Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

Galaten 4 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Galaten 4

 De aanneming tot kinderen
1 Λέγω δέ, ἐφ’ ὅσον χρόνον ὁ κληρονόμος νήπιός ἐστιν, οὐδὲν διαφέρει δούλου, κύριος πάντων ὤν· 1 DOCH ik zeg, zo langen tijd als de erfgenaam een kind is, zo verschilt hij niets van een dienstknecht, hoewel hij een heer is van alles;
2 ἀλλὰ ὑπὸ ἐπιτρόπους ἐστὶ καὶ οἰκονόμους, ἄχρι τῆς προθεσμίας τοῦ πατρός. 2 Maar hij is onder voogden en verzorgers, tot den tijd van den vader tevoren gesteld.
3 οὕτω καὶ ἡμεῖς, ὅτε ἦμεν νήπιοι, ὑπὸ τὰ στοιχεῖα τοῦ κόσμου ἦμεν δεδουλωμένοι· 3 Alzo wij ook, toen wij kinderen waren, zo waren wij dienstbaar gemaakt onder de eerste beginselen der wereld.
4 ὅτε δὲ ἦλθε τὸ πλήρωμα τοῦ χρόνου, ἐξαπέστειλεν ὁ Θεὸς τὸν Υἱὸν αὐτοῦ, γενόμενον ἐκ γυναικός, γενόμενον ὑπὸ νόμον, 4 aMaar wanneer de volheid des tijds gekomen is, heeft God Zijn Zoon uitgezonden, geworden uit een vrouw, bgeworden onder de wet, a Gen. 49:10. Dan. 9:24. b Matth. 5:17. verwijsteksten
5 ἵνα τοὺς ὑπὸ νόμον ἐξαγοράσῃ, ἵνα τὴν υἱοθεσίαν ἀπολάβωμεν. 5 Opdat Hij degenen die onder de wet waren, verlossen zou, cen opdat wij de aanneming tot kinderen verkrijgen zouden. c Joh. 1:12. Gal. 3:26. verwijsteksten
6 ὅτι δέ ἐστε υἱοί, ἐξαπέστειλεν ὁ Θεὸς τὸ Πνεῦμα τοῦ Υἱοῦ αὐτοῦ εἰς τὰς καρδίας ὑμῶν, κρᾶζον, Ἀββᾶ, ὁ Πατήρ. 6 dEn overmits gij kinderen zijt, zo heeft God den Geest Zijns Zoons uitgezonden in uw harten, Die roept: Abba, Vader. d Rom. 8:15. verwijsteksten
7 ὥστε οὐκέτι εἶ δοῦλος, ἀλλ’ υἱός· εἰ δὲ υἱός, καὶ κληρονόμος Θεοῦ διὰ Χριστοῦ. 7 Zo dan, gij zijt niet meer een dienstknecht, maar een zoon; en indien gij een zoon zijt, zo zijt gij ook een erfgenaam Gods door Christus.
  
Herinnering aan de eerste liefde
8 Ἀλλὰ τότε μέν, οὐκ εἰδότες Θεόν, ἐδουλεύσατε τοῖς μὴ φύσει οὖσι θεοῖς· 8 Maar toen, als gij God niet kendet, diendet gij degenen edie van nature geen goden zijn; e 1 Kor. 8:4. verwijsteksten
9 νῦν δέ, γνόντες Θεόν, μᾶλλον δὲ γνωσθέντες ὑπὸ Θεοῦ, πῶς ἐπιστρέφετε πάλιν ἐπὶ τὰ ἀσθενῆ καὶ πτωχὰ στοιχεῖα, οἷς πάλιν ἄνωθεν δουλεύειν θέλετε; 9 En nu, als gij God kent, ja, veelmeer van God gekend zijt, fhoe keert gij u wederom tot de zwakke en arme eerste beginselen, welke gij wederom van voren aan wilt dienen? f Kol. 2:20. verwijsteksten
10 ἡμέρας παρατηρεῖσθε, καὶ μῆνας, καὶ καιρούς, καὶ ἐνιαυτούς. 10 gGij onderhoudt dagen, en maanden, en tijden, en jaren. g Rom. 14:5. Kol. 2:16. verwijsteksten
11 φοβοῦμαι ὑμᾶς, μή πως εἰκῆ κεκοπίακα εἰς ὑμᾶς. 11 Ik vrees voor u, dat ik niet enigszins tevergeefs aan u gearbeid heb.
12 Γίνεσθε ὡς ἐγώ, ὅτι κἀγὼ ὡς ὑμεῖς, ἀδελφοί, δέομαι ὑμῶν. οὐδέν με ἠδικήσατε· 12 Weest gij als ik, want ook ik ben als gij; broeders, ik bid u; gij hebt mij geen ongelijk gedaan.
13 οἴδατε δὲ ὅτι δι’ ἀσθένειαν τῆς σαρκὸς εὐηγγελισάμην ὑμῖν τὸ πρότερον. 13 En gij weet dat ik u door zwakheid des vleses het Evangelie de eerste maal verkondigd heb;
14 καὶ τὸν πειρασμόν μου τὸν ἐν τῇ σαρκί μου οὐκ ἐξουθενήσατε οὐδὲ ἐξεπτύσατε, ἀλλ’ ὡς ἄγγελον Θεοῦ ἐδέξασθέ με, ὡς Χριστὸν Ἰησοῦν. 14 En mijn verzoeking, die in mijn vlees geschiedde, hebt gij niet veracht, noch verfoeid, maar gij naamt mij aan hals een engel Gods, ija, als Christus Jezus. h Mal. 2:7. i Matth. 10:40. Joh. 13:20. verwijsteksten
15 τίς οὖν ἦν ὁ μακαρισμὸς ὑμῶν; μαρτυρῶ γὰρ ὑμῖν ὅτι, εἰ δυνατόν, τοὺς ὀφθαλμοὺς ὑμῶν ἐξορύξαντες ἂν ἐδώκατέ μοι. 15 Welke was dan uw gelukachting! Want ik geef u getuigenis dat gij, zo het mogelijk ware, uw ogen zoudt uitgegraven en mij gegeven hebben.
16 ὥστε ἐχθρὸς ὑμῶν γέγονα ἀληθεύων ὑμῖν; 16 Ben ik dan uw vijand geworden, u de waarheid zeggende?
17 ζηλοῦσιν ὑμᾶς οὐ καλῶς, ἀλλὰ ἐκκλεῖσαι *ἡμᾶς θέλουσιν, ἵνα αὐτοὺς ζηλοῦτε.
* ἡμᾶς B-edd, Elz | ὑμᾶς St, B-edd, Sc, M (SV-kt)
17 kZij ijveren niet recht over u, maar zij willen ons uitsluiten, opdat gij over hen zoudt ijveren. k Rom. 10:2. 2 Kor. 11:12. verwijsteksten
18 καλὸν δὲ τὸ ζηλοῦσθαι ἐν καλῷ πάντοτε, καὶ μὴ μόνον ἐν τῷ παρεῖναί με πρὸς ὑμᾶς. 18 Doch in het goede allen tijd te ijveren is goed, en niet alleenlijk als ik bij u tegenwoordig ben,
19 τεκνία μου, οὓς πάλιν ὠδίνω, ἄχρις οὗ μορφωθῇ Χριστὸς ἐν ὑμῖν, 19 lMijne kinderkens, die ik wederom arbeid te baren, totdat Christus een gestalte in u krijge. l 1 Kor. 4:15. Filem. vs. 10. Jak. 1:18. verwijsteksten
20 ἤθελον δὲ παρεῖναι πρὸς ὑμᾶς ἄρτι, καὶ ἀλλάξαι τὴν φωνήν μου, ὅτι ἀποροῦμαι ἐν ὑμῖν. 20 Doch ik wilde dat ik nu tegenwoordig bij u was, en mijn stem mocht veranderen; want ik ben in twijfel over u.
  
Hagar en Sara, voorbeelden van de twee verbonden
21 Λέγετέ μοι, οἱ ὑπὸ νόμον θέλοντες εἶναι, τὸν νόμον οὐκ ἀκούετε; 21 Zegt mij, gij die onder de wet wilt zijn, hoort gij de wet niet?
22 γέγραπται γάρ, ὅτι Ἀβραὰμ δύο υἱοὺς ἔσχεν· ἕνα ἐκ τῆς παιδίσκης, καὶ ἕνα ἐκ τῆς ἐλευθέρας. 22 Want er is geschreven, dat Abraham twee zonen had, méén uit de dienstmaagd nen één uit de vrije. m Gen. 16:15. n Gen. 21:2. Hand. 7:8. Hebr. 11:11. verwijsteksten
23 ἀλλ’ ὁ μὲν ἐκ τῆς παιδίσκης κατὰ σάρκα γεγέννηται, ὁ δὲ ἐκ τῆς ἐλευθέρας διὰ τῆς ἐπαγγελίας. 23 oMaar gene, die uit de dienstmaagd was, is naar het vlees geboren geweest; doch deze, die uit de vrije was, door de beloftenis. o Joh. 8:39. Rom. 9:7. verwijsteksten
24 ἅτινά ἐστιν ἀλληγορούμενα· αὗται γάρ εἰσιν αἱ δύο διαθῆκαι· μία μὲν ἀπὸ ὄρους Σινᾶ, εἰς δουλείαν γεννῶσα, ἥτις ἐστὶν Ἄγαρ. 24 Hetwelk dingen zijn die andere beduiding hebben. Want deze zijn de twee verbonden: het ene van den berg Sinaï, tot dienstbaarheid barende, hetwelk is Hagar.
25 τὸ γὰρ Ἄγαρ Σινᾶ ὄρος ἐστὶν ἐν τῇ Ἀραβίᾳ, συστοιχεῖ δὲ τῇ νῦν Ἱερουσαλήμ, δουλεύει δὲ μετὰ τῶν τέκνων αὐτῆς. 25 Want dit, namelijk Hagar, is Sinaï, een berg in Arabië, en komt overeen met Jeruzalem dat nu is, en dienstbaar is met haar kinderen.
26 ἡ δὲ ἄνω Ἱερουσαλὴμ ἐλευθέρα ἐστίν, ἥτις ἐστὶ μήτηρ πάντων ἡμῶν. 26 pMaar Jeruzalem dat boven is, dat is vrij, hetwelk is ons aller moeder. p Openb. 21:2. verwijsteksten
27 γέγραπται γάρ, Εὐφράνθητι στεῖρα ἡ οὐ τίκτουσα· ῥῆξον καὶ βόησον ἡ οὐκ ὠδίνουσα· ὅτι πολλὰ τὰ τέκνα τῆς ἐρήμου μᾶλλον ἢ τῆς ἐχούσης τὸν ἄνδρα. 27 Want er is geschreven: qZijt vrolijk, gij onvruchtbare, die niet baart; breek uit en roep, gij die geen barensnood hebt; want de kinderen der eenzame zijn veel meer dan dergene die den man heeft. q Jes. 54:1. verwijsteksten
28 ἡμεῖς δέ, ἀδελφοί, κατὰ Ἰσαάκ, ἐπαγγελίας τέκνα ἐσμέν. 28 rMaar wij, broeders, zijn kinderen der belofte, als Izak was. r Rom. 9:7, 8. verwijsteksten
29 ἀλλ’ ὥσπερ τότε ὁ κατὰ σάρκα γεννηθεὶς ἐδίωκε τὸν κατὰ Πνεῦμα, οὕτω καὶ νῦν. 29 Doch gelijkerwijs toen, die naar het vlees geboren was, svervolgde dengene die naar den Geest geboren was, alzo ook nu. s Gen. 21:9. verwijsteksten
30 ἀλλὰ τί λέγει ἡ γραφή; Ἔκβαλε τὴν παιδίσκην καὶ τὸν υἱὸν αὐτῆς, οὐ γὰρ μὴ κληρονομήσῃ ὁ υἱὸς τῆς παιδίσκης μετὰ τοῦ υἱοῦ τῆς ἐλευθέρας. 30 Maar wat zegt de Schrift? tWerp de dienstmaagd uit en haar zoon; want de zoon der dienstmaagd zal geenszins erven met den zoon der vrije. t Gen. 21:10. verwijsteksten
31 ἄρα, ἀδελφοί, οὐκ ἐσμὲν παιδίσκης τέκνα, ἀλλὰ τῆς ἐλευθέρας. 31 Zo dan, broeders, wij zijn niet kinderen der dienstmaagd, maar der vrije.

Einde Galaten 4