Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

2 Korinthe 8 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

2 Korinthe 8

1 Paulus stelt den Korinthiërs het voorbeeld voor der gemeenten van Macedonië, die een milde handreiking gedaan hadden voor de arme gelovigen te Jeruzalem. 6 En verklaart dat hij Titus bevel gegeven had om dergelijke ook bij hen te bevorderen. 9 Stelt ook hun het voorbeeld voor van Christus, Die arm geworden is om ons door Zijn armoede rijk te maken. 10 En vermaant hen nu wel te voleindigen hetgeen zij over een jaar wel hadden begonnen. 13 Doch niet alzo, dat zij zichzelven zouden benauwen om anderen te verlichten, maar om uit hun overvloed het gebrek der anderen te vervullen. 15 Gelijk in het verzamelen van het manna geschied was. 16 Betuigt verder dat Titus om zulks over te brengen tot hen gereisd was. 18 Met nog een anderen broeder die van de gemeenten daartoe was verkoren. 20 Om alle opspraak te voorkomen. 22 En nog een derde, wiens getrouwheid nu meermaals was beproefd, zowel bij hem als bij de gemeenten.
  
Opwekking tot offervaardigheid
1 Γνωρίζομεν δὲ ὑμῖν, ἀδελφοί, τὴν χάριν τοῦ Θεοῦ τὴν δεδομένην ἐν ταῖς ἐκκλησίαις τῆς Μακεδονίας· 1 VOORTS maken wij u bekend, broeders, 1de genade Gods die 2in de gemeenten van Macedónië gegeven is;
1 Dat is, de weldadigheid door de genade Gods, die hun harten bewogen heeft om zo milde handreiking te doen aan de armen te Jeruzalem, gelijk het volgende vers verklaart.
2 Of: door.
   
2 ὅτι ἐν πολλῇ δοκιμῇ θλίψεως ἡ περισσεία τῆς χαρᾶς αὐτῶν καὶ ἡ κατὰ βάθους πτωχεία αὐτῶν ἐπερίσσευσεν εἰς τὸν πλοῦτον τῆς ἁπλότητος αὐτῶν. 2 Dat in veel beproeving der verdrukking 3de overvloed hunner blijdschap en 4hun zeer diepe armoede overvloedig geweest is 5tot den rijkdom hunner 6goeddadigheid.
3 Namelijk spruitende uit het geloof in Christus, niettegenstaande alle verdrukking. Zie Rom. 5:3. verwijsteksten
4 Dat is, hoewel zij door de grote verdrukkingen tot de uiterste armoede schenen gekomen te zijn, nochtans zijn zij overvloedig geweest in het geven.
5 Dat is, tot overvloedige mildheid, gelijk het volgende vers uitwijst.
6 Of: eenvoudigheid, oprechtheid, namelijk in het geven.
   
3 ὅτι κατὰ δύναμιν (μαρτυρῶ), καὶ ὑπὲρ δύναμιν αὐθαίρετοι, 3 Want zij zijn naar vermogen (ik betuig het), ja, boven vermogen gewillig geweest,
4 μετὰ πολλῆς παρακλήσεως δεόμενοι ἡμῶν, τὴν χάριν καὶ τὴν κοινωνίαν τῆς διακονίας τῆς εἰς τοὺς ἁγίους δέξασθαι ἡμᾶς· 4 aOns met veel 7vermaning biddende dat wij wilden 8aannemen 9de gave en 10de gemeenschap dezer bediening, die voor 11de heiligen geschiedt;
a Hand. 11:29. Rom. 15:26. 1 Kor. 16:2. 2 Kor. 9:1. verwijsteksten
7 Of: vertroosting.
8 Dat is, op ons nemen.
9 Gr. de genade, dat is, de goedwillige gave.
10 Dat is, de zorg om die collecte wel te bestellen en in de rechte hand te doen komen, als een teken van hun gemeenschap met dezelve.
11 Namelijk te Jeruzalem. Zie Rom. 15:26. 1 Kor. 16:3, 4. verwijsteksten
   
5 καὶ οὐ καθὼς ἠλπίσαμεν, ἀλλ’ ἑαυτοὺς ἔδωκαν πρῶτον τῷ Κυρίῳ, καὶ ἡμῖν διὰ θελήματος Θεοῦ. 5 En deden 12niet alleen gelijk wij gehoopt hadden, maar 13gaven zichzelven eerst aan den Heere en daarna aan ons, door den wil Gods;
12 Dat is, deden meer dan wij gehoopt of verwacht hadden.
13 Namelijk nog vlijtiger en overvloediger.
   
6 εἰς τὸ παρακαλέσαι ἡμᾶς Τίτον, ἵνα καθὼς προενήρξατο, οὕτω καὶ ἐπιτελέσῃ εἰς ὑμᾶς καὶ τὴν χάριν ταύτην. 6 Alzo dat wij Titus vermaanden dat, gelijk hij tevoren 14begonnen had, hij ook alzo nog 15deze gave bij u 16voleinden zou.
14 Namelijk ulieden tot alle geestelijke deugden te verwekken, gelijk in het volgende vers verklaard wordt.
15 Gr. genade, dat is, deze gift der weldadigheid, gelijk vss. 1, 7, 19. verwijsteksten
16 Dat is, tot een goed einde zou brengen.
   
7 ἀλλ’ ὥσπερ ἐν παντὶ περισσεύετε, πίστει, καὶ λόγῳ, καὶ γνώσει, καὶ πάσῃ σπουδῇ, καὶ τῇ ἐξ ὑμῶν ἐν ἡμῖν ἀγάπῃ, ἵνα καὶ ἐν ταύτῃ τῇ χάριτι περισσεύητε. 7 Zo dan, gelijk gij in alles overvloedig zijt, in geloof en in woord en in kennis en in alle naarstigheid, en in uw liefde tot ons, ziet dat gij ook in deze gave overvloedig zijt.
8 οὐ κατ’ ἐπιταγὴν λέγω, ἀλλὰ διὰ τῆς ἑτέρων σπουδῆς καὶ τὸ τῆς *ὑμετέρας ἀγάπης γνήσιον δοκιμάζων.
* ὑμετέρας St, B-edd, Sc, M | ἡμετέρας B-edd, Elz
8 Ik zeg dit niet 17als gebiedende, maar als 18door de naarstigheid van anderen ook de oprechtheid uwer liefde beproevende.
17 Gr. naar bevel.
18 Dat is, door het voorbeeld der naarstigheid en mildheid van de gemeenten in Macedonië.
   
9 γινώσκετε γὰρ τὴν χάριν τοῦ Κυρίου ἡμῶν Ἰησοῦ Χριστοῦ, ὅτι δι’ ὑμᾶς ἐπτώχευσε, πλούσιος ὤν, ἵνα ὑμεῖς τῇ ἐκείνου πτωχείᾳ πλουτήσητε. 9 Want gij weet de genade van onzen Heere Jezus Christus, bdat Hij om uwentwil 19is arm geworden, 20daar Hij rijk was, opdat gij door Zijn armoede zoudt 21rijk worden.
b Luk. 9:58. verwijsteksten
19 Namelijk wanneer Hij Zichzelven heeft vernietigd, de gedaante eens dienstknechts aannemende, Filipp. 2:5, enz. verwijsteksten
20 Namelijk een Heere van alle dingen. Zie Hebr. 1:2. verwijsteksten
21 Dat is, al Zijn geestelijke en hemelse goederen deelachtig worden, 1 Kor. 1:30. verwijsteksten
   
10 καὶ γνώμην ἐν τούτῳ δίδωμι· τοῦτο γὰρ ὑμῖν συμφέρει, οἵτινες οὐ μόνον τὸ ποιῆσαι ἀλλὰ καὶ τὸ θέλειν προενήρξασθε ἀπὸ πέρυσι. 10 En 22ik zeg in dezen mijn mening; want dit is u oorbaar, als die niet alleen het doen, maar ook 23het willen van over een jaar tevoren hebt begonnen.
22 Gr. ik geef; gelijk 1 Kor. 7:25. verwijsteksten
23 Dat is, het doen met vlijtigheid en gewilligheid. Want dat is meer dan alleen willen, of alleen doen.
   
11 νυνὶ δὲ καὶ τὸ ποιῆσαι ἐπιτελέσατε, ὅπως, καθάπερ ἡ προθυμία τοῦ θέλειν, οὕτω καὶ τὸ ἐπιτελέσαι ἐκ τοῦ ἔχειν. 11 Maar nu, voleindigt ook het doen, opdat, gelijk als er geweest is de volvaardigheid des gemoeds om te willen, er ook alzo zij het voleindigen 24uit hetgeen dat gij hebt.
24 Dat is, naar de mate van hetgeen dat gij hebt.
   
12 εἰ γὰρ ἡ προθυμία πρόκειται, καθὸ ἐὰν ἔχῃ τις, εὐπρόσδεκτος, οὐ καθὸ οὐκ ἔχει. 12 cWant indien tevoren de volvaardigheid des gemoeds daar is, dzo is iemand 25aangenaam naar hetgeen dat hij heeft, niet naar hetgeen dat hij niet heeft.
c Mark. 12:43. Luk. 21:3. verwijsteksten
d Spr. 3:28. 1 Petr. 4:10. verwijsteksten
25 Namelijk Gode, in het uitdelen van zijn gaven. Zie Mark. 12:43. 2 Kor. 9:7. verwijsteksten
   
13 οὐ γὰρ ἵνα ἄλλοις ἄνεσις, ὑμῖν δὲ θλίψις· 13 Want dit zeg ik niet opdat anderen zouden verlichting hebben, en gij 26verdrukking;
26 Dat is, opdat anderen overvloed door uw gaven zouden verkrijgen, en gij gebrek hebben, of u te zeer benauwen.
   
14 ἀλλ’ ἐξ ἰσότητος, ἐν τῷ νῦν καιρῷ τὸ ὑμῶν περίσσευμα εἰς τὸ ἐκείνων ὑστέρημα, ἵνα καὶ τὸ ἐκείνων περίσσευμα γένηται εἰς τὸ ὑμῶν ὑστέρημα· ὅπως γένηται ἰσότης, 14 Maar opdat uit gelijkheid, in dezen tegenwoordigen tijd, uw overvloed zij om hun gebrek te vervullen; 27opdat ook hun overvloed zij om uw gebrek te vervullen, 28opdat er gelijkheid worde;
27 Namelijk wanneer gij in den tijd der vervolging, of anderszins, hun hulp ook zoudt mogen vandoen hebben. Anderen nemen het van den overvloed der geestelijke gaven, welke die van Jeruzalem den heidenen te vlijtiger en te bekwamer zouden mededelen, wanneer zij om den tijdelijken leeftocht zich niet zouden moeten bekommeren.
28 Namelijk in het geven of ontvangen naar den nood en overvloed van eenieder. Of: opdat het ene lid niet te zeer overvloeie, en het andere niet te benauwd zij; hetwelk met het volgende vers wel zo wel overeenkomt.
   
15 καθὼς γέγραπται, Ὁ τὸ πολύ, οὐκ ἐπλεόνασε· καὶ ὁ τὸ ὀλίγον, οὐκ ἠλαττόνησε. 15 Gelijk 29geschreven is: eDie veel verzameld had, had niet over, en die weinig verzameld had, had niet te weinig.
29 Namelijk Ex. 16:18, in het verzamelen van het manna. Want die veel verzameld hadden, namen daaruit maar elk een gomer tot hun leeftocht, die weinig, vervulden dienzelfden gomer uit hetgeen van anderen verzameld was; wat iemand meer te huis bracht, verdierf en ging verloren. verwijsteksten
e Ex. 16:18. verwijsteksten
  
De zending van Titus
16 Χάρις δὲ τῷ Θεῷ τῷ διδόντι τὴν αὐτὴν σπουδὴν ὑπὲρ ὑμῶν ἐν τῇ καρδίᾳ Τίτου. 16 Doch Gode zij dank, Die 30dezelfde naarstigheid voor u in het hart van Titus gegeven heeft,
30 Dat is, deze zorgvuldigheid om u ook hiertoe te vermanen en te bewegen, gelijk het volgende vers verklaart.
   
17 ὅτι τὴν μὲν παράκλησιν ἐδέξατο, σπουδαιότερος δὲ ὑπάρχων, αὐθαίρετος ἐξῆλθε πρὸς ὑμᾶς. 17 Dat hij de vermaning heeft aangenomen, en zeer naarstig zijnde, gewillig tot u 31gereisd is.
31 Gr. uitgegaan.
   
18 συνεπέμψαμεν δὲ μετ’ αὐτοῦ τὸν ἀδελφόν, οὗ ὁ ἔπαινος ἐν τῷ εὐαγγελίῳ διὰ πασῶν τῶν ἐκκλησιῶν· 18 En wij hebben ook met hem gezonden 32den broeder die lof heeft in het Evangelie door al de gemeenten.
32 Dezen menen vele oude leraars dat Lukas zou geweest zijn, die het Evangelie van Christus beschreven heeft; maar alzo hier niet van het Evangelie te beschrijven, maar van hetzelve te prediken gesproken wordt, zo is dat onzeker; gelijk ook dat het Barnabas zou zijn.
   
19 οὐ μόνον δέ, ἀλλὰ καὶ χειροτονηθεὶς ὑπὸ τῶν ἐκκλησιῶν συνέκδημος ἡμῶν σὺν τῇ χάριτι ταύτῃ τῇ διακονουμένῃ ὑφ’ ἡμῶν πρὸς τὴν αὐτοῦ τοῦ Κυρίου δόξαν, καὶ προθυμίαν ὑμῶν· 19 En dat niet alleen, maar hij is ook 33van de gemeenten verkoren om met ons te reizen 34met deze gave, die van ons bediend wordt tot de heerlijkheid des Heeren Zelven en 35de volvaardigheid uws gemoeds;
33 Het Griekse woord betekent eigenlijk een verkiezing die met opsteking of uitreiking der handen geschiedt; zodat Paulus niet alleen zelf dezen hiertoe had geordineerd, maar ook de gemeenten van Macedonië. Zie van dit woord ook Hand. 14:23. verwijsteksten
34 Dat is, weldaad, gift, weldadige handreiking, gelijk meermaals tevoren.
35 Dat is, tot een bewijs van uw goedwilligheid en milddadigheid.
   
20 στελλόμενοι τοῦτο, μή τις ἡμᾶς μωμήσηται ἐν τῇ ἁδρότητι ταύτῃ τῇ διακονουμένῃ ὑφ’ ἡμῶν· 20 36Dit verhoedende, dat ons niemand moge 37lasteren in dezen overvloed, die van ons wordt bediend;
36 Namelijk door het bijvoegen van anderen, die dezen last nevens ons hebben aangenomen, gelijk het volgende verklaart.
37 Of: berispen, met kwade achterdocht bezwaren, zo wij zodanige overvloedige aalmoes alleen hadden overgebracht, hetwelk van de valse apostelen en andere vijanden van het Evangelie lichtelijk had kunnen geschieden.
   
21 προνοούμενοι καλὰ οὐ μόνον ἐνώπιον Κυρίου ἀλλὰ καὶ ἐνώπιον ἀνθρώπων. 21 fAls die bezorgen hetgeen eerlijk is, niet alleen voor den Heere, maar ook voor de mensen.
f Rom. 12:17. verwijsteksten
   
22 συνεπέμψαμεν δὲ αὐτοῖς τὸν ἀδελφὸν ἡμῶν, ὃν ἐδοκιμάσαμεν ἐν πολλοῖς πολλάκις σπουδαῖον ὄντα, νυνὶ δὲ πολὺ σπουδαιότερον, πεποιθήσει πολλῇ τῇ εἰς ὑμᾶς. 22 Wij hebben ook met hen gezonden 38onzen broeder welken wij in vele dingen dikmaals beproefd hebben dat hij naarstig is; en nu veel naarstiger door het groot vertrouwen 39dat hij heeft tot ulieden.
38 Dezen menen sommigen dat Apollos geweest zou zijn. Doch is ook onzeker.
39 Of: dat wij hebben.
   
23 εἴτε ὑπὲρ Τίτου, κοινωνὸς ἐμὸς καὶ εἰς ὑμᾶς συνεργός· εἴτε ἀδελφοὶ ἡμῶν, ἀπόστολοι ἐκκλησιῶν, δόξα Χριστοῦ. 23 Hetzij dan 40Titus, hij is mijn metgezel en medearbeider bij u; hetzij 41onze broeders, zij zijn 42afgezanten der gemeenten en 43een eer van Christus.
40 Gr. van Titus, dat is, wil men weten wie Titus is.
41 Namelijk die van de gemeenten van Macedonië nevens Titus hiertoe zijn verkoren, waarvan hij gesproken had vss. 18, 22. verwijsteksten
42 Gr. apostelen, gelijk dit woord ook voor allerlei leraars en gezanten somwijlen genomen wordt. Zie Rom. 16:7. verwijsteksten
43 Gr. een heerlijkheid van Christus, dat is, zulke personen waardoor de eer van Christus inzonderheid wordt bevorderd.
   
24 τὴν οὖν ἔνδειξιν τῆς ἀγάπης ὑμῶν, καὶ ἡμῶν καυχήσεως ὑπὲρ ὑμῶν, εἰς αὐτοὺς ἐνδείξασθε *καὶ εἰς πρόσωπον τῶν ἐκκλησιῶν.
* καὶ εἰς πρόσωπον St, B-edd, Elz, Sc | εἰς πρόσωπον B-edd, M
24 Bewijst dan aan hen de bewijzing van uw liefde en van onzen roem van u, ook 44voor het aangezicht der gemeenten.
44 Dat is, als die tot getuigen van deze uw liefde en weldadigheid zult hebben al de gemeenten die daarvan kennis zullen krijgen.

Einde 2 Korinthe 8