Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)
1 ἔκρινα δὲ ἐμαυτῷ τοῦτο, τὸ μὴ πάλιν ἐλθεῖν ἐν λύπῃ πρὸς ὑμᾶς. | | 1 MAAR ik heb dit bij mijzelven voorgenomen, dat ik niet wederom in droefheid tot u komen zou. |
2 εἰ γὰρ ἐγὼ λυπῶ ὑμᾶς, καὶ τίς ἐστιν ὁ εὐφραίνων με, εἰ μὴ ὁ λυπούμενος ἐξ ἐμοῦ; | | 2 Want indien ik ulieden bedroef, wie is het toch die mij zal vrolijk maken, dan degene die van mij bedroefd is geworden? |
3 καὶ ἔγραψα ὑμῖν τοῦτο αὐτό, ἵνα μὴ ἐλθὼν λύπην ἔχω ἀφ’ ὧν ἔδει με χαίρειν, πεποιθὼς ἐπὶ πάντας ὑμᾶς, ὅτι ἡ ἐμὴ χαρὰ πάντων ὑμῶν ἐστίν. | | 3 En ditzelve heb ik u geschreven, opdat ik daar komende, niet zou droefheid hebben van degenen van welke ik moest verblijd worden; avertrouwende van u allen dat mijn blijdschap u aller blijdschap is. a 2 Kor. 8:22. Gal. 5:10. a 2 Kor. 8:22 Wij hebben ook met hen gezonden onzen broeder welken wij in vele dingen dikmaals beproefd hebben dat hij naarstig is; en nu veel naarstiger door het groot vertrouwen dat hij heeft tot ulieden. Gal. 5:10 Ik vertrouw van u in den Heere, dat gij niet anders zult gevoelen; maar die u ontroert, zal het oordeel dragen, wie hij ook zij. |
4 ἐκ γὰρ πολλῆς θλίψεως καὶ συνοχῆς καρδίας ἔγραψα ὑμῖν διὰ πολλῶν δακρύων, οὐχ ἵνα λυπηθῆτε, ἀλλὰ τὴν ἀγάπην ἵνα γνῶτε ἣν ἔχω περισσοτέρως εἰς ὑμᾶς. | | 4 Want ik heb ulieden uit veel verdrukking en benauwdheid des harten met vele tranen geschreven, niet opdat gij zoudt bedroefd worden, maar opdat gij de liefde zoudt verstaan, die ik overvloediglijk tot u heb. |
| | Vergiffenis voor een boetvaardige |
5 Εἰ δέ τις λελύπηκεν, οὐκ ἐμὲ λελύπηκεν, ἀλλ’ ἀπὸ μέρους (ἵνα μὴ ἐπιβαρῶ) πάντας ὑμᾶς. | | 5 Doch indien iemand bedroefd heeft, die heeft niet mij bedroefd, maar ten dele (opdat ik hem niet bezware) ulieden allen. |
6 ἱκανὸν τῷ τοιούτῳ ἡ ἐπιτιμία αὕτη ἡ ὑπὸ τῶν πλειόνων· | | 6 bDen zodanige is deze bestraffing genoeg, die van velen geschied is; b 1 Kor. 5:3. b 1 Kor. 5:3 Doch ik, als wel met het lichaam afwezend, maar tegenwoordig zijnde met den geest, heb alrede, alsof ik tegenwoordig ware, dengene die dat alzo bedreven heeft, besloten, |
7 ὥστε τοὐναντίον μᾶλλον ὑμᾶς χαρίσασθαι καὶ παρακαλέσαι, μή πως τῇ περισσοτέρᾳ λύπῃ καταποθῇ ὁ τοιοῦτος. | | 7 Alzo dat gij daarentegen hem liever moet
vergeven en vertroosten, opdat de zodanige door al te overvloedige droefheid niet enigszins worde verslonden. |
8 διὸ παρακαλῶ ὑμᾶς κυρῶσαι εἰς αὐτὸν ἀγάπην. | | 8 Daarom bid ik u dat gij de liefde aan hem bevestigt. |
9 εἰς τοῦτο γὰρ καὶ ἔγραψα, ἵνα γνῶ τὴν δοκιμὴν ὑμῶν, εἰ εἰς πάντα ὑπήκοοί ἐστε. | | 9 Want daartoe heb ik ook geschreven, opdat ik uw beproeving mocht verstaan, of gij in alles gehoorzaam zijt. |
10 ᾧ δέ τι χαρίζεσθε, καὶ ἐγώ· καὶ γὰρ ἐγὼ εἴ τι κεχάρισμαι, ᾧ κεχάρισμαι, δι’ ὑμᾶς ἐν προσώπῳ Χριστοῦ, ἵνα μὴ πλεονεκτηθῶμεν ὑπὸ τοῦ Σατανᾶ· | | 10 Dien gij nu iets vergeeft, dien vergeef ik ook; want zo ik ook iets vergeven heb, dien ik vergeven heb, heb ik het vergeven
om uwentwil, voor het aangezicht van Christus, opdat de satan over ons geen voordeel krijge. |
11 οὐ γὰρ αὐτοῦ τὰ νοήματα ἀγνοοῦμεν. | | 11 Want zijn gedachten zijn ons niet onbekend. |
| | De aard van Paulus’ prediking |
12 Ἐλθὼν δὲ εἰς τὴν Τρωάδα εἰς τὸ εὐαγγέλιον τοῦ Χριστοῦ, καὶ θύρας μοι ἀνεῳγμένης ἐν Κυρίῳ, οὐκ ἔσχηκα ἄνεσιν τῷ πνεύματί μου, τῷ μὴ εὑρεῖν με Τίτον τὸν ἀδελφόν μου· | | 12 Voorts, cals ik te Tróas kwam om het Evangelie van Christus te prediken, en als mij een deur geopend was in den Heere, zo heb ik geen rust gehad voor mijn geest, omdat ik Titus, mijn broeder, niet vond; c Hand. 16:8. c Hand. 16:8 En zij, Mysië voorbijgereisd zijnde, kwamen af tot Tróas. |
13 ἀλλὰ ἀποταξάμενος αὐτοῖς ἐξῆλθον εἰς Μακεδονίαν. | | 13 Maar afscheid van hen genomen hebbende, vertrok ik naar Macedónië. |
14 τῷ δὲ Θεῷ χάρις τῷ πάντοτε θριαμβεύοντι ἡμᾶς ἐν τῷ Χριστῷ, καὶ τὴν ὀσμὴν τῆς γνώσεως αὐτοῦ φανεροῦντι δι’ ἡμῶν ἐν παντὶ τόπῳ. | | 14 En Gode zij dank, Die ons allen tijd doet triomferen in Christus, den den reuk Zijner kennis door ons openbaar maakt in alle plaatsen. d Kol. 1:27. d Kol. 1:27 Aan wie God heeft willen bekendmaken, welke zij de rijkdom der heerlijkheid dezer verborgenheid onder de heidenen, welke is Christus onder u, de Hoop der heerlijkheid; |
15 ὅτι Χριστοῦ εὐωδία ἐσμὲν τῷ Θεῷ ἐν τοῖς σωζομένοις καὶ ἐν τοῖς ἀπολλυμένοις· | | 15 Want wij zijn Gode een goede reuk van Christus, in degenen die zalig worden, en in degenen die verloren gaan; |
16 οἷς μὲν ὀσμὴ θανάτου εἰς θάνατον, οἷς δὲ ὀσμὴ ζωῆς εἰς ζωήν. καὶ πρὸς ταῦτα τίς ἱκανός; | | 16 eDezen wel een reuk des doods ten dode, maar genen een reuk des levens ten leven. En wie is tot deze dingen bekwaam? e Luk. 2:34. e Luk. 2:34 En Simeon zegende henlieden en zeide tot Maria, Zijn moeder: Zie, Deze wordt gezet tot een val en opstanding van velen in Israël, en tot een teken dat wedersproken zal worden |
17 οὐ γάρ ἐσμεν ὡς οἱ πολλοί, καπηλεύοντες τὸν λόγον τοῦ Θεοῦ· ἀλλ’ ὡς ἐξ εἰλικρινείας, ἀλλ’ ὡς ἐκ Θεοῦ, κατενώπιον τοῦ Θεοῦ, ἐν Χριστῷ λαλοῦμεν. | | 17 Want wij dragen niet, gelijk velen, het Woord Gods te koop, maar als uit oprechtheid, maar als uit God, in de tegenwoordigheid Gods, spreken wij het in Christus. |