Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)
| | Gerechtigheid alleen uit het geloof |
1 Ὦ ἀνόητοι Γαλάται, τίς ὑμᾶς ἐβάσκανε τῇ ἀληθείᾳ μὴ πείθεσθαι, οἷς κατ’ ὀφθαλμοὺς Ἰησοῦς Χριστὸς προεγράφη ἐν ὑμῖν ἐσταυρωμένος; | | 1 O gij uitzinnige Galaten, awie heeft u betoverd, dat gij der waarheid niet zoudt gehoorzaam zijn; denwelken Jezus Christus voor de ogen tevoren geschilderd is geweest, onder u gekruist zijnde? a Gal. 5:7. a Gal. 5:7 Gij liept wél; wie heeft u verhinderd der waarheid gehoorzaam te zijn? |
2 τοῦτο μόνον θέλω μαθεῖν ἀφ’ ὑμῶν, ἐξ ἔργων νόμου τὸ Πνεῦμα ἐλάβετε, ἢ ἐξ ἀκοῆς πίστεως; | | 2 Dit alleen wil ik van u leren: Hebt gij den Geest ontvangen uit de werken der wet, of uit de prediking des geloofs? |
3 οὕτως ἀνόητοί ἐστε; ἐναρξάμενοι Πνεύματι, νῦν σαρκὶ ἐπιτελεῖσθε; | | 3 Zijt gij zo uitzinnig? Daar gij met den Geest begonnen hebt, voleindigt gij nu met het vlees? |
4 τοσαῦτα ἐπάθετε εἰκῆ; εἴ γε καὶ εἰκῆ. | | 4 Hebt gij zoveel tevergeefs geleden? Indien maar ook tevergeefs. |
5 ὁ οὖν ἐπιχορηγῶν ὑμῖν τὸ Πνεῦμα καὶ ἐνεργῶν δυνάμεις ἐν ὑμῖν, ἐξ ἔργων νόμου, ἢ ἐξ ἀκοῆς πίστεως; | | 5 Die u dan den Geest verleent en krachten onder u werkt, doet Hij dat uit de werken der wet of uit de prediking des geloofs? |
6 καθὼς Ἀβραὰμ ἐπίστευσε τῷ Θεῷ, καὶ ἐλογίσθη αὐτῷ εἰς δικαιοσύνην. | | 6 bGelijkerwijs Abraham Gode geloofd heeft, en het is hem tot rechtvaardigheid gerekend; b Gen. 15:6. Rom. 4:3. Jak. 2:23. b Gen. 15:6 En hij geloofde in den HEERE; en Hij rekende het hem tot gerechtigheid. Rom. 4:3 Want wat zegt de Schrift? En Abraham geloofde God, en het is hem gerekend tot rechtvaardigheid. Jak. 2:23 En de Schrift is vervuld geworden, die daar zegt: En Abraham geloofde God, en het is hem tot rechtvaardigheid gerekend; en hij is een vriend Gods genaamd geweest. |
7 γινώσκετε ἄρα ὅτι οἱ ἐκ πίστεως, οὗτοί εἰσιν υἱοὶ Ἀβραάμ. | | 7 Zo verstaat gij dan, dat degenen die uit het geloof zijn, Abrahams kinderen zijn. |
8 προϊδοῦσα δὲ ἡ γραφὴ ὅτι ἐκ πίστεως δικαιοῖ τὰ ἔθνη ὁ Θεός, προευηγγελίσατο τῷ Ἀβραὰμ ὅτι *Εὐλογηθήσονται ἐν σοὶ πάντα τὰ ἔθνη. * εὐλογηθήσονται B, Elz, Sc | ἐνευλογηθήσονται St, M | | 8 En de Schrift, tevoren ziende dat God de heidenen uit het geloof zou rechtvaardigen, heeft tevoren aan Abraham het Evangelie verkondigd, zeggende: cIn u zullen al de volken gezegend worden. c Gen. 12:3; 18:18; 22:18; 26:4; 49:10. Hand. 3:25. c Gen. 12:3 En Ik zal zegenen die u zegenen, en vervloeken die u vloekt; en in u zullen alle geslachten des aardrijks gezegend worden. Gen. 18:18 Dewijl Abraham gewisselijk tot een groot en machtig volk worden zal, en alle volken der aarde in hem gezegend zullen worden? Gen. 22:18 En in uw Zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde, naardien gij Mijn stem gehoorzaam geweest zijt. Gen. 26:4 En Ik zal uw zaad vermenigvuldigen als de sterren des hemels, en zal uw zaad al deze landen geven; en in uw Zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde, Gen. 49:10 De scepter zal van Juda niet wijken, noch de wetgever van tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en Denzelven zullen de volken gehoorzaam zijn. Hand. 3:25 Gijlieden zijt kinderen der profeten en des verbonds, hetwelk God met onze vaderen opgericht heeft, zeggende tot Abraham: En in uw Zaad zullen alle geslachten der aarde gezegend worden. |
9 ὥστε οἱ ἐκ πίστεως εὐλογοῦνται σὺν τῷ πιστῷ Ἀβραάμ. | | 9 Zo dan, die uit het geloof zijn, worden gezegend met den gelovigen Abraham. |
10 ὅσοι γὰρ ἐξ ἔργων νόμου εἰσίν, ὑπὸ κατάραν εἰσί· γέγραπται γάρ, Ἐπικατάρατος πᾶς ὃς οὐκ ἐμμένει ἐν πᾶσι τοῖς γεγραμμένοις ἐν τῷ βιβλίῳ τοῦ νόμου, τοῦ ποιῆσαι αὐτά. | | 10 Want zovelen als er uit de werken der wet zijn, die zijn onder den vloek; want er is geschreven: dVervloekt is een iegelijk die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet, om dat te doen. d Deut. 27:26. d Deut. 27:26 Vervloekt zij, die de woorden dezer wet niet zal bevestigen, doende dezelve. En al het volk zal zeggen: Amen. |
11 ὅτι δὲ ἐν νόμῳ οὐδεὶς δικαιοῦται παρὰ τῷ Θεῷ, δῆλον· ὅτι Ὁ δίκαιος ἐκ πίστεως ζήσεται· | | 11 eEn dat niemand door de wet gerechtvaardigd wordt voor God, is openbaar; fwant de rechtvaardige zal uit het geloof leven. e Rom. 3:20. Gal. 2:16. f Hab. 2:4. Rom. 1:17. Hebr. 10:38. e Rom. 3:20 Daarom zal uit de werken der wet geen vlees gerechtvaardigd worden voor Hem; want door de wet is de kennis der zonde. Gal. 2:16 Doch
wetende dat de mens niet gerechtvaardigd wordt uit de werken der wet, maar door het geloof van Jezus Christus, zo hebben wij ook in Christus Jezus geloofd, opdat wij zouden gerechtvaardigd worden uit het geloof van Christus en niet uit de werken der wet; daarom dat uit de werken der wet geen vlees zal gerechtvaardigd worden. f Hab. 2:4 Zie, zijn ziel verheft zich, zij is niet recht in hem; maar de rechtvaardige zal door zijn geloof leven. Rom. 1:17 Want de rechtvaardigheid Gods wordt in hetzelve geopenbaard uit geloof tot geloof; gelijk geschreven is: Maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven. Hebr. 10:38 Maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven; en zo iemand zich onttrekt, Mijn ziel heeft in hem geen behagen. |
12 ὁ δὲ νόμος οὐκ ἔστιν ἐκ πίστεως, ἀλλ’ Ὁ ποιήσας αὐτὰ ἄνθρωπος ζήσεται ἐν αὐτοῖς. | | 12 Doch de wet is niet uit het geloof; maar gde mens die deze dingen doet, zal door dezelve leven. g Lev. 18:5. Ez. 20:11. Rom. 10:5. g Lev. 18:5 Ja, Mijn inzettingen en Mijn rechten zult gij houden; welk mens dezelve zal doen, die zal door dezelve leven; Ik ben de HEERE. Ez. 20:11 Daar gaf Ik hun Mijn inzettingen, en maakte hun Mijn rechten bekend; dewelke, zo ze een mens doet, zal hij door dezelve leven. Rom. 10:5 Want Mozes beschrijft de rechtvaardigheid die uit de wet is, zeggende: De mens die deze dingen doet, zal door dezelve leven. |
13 Χριστὸς ἡμᾶς ἐξηγόρασεν ἐκ τῆς κατάρας τοῦ νόμου, γενόμενος ὑπὲρ ἡμῶν κατάρα· γέγραπται γάρ, Ἐπικατάρατος πᾶς ὁ κρεμάμενος ἐπὶ ξύλου· | | 13 hChristus heeft ons verlost van den vloek der wet, een vloek geworden zijnde voor ons; want er is geschreven: iVervloekt is een iegelijk die aan het hout hangt; h Rom. 8:3. 2 Kor. 5:21. i Deut. 21:23. h Rom. 8:3 Want hetgeen der wet onmogelijk was, dewijl zij door het vlees krachteloos was, heeft God, Zijn Zoon zendende in gelijkheid des zondigen vleses, en dat
voor de zonde, de zonde veroordeeld in het vlees; 2 Kor. 5:21 Want Dien Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem. i Deut. 21:23 Zo zal zijn dode lichaam aan het hout niet overnachten, maar gij zult het zekerlijk ten zelven dage begraven; want een opgehangene is Gode een vloek. Alzo zult gij uw land niet verontreinigen, dat u de HEERE uw God ten erve geeft. |
14 ἵνα εἰς τὰ ἔθνη ἡ εὐλογία τοῦ Ἀβραὰμ γένηται ἐν Χριστῷ Ἰησοῦ, ἵνα τὴν ἐπαγγελίαν τοῦ Πνεύματος λάβωμεν διὰ τῆς πίστεως. | | 14 Opdat de zegening Abrahams tot de heidenen komen zou in Christus Jezus, en opdat wij de belofte des Geestes verkrijgen zouden door het geloof. |
15 Ἀδελφοί, κατὰ ἄνθρωπον λέγω· ὅμως ἀνθρώπου κεκυρωμένην διαθήκην οὐδεὶς ἀθετεῖ ἢ ἐπιδιατάσσεται. | | 15 Broeders, ik spreek naar den mens: kzelfs eens mensen verbond dat bevestigd is, doet niemand teniet, of niemand
doet daartoe. k Hebr. 9:17. k Hebr. 9:17 Want een testament is vast in de doden, dewijl het nog geen kracht heeft wanneer de testamentmaker leeft; |
16 τῷ δὲ Ἀβραὰμ ἐρρήθησαν αἱ ἐπαγγελίαι, καὶ τῷ σπέρματι αὐτοῦ. οὐ λέγει, Καὶ τοῖς σπέρμασιν, ὡς ἐπὶ πολλῶν, ἀλλ’ ὡς ἐφ’ ἑνός, Καὶ τῷ σπέρματί σου, ὅς ἐστι Χριστός. | | 16 lNu, zo zijn de beloftenissen tot Abraham en zijn Zaad gesproken. Hij zegt niet: En den zaden, als van velen; maar als van één: En uw Zaad, Hetwelk is Christus. l vers 8. l vers 8 En de Schrift, tevoren ziende dat God de heidenen uit het geloof zou rechtvaardigen, heeft tevoren aan Abraham het Evangelie verkondigd, zeggende: In u zullen al de volken gezegend worden. |
17 τοῦτο δὲ λέγω, διαθήκην προκεκυρωμένην ὑπὸ τοῦ Θεοῦ εἰς Χριστὸν ὁ μετὰ ἔτη τετρακόσια καὶ τριάκοντα γεγονὼς νόμος οὐκ ἀκυροῖ, εἰς τὸ καταργῆσαι τὴν ἐπαγγελίαν. | | 17 En dit zeg ik: Het verbond dat tevoren van God bevestigd is op Christus, wordt door de wet, die mna vierhonderd en dertig jaren gekomen is, niet krachteloos gemaakt, om de beloftenis teniet te doen. m Gen. 15:13. Ex. 12:40. Hand. 7:6. m Gen. 15:13 Toen zeide Hij tot Abram: Weet voorzeker, dat uw zaad vreemd zal zijn in een land dat hunlieder niet is, en zij zullen hen dienen, en zij zullen hen verdrukken, vierhonderd jaar. Ex. 12:40 De tijd nu der woning die de kinderen Israëls in Egypte gewoond hebben, is vierhonderd jaar en dertig jaar. Hand. 7:6 En God sprak alzo, dat zijn zaad vreemdeling zijn zou in een vreemd land, en dat zij het zouden dienstbaar maken en kwalijk behandelen vierhonderd jaren. |
18 εἰ γὰρ ἐκ νόμου ἡ κληρονομία, οὐκέτι ἐξ ἐπαγγελίας· τῷ δὲ Ἀβραὰμ δι’ ἐπαγγελίας κεχάρισται ὁ Θεός. | | 18 nWant indien de erfenis uit de wet is, zo is zij niet meer uit de beloftenis; maar God heeft ze Abraham door de beloftenis genadiglijk gegeven. n Rom. 4:14. n Rom. 4:14 Want indien degenen die uit de wet zijn, erfgenamen zijn, zo is het geloof ijdel geworden en de beloftenis tenietgedaan. |
| | De wet tuchtmeester tot Christus |
19 τί οὖν ὁ νόμος; τῶν παραβάσεων χάριν προσετέθη, ἄχρις οὗ ἔλθῃ τὸ σπέρμα ᾧ ἐπήγγελται, διαταγεὶς δι’ ἀγγέλων ἐν χειρὶ μεσίτου. | | 19 Waartoe is dan de wet? oZij is om der overtredingen wil daarbij gesteld, totdat het Zaad zou gekomen zijn, Wien het beloofd was; en zij is pdoor de engelen besteld in de hand qdes middelaars. o Joh. 15:22. Rom. 4:15; 5:20; 7:8. p Hand. 7:38, 53. q Deut. 5:5. Joh. 1:17. Hand. 7:38. o Joh. 15:22 Indien Ik niet gekomen was en tot hen gesproken had, zij hadden geen zonde; maar nu hebben zij geen voorwendsel voor hun zonde. Rom. 4:15 Want de wet werkt toorn; want waar geen wet is, daar is ook geen overtreding. Rom. 5:20 Maar de wet is bovendien ingekomen, opdat de misdaad te meerder worde; en waar de zonde meerder geworden is, daar is de genade veel meer overvloedig geweest; Rom. 7:8 Maar de zonde, oorzaak genomen hebbende door het gebod, heeft in mij alle begeerlijkheid gewrocht; want zonder de wet is de zonde dood. p Hand. 7:38 Deze is het die in de vergadering des volks in de woestijn was met den Engel, Die tot hem sprak op den berg Sinaï, en met onze vaderen; welke de levende woorden ontving, om ons die te geven; Hand. 7:53 Gij, die de wet ontvangen hebt door bestellingen der engelen, en hebt ze niet gehouden. q Deut. 5:5 (Ik stond te dien tijde tussen den HEERE en tussen u, om u des HEEREN woord aan te zeggen; want gij vreesdet voor het vuur en klomt niet op den berg) zeggende: Joh. 1:17 Want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid is door Jezus Christus geworden. Hand. 7:38 Deze is het die in de vergadering des volks in de woestijn was met den Engel, Die tot hem sprak op den berg Sinaï, en met onze vaderen; welke de levende woorden ontving, om ons die te geven; |
20 ὁ δὲ μεσίτης ἑνὸς οὐκ ἔστιν, ὁ δὲ Θεὸς εἷς ἐστίν. | | 20 En de middelaar is niet middelaar
van één, maar God is één. |
21 ὁ οὖν νόμος κατὰ τῶν ἐπαγγελιῶν τοῦ Θεοῦ; μὴ γένοιτο. εἰ γὰρ ἐδόθη νόμος ὁ δυνάμενος ζωοποιῆσαι, ὄντως ἂν ἐκ νόμου ἦν ἡ δικαιοσύνη. | | 21 Is dan de wet tegen de beloftenissen Gods? Dat zij verre; want indien er een wet gegeven was die machtig was levend te maken, zo zou waarlijk de rechtvaardigheid uit de wet zijn. |
22 ἀλλὰ συνέκλεισεν ἡ γραφὴ τὰ πάντα ὑπὸ ἁμαρτίαν, ἵνα ἡ ἐπαγγελία ἐκ πίστεως Ἰησοῦ Χριστοῦ δοθῇ τοῖς πιστεύουσι. | | 22 rMaar de Schrift heeft het alles onder de zonde besloten, opdat de belofte uit het geloof van Jezus Christus den gelovigen zou gegeven worden. r Rom. 3:9; 11:32. r Rom. 3:9 Wat dan? Zijn wij uitnemender? Ganselijk niet; want wij hebben tevoren beschuldigd beide Joden en Grieken, dat zij allen onder de zonde zijn, Rom. 11:32 Want God heeft hen allen onder de ongehoorzaamheid besloten, opdat Hij hun allen zou barmhartig zijn. |
23 Πρὸ τοῦ δὲ ἐλθεῖν τὴν πίστιν, ὑπὸ νόμον ἐφρουρούμεθα, συγκεκλεισμένοι εἰς τὴν μέλλουσαν πίστιν ἀποκαλυφθῆναι. | | 23 Doch eer het geloof kwam, waren wij onder de wet in bewaring gesteld, en zijn besloten geweest tot op het geloof, dat geopenbaard zou worden. |
24 ὥστε ὁ νόμος παιδαγωγὸς ἡμῶν γέγονεν εἰς Χριστόν, ἵνα ἐκ πίστεως δικαιωθῶμεν. | | 24 sZo dan, de wet is onze tuchtmeester geweest tot Christus, opdat wij uit het geloof zouden gerechtvaardigd worden. s Matth. 5:17. Hand. 13:38. Rom. 10:4. s Matth. 5:17 Meent niet dat Ik gekomen ben om de Wet of de Profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om die te ontbinden, maar te vervullen. Hand. 13:38 Zo zij u dan bekend, mannen broeders, dat door Dezen u vergeving der zonden verkondigd wordt; Rom. 10:4 Want het einde der wet is Christus, tot rechtvaardigheid een iegelijk die gelooft. |
25 ἐλθούσης δὲ τῆς πίστεως, οὐκέτι ὑπὸ παιδαγωγόν ἐσμεν. | | 25 Maar als het geloof gekomen is, zo zijn wij niet meer onder den tuchtmeester. |
26 πάντες γὰρ υἱοὶ Θεοῦ ἐστὲ διὰ τῆς πίστεως ἐν Χριστῷ Ἰησοῦ. | | 26 tWant gij zijt allen kinderen Gods door het geloof in Christus Jezus. t Jes. 56:5. Joh. 1:12. Rom. 8:15. Gal. 4:5. t Jes. 56:5 Ik zal hen ook in Mijn huis en binnen Mijn muren een plaats en een naam geven, beter dan der zonen en dan der dochteren; een eeuwigen naam zal Ik eenieder van hen geven, die niet uitgeroeid zal worden. Joh. 1:12 Maar zovelen Hem aangenomen hebben, dien heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven; Rom. 8:15 Want gij hebt niet ontvangen den Geest der dienstbaarheid wederom tot vreze; maar gij hebt ontvangen den Geest der aanneming tot kinderen, door Welken wij roepen: Abba, Vader. Gal. 4:5 Opdat Hij degenen die onder de wet waren, verlossen zou, en opdat wij de aanneming tot kinderen verkrijgen zouden. |
27 ὅσοι γὰρ εἰς Χριστὸν ἐβαπτίσθητε, Χριστὸν ἐνεδύσασθε. | | 27 vWant zovelen als gij in Christus gedoopt zijt, hebt gij Christus aangedaan. v Rom. 6:3. v Rom. 6:3 Of weet gij niet dat zovelen als wij in Christus Jezus gedoopt zijn, wij in Zijn dood gedoopt zijn? |
28 οὐκ ἔνι Ἰουδαῖος οὐδὲ Ἕλλην, οὐκ ἔνι δοῦλος οὐδὲ ἐλεύθερος, οὐκ ἔνι ἄρσεν καὶ θῆλυ· πάντες γὰρ ὑμεῖς εἷς ἐστὲ ἐν Χριστῷ Ἰησοῦ. | | 28 Daarin is noch Jood noch Griek, daarin is noch dienstbare noch vrije, daarin is geen man en vrouw. xWant gij allen zijt één in Christus Jezus. x Joh. 17:21. x Joh. 17:21 Opdat zij allen één zijn, gelijkerwijs Gij, Vader, in Mij, en Ik in U, dat ook zij in Ons één zijn, opdat de wereld gelove dat Gij Mij gezonden hebt. |
29 εἰ δὲ ὑμεῖς Χριστοῦ, ἄρα τοῦ Ἀβραὰμ σπέρμα ἐστέ, καὶ κατ’ ἐπαγγελίαν κληρονόμοι. | | 29 yEn indien gij van Christus zijt, zo zijt gij dan Abrahams zaad, en naar de beloftenis erfgenamen. y Gen. 21:12. Rom. 9:7. Hebr. 11:18. y Gen. 21:12 Maar God zeide tot Abraham: Laat het niet kwaad zijn in uw ogen, over den jongen en over uw dienstmaagd; al wat Sara tot u zal zeggen, hoor naar haar stem, want in Izak zal uw zaad genoemd worden. Rom. 9:7 Noch omdat zij Abrahams zaad zijn, zijn zij allen kinderen, maar: In Izak zal u het zaad genoemd worden. Hebr. 11:18 (Tot denwelken gezegd was: In Izak zal u het zaad genaamd worden), overleggende dat God machtig was hem ook uit de doden te verwekken; |