet zondaars uit de heidenen; Gal. 2:16 Doch
wetende dat de mens niet gerechtvaardigd wordt uit de werken der wet, maar door het geloof van Jezus Christus, zo hebben wij ook in Christus Jezus geloofd, opdat wij zouden gerechtvaardigd worden uit het geloof van Christus en niet uit de werken der wet; daarom dat uit de werken der wet geen vlees zal gerechtvaardigd worden. |
| 18 Dat is, vertrouwen dat wij de rechtvaardigheid hebben en de vrucht van die, welke wij nu hopen, zekerlijk zullen verkrijgen, Rom. 8:24. Tit. 2:13. |
| Rom. 8:24 Want wij zijn in hope zalig geworden. De hoop nu die gezien wordt, is geen hoop; want hetgeen iemand ziet, waarom zal hij het ook hopen? Tit. 2:13 Verwachtende de zalige hoop en verschijning der heerlijkheid van den groten God en onzen Zaligmaker Jezus Christus; |
| 19 Namelijk van God, Die dit vertrouwen in ons werkt. |
| 20 Namelijk in Christus, waarmede wij de verdiensten van Christus aannemen. En niet uit de werken der wet. |
| | |
6 ἐν γὰρ Χριστῷ Ἰησοῦ οὔτε περιτομή τι ἰσχύει, οὔτε ἀκροβυστία, ἀλλὰ πίστις δι’ ἀγάπης ἐνεργουμένη. | | 6 dWant 21in Christus Jezus heeft noch 22besnijdenis enige 23kracht, noch 24voorhuid, maar 25het geloof, 26door de liefde e27werkende. |
| d Matth. 12:50. Joh. 15:14. 1 Kor. 7:19. 2 Kor. 5:17. Gal. 6:15. Kol. 3:11. |
| Matth. 12:50 Want zo wie den wil Mijns Vaders doet, Die in de hemelen is, dezelve is Mijn broeder en zuster en moeder. Joh. 15:14 Gij zijt Mijn vrienden, zo gij doet wat Ik u gebied. 1 Kor. 7:19 De besnijdenis is niets, en de voorhuid is niets, maar de onderhouding der geboden Gods. 2 Kor. 5:17 Zo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel; het oude is voorbijgegaan, zie, het is alles nieuw geworden. Gal. 6:15 Want in Christus Jezus heeft noch besnijdenis enige kracht, noch voorhuid, maar een nieuw schepsel. Kol. 3:11 Waarin niet is Griek en Jood, besnijdenis en voorhuid, barbaar en
Scyth, dienstknecht en vrije, maar Christus is alles en in allen. |
| 21 Dat is, nu in het Rijk van Christus onder het Nieuwe Testament; om een Christen te zijn. |
| 22 Dat is, al de ceremoniën en voordelen die den Joden eertijds gegeven waren. |
| 23 Namelijk om te rechtvaardigen. |
| 24 Dat is, onbesneden te zijn, dat vordert noch schaadt ter zaligheid. Zie Rom. 3:30. |
| Rom. 3:30 Nademaal Hij een enig God is, Die de besnijdenis rechtvaardigen zal uit het geloof, en de voorhuid door het geloof. |
| 25 Namelijk heeft alleen die kracht, als zijnde een instrument waardoor wij de gerechtigheid van Christus aannemen en deelachtig worden. |
| 26 Dat is, door betoning van de werken der liefde jegens God en den naaste. Waarmede het ware geloof onderscheiden wordt van de uiterlijke belijdenis des geloofs van de huichelaars, hetwelk een dood geloof is, en niet kan zalig maken. Zie Jak. 2:14, 20, 26. Met deze beschrijving beantwoordt hij ook de lastering der valse leraren die leerden dat de leer van de rechtvaardigmaking door het geloof alleen zorgeloze en goddeloze mensen maakt. |
| Jak. 2:14 Wat nuttigheid is het, mijne broeders, indien iemand zegt dat hij het geloof heeft, en heeft de werken niet? Kan dat geloof hem zalig maken? Jak. 2:20 Maar wilt gij weten, o ijdel mens, dat het geloof zonder de werken dood is? Jak. 2:26 Want gelijk het lichaam zonder geest dood is, alzo is ook het geloof zonder de werken dood. |
| e 1 Thess. 1:3. |
| 1 Thess. 1:3 Zonder ophouden gedenkende het werk uws geloofs, en den arbeid der liefde, en de verdraagzaamheid der hoop op onzen Heere Jezus Christus, voor onzen God en Vader; |
| 27 Of: werkachtig en ijverig zijnde. |
| | |
7 ἐτρέχετε καλῶς· τίς ὑμᾶς ἀνέκοψε τῇ ἀληθείᾳ μὴ πείθεσθαι; | | 7 Gij 28liept wél; f29wie heeft u verhinderd 30der waarheid 31gehoorzaam te zijn? |
| 28 Namelijk in de loopbanen van het rechte geloof, dat is, vasthoudende aan de rechte leer der rechtvaardigmaking en der christelijke vrijheid. Een gelijkenis van degenen die om strijd in de loopbaan lopen. Zie 1 Kor. 9:24, 26. Filipp. 3:14. |
| 1 Kor. 9:24 Weet gijlieden niet dat die in de loopbaan lopen, allen wel lopen, maar dat
één den prijs ontvangt? Loopt alzo, dat gij dien moogt verkrijgen. 1 Kor. 9:26 Ik loop dan alzo, niet als op het onzekere; ik kamp alzo, niet als de lucht slaande; Filipp. 3:14 Maar één ding doe ik, vergetende hetgeen dat achter is, en strekkende mij tot hetgeen dat voor is, jaag ik naar het wit tot den prijs der roeping Gods, die van boven is in Christus Jezus. |
| f Gal. 3:1. |
| Gal. 3:1 O gij uitzinnige Galaten, wie heeft u betoverd, dat gij der waarheid niet zoudt gehoorzaam zijn; denwelken Jezus Christus voor de ogen tevoren geschilderd is geweest, onder u gekruist zijnde? |
| 29 Dat is, uw loop opgehouden en als afgesneden. Dit vraagt hij als zich verwonderende over hun grote onstandvastigheid in de zuivere leer; en meteen legt hij hiervan de voornaamste schuld op de verleiders, om hun te tonen dat hij geloofde dat zij uit zwakheid en niet uit boosheid zondigden, en om alzo hen te beter te gewinnen. |
| 30 Namelijk van de rechtvaardigmaking des mensen uit genade, door het geloof, zonder de werken, Gal. 2:5. |
| Gal. 2:5 Voor dewelke wij ook niet een uur hebben geweken met onderwerping, opdat de waarheid van het Evangelie bij u zou verblijven. |
| 31 Dat is, aan te nemen, te geloven, en standvastelijk daarbij te blijven. |
| | |
8 ἡ πεισμονὴ οὐκ ἐκ τοῦ καλοῦντος ὑμᾶς. | | 8 32Dit gevoelen is niet uit 33Hem Die u roept. |
| 32 Gr. Deze wijsmaking, of overreding, namelijk der valse apostelen, die u wijsmaken en zoeken u te doen geloven dat de rechtvaardigheid ook uit de wet is, en niet alleen door Christus. |
| 33 Namelijk God, of Christus. Zie Gal. 1:6. En overzulks niet goed, noch met de waarheid overeenkomende. |
| Gal. 1:6 Ik verwonder mij dat gij zo haast wijkende van Dengene Die u in de genade van Christus geroepen heeft, overgebracht wordt tot een ander evangelie; |
| | |
9 μικρὰ ζύμη ὅλον τὸ φύραμα ζυμοῖ. | | 9 g34Een weinig zuurdesem verzuurt het gehele deeg. |
| g 1 Kor. 5:6. |
| 1 Kor. 5:6 Uw roem is niet goed. Weet gij niet dat een weinig zuurdesem het gehele deeg zuur maakt? |
| 34 Zie van deze gelijkenis 1 Kor. 5:6. Door dezen zuurdesem kan verstaan worden óf de valse leer zelve, gelijk Matth. 16:6, 12, óf de mensen die deze leer dreven, welke hoewel zij weinigen waren, evenwel grote schade deden om de gehele gemeente mettertijd te verderven, en daarom te meer gemeden moesten worden. |
| 1 Kor. 5:6 Uw roem is niet goed. Weet gij niet dat een weinig zuurdesem het gehele deeg zuur maakt? Matth. 16:6 En Jezus zeide tot hen: Ziet toe, en wacht u van den zuurdesem der farizeeën en sadduceeën. Matth. 16:12 Toen verstonden zij dat Hij niet gezegd had dat zij zich wachten zouden van den zuurdesem des broods, maar van de leer der farizeeën en sadduceeën. |
| | |
10 ἐγὼ πέποιθα εἰς ὑμᾶς ἐν Κυρίῳ, ὅτι οὐδὲν ἄλλο φρονήσετε· ὁ δὲ ταράσσων ὑμᾶς βαστάσει τὸ κρίμα, ὅστις ἂν ᾖ. | | 10 hIk vertrouw van u in den Heere, dat gij 35niet anders zult gevoelen; maar 36die u ontroert, zal 37het oordeel dragen, 38wie hij ook zij. |
| h 2 Kor. 2:3; 8:22. |
| 2 Kor. 2:3 En ditzelve heb ik u geschreven, opdat ik daar komende, niet zou droefheid hebben van degenen van welke ik moest verblijd worden; vertrouwende van u allen dat mijn blijdschap u aller blijdschap is. 2 Kor. 8:22 Wij hebben ook met hen gezonden onzen broeder welken wij in vele dingen dikmaals beproefd hebben dat hij naarstig is; en nu veel naarstiger door het groot vertrouwen dat hij heeft tot ulieden. |
| 35 Namelijk dan ik u geleerd heb en nog in dezen zendbrief leer. |
| 36 Dat is, met valse en vreemde leer uw consciënties onrustig maakt en den vrede van de gemeente verstoort. |
| 37 Dat is, van God rechtvaardiglijk en zekerlijk gestraft worden. Een Hebreeuwse wijze van spreken. Zie Matth. 23:14. |
| Matth. 23:14 Wee u, gij schriftgeleerden en farizeeën, gij geveinsden; want gij eet de huizen der weduwen op, en dat onder den schijn van lang te bidden; daarom zult gij te zwaarder oordeel ontvangen. |
| 38 Dat is, die daaraan schuld heeft, van wat aanzien hij ook zou mogen wezen. |
| | |
11 ἐγὼ δέ, ἀδελφοί, εἰ περιτομὴν ἔτι κηρύσσω, τί ἔτι διώκομαι; ἄρα κατήργηται τὸ σκάνδαλον τοῦ σταυροῦ. | | 11 Maar ik, broeders, indien ik 39nog 40de besnijdenis predik, 41waarom word ik nog vervolgd? Zo is dan i42de ergernis des kruises 43vernietigd. |
| 39 Namelijk gelijk ik gedreven heb als ik nog een farizeeër was, met zulke mening om daardoor gerechtvaardigd te worden. |
| 40 Dat is, leer dat de besnijdenis en de andere ceremoniën der wet nodig zijn om ter zaligheid onderhouden te worden, gelijk mij de valse apostelen nageven. |
| 41 Dat is, dat zulk nageven onwaarachtig is, blijkt uit de vervolgingen, die mij de Joden dagelijks aandoen, om geen andere oorzaak dan omdat ik leer dat de besnijdenis en andere ceremoniën van Christus afgedaan zijn. |
| i 1 Kor. 1:23. |
| 1 Kor. 1:23 Doch wij prediken Christus den Gekruisigde, den Joden wel een ergernis, en den Grieken een dwaasheid, |
| 42 Dat is, de aanstoot dien de Joden nemen van de christelijke leer, waardoor geleerd wordt dat Christus door Zijn kruisiging en dood alleen ons van den vloek verlost, en de zaligheid verkregen heeft, 1 Kor. 1:23. |
| 1 Kor. 1:23 Doch wij prediken Christus den Gekruisigde, den Joden wel een ergernis, en den Grieken een dwaasheid, |
| 43 Dat is, zou ophouden. |
| | |
12 ὄφελον καὶ ἀποκόψονται οἱ ἀναστατοῦντες ὑμᾶς. | | 12 kOch, of zij ook 44afgesneden werden die u 45onrustig maken. |
| k Joz. 7:25. |
| Joz. 7:25 En Jozua zeide: Hoe hebt gij ons beroerd? De HEERE zal u beroeren te dezen dage. En gans Israël stenigde hem met stenen en zij verbrandden hen met vuur en zij overwierpen hen met stenen. |
| 44 Namelijk van de gemeente en het gezelschap der gelovigen. Dit wenst hij uit een apostolischen ijver tot de ere Gods en tot de zaligheid der mensen, niet uit een wraakgierig gemoed. Daarom strijdt zulks niet tegen het gebod van Christus, Matth. 5:44, noch tegen zijn eigen leer, Rom. 12:14. |
| Matth. 5:44 Maar Ik zeg u: Hebt uw vijanden lief; zegent hen die u vervloeken; doet wel dengenen die u haten; en bidt voor degenen die u geweld doen en die u vervolgen; Rom. 12:14 Zegent hen die u vervolgen; zegent, en vervloekt niet. |
| 45 Dat is, ontroeren, gelijk vers 10. |
| vers 10 Ik vertrouw van u in den Heere, dat gij niet anders zult gevoelen; maar die u ontroert, zal het oordeel dragen, wie hij ook zij. |
| | De vrijheid niet misbruiken |
13 Ὑμεῖς γὰρ ἐπ’ ἐλευθερίᾳ ἐκλήθητε, ἀδελφοί· μόνον μὴ τὴν ἐλευθερίαν εἰς ἀφορμὴν τῇ σαρκί, ἀλλὰ διὰ τῆς ἀγάπης δουλεύετε ἀλλήλοις. | | 13 Want gij zijt 46tot vrijheid 47geroepen, broeders; lalleenlijk 48gebruikt de vrijheid niet tot 49een oorzaak voor het vlees, maar 50dient elkander door de liefde. |
| 46 Zie vers 1. |
| vers 1 STAAT
dan in de vrijheid met welke ons Christus vrijgemaakt heeft, en wordt niet wederom met het juk der dienstbaarheid bevangen. |
| 47 Namelijk van God en van Christus. Zie vers 8. Gal. 1:6. |
| vers 8 Dit gevoelen is niet uit Hem Die u roept. Gal. 1:6 Ik verwonder mij dat gij zo haast wijkende van Dengene Die u in de genade van Christus geroepen heeft, overgebracht wordt tot een ander evangelie; |
| l 1 Kor. 8:9. 1 Petr. 2:16. Jud. vs. 4. |
| 1 Kor. 8:9 Maar ziet toe dat deze uw macht niet enigerwijze een aanstoot worde dengenen die zwak zijn. 1 Petr. 2:16 Als vrijen, en niet de vrijheid hebbende als een deksel der boosheid, maar als dienstknechten Gods. Jud. vs. 4 Want er zijn sommige mensen ingeslopen, die eertijds tot ditzelve oordeel tevoren opgeschreven zijn, goddelozen, die de genade onzes Gods veranderen in ontuchtigheid, en den enigen Heerser, God, en onzen Heere Jezus Christus verloochenen. |
| 48 Tevoren heeft hij hen vermaand om standvastig te blijven bij de christelijke vrijheid; hier vermaant hij hen voorts tot het recht gebruik derzelve. |
| 49 Dat is, om deze vrijheid te misbruiken tot volbrenging van de begeerlijkheden des vleses en tot een dekmantel der zonden, 1 Petr. 2:16. |
| 1 Petr. 2:16 Als vrijen, en niet de vrijheid hebbende als een deksel der boosheid, maar als dienstknechten Gods. |
| 50 Dat is, hoewel gij vrij zijt van de dienstbaarheid der wet, zo moet gij evenwel elkander de diensten der liefde betonen. Want hoewel gij vrij zijt van de wet der ceremoniën, zo zijt gij niet vrij van de wet der liefde, Rom. 13:8. 1 Petr. 2:17. |
| Rom. 13:8 Zijt niemand iets schuldig, dan elkander lief te hebben; want die den ander liefheeft, die heeft de wet vervuld. 1 Petr. 2:17 Eert een iegelijk; hebt de broederschap lief; vreest God; eert den koning. |
| | |
14 ὁ γὰρ πᾶς νόμος ἐν ἑνὶ λόγῳ πληροῦται, ἐν τῷ, Ἀγαπήσεις τὸν πλησίον σου ὡς ἑαυτόν. | | 14 mWant 51de gehele wet wordt in 52één woord 53vervuld, namelijk in dit: nGij zult uw naaste liefhebben gelijk uzelven. |
| m Rom. 13:8. |
| Rom. 13:8 Zijt niemand iets schuldig, dan elkander lief te hebben; want die den ander liefheeft, die heeft de wet vervuld. |
| 51 Gr. al de wet, namelijk van de tweede tafel, waarin God ons voorschrijft hoe wij ons moeten gedragen jegens onzen naaste. Zie Rom. 13:8. |
| Rom. 13:8 Zijt niemand iets schuldig, dan elkander lief te hebben; want die den ander liefheeft, die heeft de wet vervuld. |
| 52 Dat is, in één gebod. Zie Deut. 4:13. |
| Deut. 4:13 Toen verkondigde Hij u Zijn verbond, dat Hij u gebood te doen, de tien woorden, en schreef ze op twee stenen tafelen. |
| 53 Dat is, kortelijk en summierlijk als in een hoofdstuk begrepen. Zie Lev. 19:18. Matth. 22:39. Rom. 13:8. |
| Lev. 19:18 Gij zult niet wreken, noch toorn behouden tegen de kinderen uws volks; maar gij zult uw naaste liefhebben als uzelven; Ik ben de HEERE. Matth. 22:39 En het tweede, aan dit gelijk, is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelven. Rom. 13:8 Zijt niemand iets schuldig, dan elkander lief te hebben; want die den ander liefheeft, die heeft de wet vervuld. |
| n Lev. 19:18. Matth. 22:39. Mark. 12:31. Jak. 2:8. |
| Lev. 19:18 Gij zult niet wreken, noch toorn behouden tegen de kinderen uws volks; maar gij zult uw naaste liefhebben als uzelven; Ik ben de HEERE. Matth. 22:39 En het tweede, aan dit gelijk, is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelven. Mark. 12:31 En het tweede, aan dit gelijk, is dit: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelven. Er is geen ander gebod groter dan deze. Jak. 2:8 Indien gij dan de koninklijke wet volbrengt, naar de Schrift: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelven, zo doet gij wel; |
| | |
15 εἰ δὲ ἀλλήλους δάκνετε καὶ κατεσθίετε, βλέπετε μὴ ὑπὸ ἀλλήλων ἀναλωθῆτε. | | 15 Maar oindien gij elkander 54bijt en vereet, ziet toe dat gij van elkander niet 55verteerd wordt. |
| o 2 Kor. 12:20. |
| 2 Kor. 12:20 Want ik vrees dat als ik gekomen zal zijn, ik u niet enigszins zal vinden zodanigen als ik wil, en dat ik van u zal gevonden worden zodanig als gij niet wilt; dat er niet enigszins zijn twisten, nijdigheden, toorn, gekijf, achterklap, oorblazingen, opgeblazenheden, beroerten; |
| 54 Dat is, met twisten, lasteren en onenigheden over dit stuk van de christelijke vrijheid elkander kwelt en leed aandoet. |
| 55 Dat is, dat door uw twisten uw geloof niet verzwakt, en de welstand, vrede en rust der gemeente verbroken wordt. |
| | De werken des vleses en de vrucht des Geestes |
16 Λέγω δέ, Πνεύματι περιπατεῖτε, καὶ ἐπιθυμίαν σαρκὸς οὐ μὴ τελέσητε. | | 16 En 56ik zeg: pWandelt 57door den Geest, 58en volbrengt 59de begeerlijkheid des vleses niet. |
| 56 Dat is, dit is het wat ik wil zeggen. Zie Gal. 3:17; 4:1. Hij verklaart hier nader hetgeen hij gezegd had vers 13, en wijst het middel aan waardoor het misbruik der vrijheid vermeden wordt. |
| Gal. 3:17 En dit zeg ik: Het verbond dat tevoren van God bevestigd is op Christus, wordt door de wet, die na vierhonderd en dertig jaren gekomen is, niet krachteloos gemaakt, om de beloftenis teniet te doen. Gal. 4:1 DOCH ik zeg, zo langen tijd als de erfgenaam een kind is, zo verschilt hij niets van een dienstknecht, hoewel hij een heer is van alles; vers 13 Want gij zijt tot vrijheid geroepen, broeders; alleenlijk gebruikt de vrijheid niet tot een oorzaak voor het vlees, maar dient elkander door de liefde. |
| p Rom. 13:14. 1 Petr. 2:11. |
| Rom. 13:14 Maar doet aan den Heere Jezus Christus, en verzorgt het vlees niet tot begeerlijkheden. 1 Petr. 2:11 Geliefden, ik vermaan u
als inwoners en vreemdelingen, dat gij u onthoudt van de vleselijke begeerlijkheden, welke krijg voeren tegen de ziel; |
| 57 Wanneer geest en vlees in den mens tegen elkander gesteld worden, zo wordt door den geest verstaan het deel des mensen dat door den Geest is wedergeboren, en door het vlees de natuurlijke verdorvenheid, die de wedergeborenen nog aankleeft. Zie Rom. 8:1. |
| Rom. 8:1 ZO is er dan nu geen verdoemenis voor degenen die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar den Geest. |
| 58 Of: en gij zult niet volbrengen; aanwijzende wat vrucht daaruit zal volgen, als men naar den Geest wandelt. En zo zal dan dit het middel zijn om te verhoeden het misbruik der vrijheid. |
| 59 Dat is, de kwade gedachten, genegenheden, bewegingen en lusten der verdorven natuur, die den wedergeborenen nog aanhangen. |
| | |
17 ἡ γὰρ σὰρξ ἐπιθυμεῖ κατὰ τοῦ Πνεύματος, τὸ δὲ Πνεῦμα κατὰ τῆς σαρκός· ταῦτα δὲ ἀντίκειται ἀλλήλοις, ἵνα μὴ ἃ ἂν θέλητε, ταῦτα ποιῆτε. | | 17 qWant het vlees 60begeert tegen den Geest, en de Geest tegen het vlees; en deze 61staan tegen elkander, alzo 62dat gij niet doet hetgeen 63gij wildet. |
| q Rom. 7:15, enz. |
| Rom. 7:15 Want hetgeen ik doe, dat ken ik niet; want hetgeen ik wil, dat doe ik niet, maar hetgeen ik haat, dat doe ik. |
| 60 Dat is, de kwade lusten des vleses strijden tegen de goede lusten, die de Heilige Geest in de wedergeborenen verwekt. |
| 61 Dat is, zijn onderling tegenstrijdige lusten. |
| 62 Dat is, niet kunt altijd volbrengen. |
| 63 Namelijk naar de goede lusten en begeerten die de Heilige Geest in u gewrocht heeft; gelijk ook daarentegen de lusten des Geestes verhinderen dat gij de lusten des vleses volbrengt, Rom. 7:19, enz. |
| Rom. 7:19 Want het goede, dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik. |
| | |
18 εἰ δὲ Πνεύματι ἄγεσθε, οὐκ ἐστὲ ὑπὸ νόμον. | | 18 Maar indien gij 64door den Geest geleid wordt, zo zijt gij 65niet onder de wet. |
| 64 Namelijk alzo dat de Geest en de goede begeerlijkheden, die Dezelve in u werkt, de overhand in u hebben, zodat gij u daardoor in de wegen Gods laat geleiden. |
| 65 Dat is, niet onder den dwang der wet, die door vrees voor de dreiging der wet ontstaat, noch onder den vloek deszelven, noch onder het juk der ceremoniën. Want deze Geest, Die de wedergeborenen leidt, is niet een Geest der dienstbaarheid tot vreze, maar der aanneming tot kinderen en der vrijheid. Zie Rom. 8:15. Gal. 4:6. |
| Rom. 8:15 Want gij hebt niet ontvangen den Geest der dienstbaarheid wederom tot vreze; maar gij hebt ontvangen den Geest der aanneming tot kinderen, door Welken wij roepen: Abba, Vader. Gal. 4:6 En overmits gij kinderen zijt, zo heeft God den Geest Zijns Zoons uitgezonden in uw harten, Die roept: Abba, Vader. |
| | |
19 φανερὰ δέ ἐστι τὰ ἔργα τῆς σαρκός, ἅτινά ἐστι μοιχεία, πορνεία, ἀκαθαρσία, ἀσέλγεια, | | 19 rDe werken 66des vleses nu 67zijn openbaar; welke zijn overspel, hoererij, onreinheid, 68ontuchtigheid, |
| r 1 Kor. 3:3. Jak. 3:14. |
| 1 Kor. 3:3 Want gij zijt nog vleselijk. Want dewijl onder u nijd is en twist en tweedracht, zijt gij niet vleselijk, en wandelt gij niet
naar den mens? Jak. 3:14 Maar indien gij bitteren nijd en twistgierigheid hebt in uw hart, zo roemt en liegt niet tegen de waarheid. |
| 66 Dat is, die het vlees of de verdorvenheid onzer natuur voortbrengt; en waarin des mensen verdorven aard behagen heeft. |
| 67 Dat is, zijn genoegzaam bekend, alzo men uit het licht der natuur weet dat dezelve kwaad, schandelijk en oneerlijk zijn. Of: kunnen niet verholen blijven, hoezeer de mensen die ook zoeken te bedekken. |
| 68 Dat is, geilheid, dartelheid, wulpsheid. |
| | |
20 εἰδωλολατρεία, φαρμακεία, ἔχθραι, ἔρεις, ζῆλοι, θυμοί, ἐριθεῖαι, διχοστασίαι, αἱρέσεις, | | 20 Afgoderij, 69venijngeving, vijandschappen, twisten, 70afgunstigheden, toorn, gekijf, tweedracht, ketterijen, |
| 69 Of: toverij. |
| 70 Of: jaloezie, wanneer men misgunt dat het zijn naaste welgaat, of zijn voordeel zoekt met schade zijns naasten. |
| | |
21 φθόνοι, φόνοι, μέθαι, κῶμοι, καὶ τὰ ὅμοια τούτοις· ἃ προλέγω ὑμῖν, καθὼς καὶ προεῖπον, ὅτι οἱ τὰ τοιαῦτα πράσσοντες βασιλείαν Θεοῦ οὐ κληρονομήσουσιν. | | 21 Nijd, moord, dronkenschappen, 71brasserijen en 72dergelijke; svan dewelke ik u 73tevoren zeg, gelijk ik ook 74tevoren gezegd heb, dat 75die zulke dingen doen, 76het Koninkrijk Gods 77niet zullen 78beërven. |
| 71 Zie Rom. 13:13. Ef. 5:18. |
| Rom. 13:13 Laat ons, als in den dag, eerlijk wandelen, niet in brasserijen en dronkenschappen, niet in slaapkamers en ontuchtigheden, niet in twist en nijdigheid; Ef. 5:18 En wordt niet dronken in wijn, waarin overdaad is, maar wordt vervuld met den Geest; |
| 72 Dit wordt daarbij gedaan, omdat er nog veel meer zijn, en het te lang zou vallen die alle te verhalen. |
| s 1 Kor. 6:10. Ef. 5:5. Kol. 3:6. Openb. 22:15. |
| 1 Kor. 6:10 Dwaalt niet: noch hoereerders, noch afgodendienaars, noch overspelers, noch ontuchtigen, noch die bij mannen liggen, noch dieven, noch gierigaards, noch dronkaards, geen lasteraars, geen rovers zullen het Koninkrijk Gods beërven. Ef. 5:5 Want dit weet gij, dat geen hoereerder, of onreine, of gierigaard, die een afgodendienaar is, erfenis heeft in het Koninkrijk van Christus en van God. Kol. 3:6 Om welke de toorn Gods komt over de kinderen der ongehoorzaamheid; Openb. 22:15 Maar buiten zullen zijn de honden, en de tovenaars, en de hoereerders, en de doodslagers, en de afgodendienaars, en een iegelijk die de leugen liefheeft en doet. |
| 73 Dat is, niet alleen als een leraar onderwijs, maar ook als een profeet tevoren zekerlijk verkondig en waarschuw. |
| 74 Namelijk 1 Kor. 6:9, 10. Ef. 5:5. |
| 1 Kor. 6:9 Of weet gij niet dat de onrechtvaardigen het Koninkrijk Gods niet zullen beërven? 1 Kor. 6:10 Dwaalt niet: noch hoereerders, noch afgodendienaars, noch overspelers, noch ontuchtigen, noch die bij mannen liggen, noch dieven, noch gierigaards, noch dronkaards, geen lasteraars, geen rovers zullen het Koninkrijk Gods beërven. Ef. 5:5 Want dit weet gij, dat geen hoereerder, of onreine, of gierigaard, die een afgodendienaar is, erfenis heeft in het Koninkrijk van Christus en van God. |
| 75 Dat is, zulke en dergelijke werken des vleses. |
| 76 Namelijk het Rijk der heerlijkheid; of de eeuwige zaligheid in den hemel. |
| 77 Namelijk tenzij dat zij zich van zulke zonden van harte bekeren. |
| 78 Dat is, verkrijgen en bezitten. Want dit Rijk wordt niet verkregen uit verdiensten, maar uit genade, als een erfenis. Zie Matth. 19:29; 25:34. 1 Kor. 6:10. |
| Matth. 19:29 En zo wie zal verlaten hebben huizen of broeders of zusters of vader of moeder of vrouw of kinderen of akkers om Mijns Naams wil, die zal honderdvoud ontvangen en het eeuwige leven beërven. Matth. 25:34 Alsdan zal de Koning zeggen tot degenen die tot Zijn rechterhand zijn: Komt, gij gezegenden Mijns Vaders, beërft dat Koninkrijk hetwelk u bereid is van de grondlegging der wereld. 1 Kor. 6:10 Dwaalt niet: noch hoereerders, noch afgodendienaars, noch overspelers, noch ontuchtigen, noch die bij mannen liggen, noch dieven, noch gierigaards, noch dronkaards, geen lasteraars, geen rovers zullen het Koninkrijk Gods beërven. |
| | |
22 ὁ δὲ καρπὸς τοῦ Πνεύματός ἐστιν ἀγάπη, χαρά, εἰρήνη, μακροθυμία, χρηστότης, ἀγαθωσύνη, πίστις, πρᾳότης, ἐγκράτεια· | | 22 tMaar 79de vrucht des Geestes is liefde, 80blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, 81geloof, zachtmoedigheid, 82matigheid. |
| t Ef. 5:9. |
| Ef. 5:9 (Want de vrucht des Geestes is in alle goedheid en rechtvaardigheid en waarheid), |
| 79 Dat is, de werken die de Geest Gods in de wedergeborenen werkt; en uit welke de wedergeboorte bekend wordt. |
| 80 Namelijk door den Heiligen Geest, Rom. 14:17, ontstaande uit de verzekerdheid dat wij vrede met God hebben. |
| Rom. 14:17 Want het Koninkrijk Gods is niet spijze en drank, maar rechtvaardigheid en vrede en blijdschap door den Heiligen Geest. |
| 81 Dat is, trouw in beloften en bediening van zijn ambt. |
| 82 Of: kuisheid, onthouding van onbehoorlijke lusten. |
| | |
23 κατὰ τῶν τοιούτων οὐκ ἔστι νόμος. | | 23 vTegen 83de zodanigen 84is de wet niet. |
| v 1 Tim. 1:9. |
| 1 Tim. 1:9 En hij dit weet, dat den rechtvaardige de wet niet is gezet, maar den ongerechtigen en den halsstarrigen, den goddelozen en den zondaren, den onheiligen en den ongoddelijken, den vadermoorders en den moedermoorders, den doodslagers, |
| 83 Dat is, die deze en dergelijke deugden in hun leven oefenen en betonen. |
| 84 Namelijk die hen zal verdoemen. Zie vers 18. |
| vers 18 Maar indien gij door den Geest geleid wordt, zo zijt gij niet onder de wet. |
| | |
24 οἱ δὲ τοῦ Χριστοῦ, τὴν σάρκα ἐσταύρωσαν σὺν τοῖς παθήμασι καὶ ταῖς ἐπιθυμίαις. | | 24 xMaar 85die van Christus zijn, 86hebben het vlees gekruist met 87de bewegingen en begeerlijkheden. |
| x Rom. 6:6; 13:14. Gal. 2:20. 1 Petr. 2:11. |
| Rom. 6:6 Dit wetende, dat onze oude mens met Hem gekruisigd is, opdat het lichaam der zonde tenietgedaan worde, opdat wij niet meer de zonde dienen. Rom. 13:14 Maar doet aan den Heere Jezus Christus, en verzorgt het vlees niet tot begeerlijkheden. Gal. 2:20 Ik ben met Christus gekruist; en ik leef, doch
niet meer ik, maar Christus leeft in mij; en hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof des Zoons Gods, Die mij liefgehad heeft en Zichzelven voor mij overgegeven heeft. 1 Petr. 2:11 Geliefden, ik vermaan u
als inwoners en vreemdelingen, dat gij u onthoudt van de vleselijke begeerlijkheden, welke krijg voeren tegen de ziel; |
| 85 Dat is, Christus door het ware geloof ingelijfd, Hem toebehoren; die rechte Christenen zijn. |
| 86 Dat is, zijn niet alleen schuldig hun verdorven aard te doden, en die niet te laten heersen; maar door de kracht van den Geest van Christus, die zij hebben ontvangen, doen ook zulks inderdaad. |
| 87 Namelijk niet de natuurlijke, maar die tegen de wet Gods strijden, welke voortkomen uit den verdorven aard des mensen, Rom. 1:24, 26. |
| Rom. 1:24 Daarom heeft hen God ook overgegeven in de begeerlijkheden hunner harten tot onreinheid, om hun lichamen onder elkander te onteren; Rom. 1:26 Daarom heeft hen God overgegeven tot oneerlijke bewegingen; want ook hun vrouwen hebben het natuurlijk gebruik veranderd in het gebruik tegen nature; |
| | |
25 Εἰ ζῶμεν Πνεύματι, Πνεύματι καὶ στοιχῶμεν. | | 25 Indien wij door 88den Geest leven, zo laat ons ook 89door den Geest wandelen. |
| 88 Dat is, door den Heiligen Geest uit den dood der zonden tot een nieuw leven opgewekt zijn. |
| 89 Dat is, in ons leven volgen de leidingen des Heiligen Geestes, en Deszelfs voorzeide vruchten voortbrengen, Rom. 8:5, enz. |
| Rom. 8:5 Want die naar het vlees zijn, bedenken wat des vleses is; maar die naar den Geest zijn, bedenken wat des Geestes is. |
| | |
26 μὴ γινώμεθα κενόδοξοι, ἀλλήλους προκαλούμενοι, ἀλλήλοις φθονοῦντες. | | 26 90Laat ons niet zijn 91zoekers van ijdele eer, elkander 92tergende, elkander 93benijdende. |
| 90 De apostel vermaant nu voorts de Galaten om enige bijzondere zonden te vlieden en deugden te betrachten. Waarom sommigen het zesde hoofdstuk vanhier beginnen. |
| 91 Dat is, eergierig zijn, om boven anderen uit te steken, of over anderen te heersen. |
| 92 Gr. beroepende, of uitdagende, namelijk met verachting, smaadheden, schelden, of dergelijke. |
| 93 Namelijk elkanders deugden, staten of gelegenheden, hetwelk gemeenlijk uit eergierigheid voortkomt, en met dezelve vergezelschapt is. |