Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

2 Korinthe 12 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

2 Korinthe 12

1 De apostel, om te tonen hoe grote oorzaak hij heeft om boven anderen te roemen, verhaalt hoe hij in den derden hemel is opgetrokken geweest, en aldaar gehoord heeft hetgeen geen mens kan uitspreken. 7 Dat hem daarom tot zijn vernedering een engel satan was gegeven, die hem met vuisten sloeg. 8 Tegen welken hij God driemaal had gebeden, en antwoord bekomen dat Gods genade hem moest genoeg zijn. 10 Dat hij daarom liever roemt in zijn zwakheid en nederigheid. 11 Verontschuldigt zich dat hij wederom moet roemen van de ware merktekenen zijns apostelschaps onder hen. 12 Die zij nochtans inderdaad genoeg gewaargeworden waren. 14 Betuigt dat hij nu ten derden male tot hen zal komen, zonder hen ergens in lastig te willen vallen. 16 Gelijk anderen van hem gezonden, noch ook Titus, hun ergens in lastig zijn geweest. 20 Waarschuwt hen eindelijk dat zij de gebreken van twist, hoogmoed, hoererij, enz., onder zich beteren eer hij komt, opdat hij tot zijn leedwezen niet genoodzaakt zij, zijn apostolische macht over zodanigen te gebruiken.
  
Paulus roemt in zijn zwakheden
1 Καυχᾶσθαι δὴ οὐ συμφέρει μοι· ἐλεύσομαι γὰρ εἰς ὀπτασίας καὶ ἀποκαλύψεις Κυρίου. 1 TE roemen is mij waarlijk 1niet oorbaar; want ik zal komen tot gezichten en openbaringen 2des Heeren.
1 Of: voegt mij niet wel, namelijk omdat het roemen een schijn heeft van eigendunk. Versta dan dit: tenware ik tot handhaving mijns apostelschaps daartoe gedwongen werd. Zie hier vss. 11, 12. verwijsteksten
2 Dat is, die mij de Heere gedaan of vertoond heeft.
   
2 οἶδα ἄνθρωπον ἐν Χριστῷ πρὸ ἐτῶν δεκατεσσάρων (εἴτε ἐν σώματι, οὐκ οἶδα· εἴτε ἐκτὸς τοῦ σώματος, οὐκ οἶδα· ὁ Θεὸς οἶδεν), ἁρπαγέντα τὸν τοιοῦτον ἕως τρίτου οὐρανοῦ. 2 aIk ken een mens 3in Christus, voor veertien jaren (4of het geschied is in het lichaam, weet ik niet, of buiten het lichaam, weet ik niet, God weet het), dat de zodanige opgetrokken is geweest 5tot in den derden hemel.
a Hand. 9:3; 22:17. 1 Kor. 15:8. verwijsteksten
3 Dat is, die in Christus is, of een Christen. Alzo spreekt hij van zichzelven in den derden persoon, tot een teken van nederigheid, alsof het een zaak ware die buiten hem ware. Anderen nemen dit woord in Christus voor bij Christus, voor een vorm van eed, gelijk vers 19. Rom. 9:1. verwijsteksten
4 Dat is, of het alleen door een vertrekking van zinnen mij is vertoond in mijn geest, of dat mijn geest voor een tijd uit mijn lichaam in den hemel is opgebracht om zulks te zien en te horen, weet ik niet. Anderen nemen het alzo: Of ik met lichaam en ziel in den hemel ben opgeheven of met de ziel alleen, dat weet ik niet.
5 Dat is, in de woonplaats der engelen en heilige zielen, die hij vers 4 het paradijs noemt, bij gelijkenis genomen van het aardse paradijs. Zie Luk. 23:43. Openb. 2:7. De oorzaak waarom dit de derde hemel genaamd wordt, is omdat de lucht de eerste hemel gerekend wordt, de zichtbare hemelen waarin de sterren zijn, de tweede, en de hemel boven al die hemelen de derde. Zie 1 Kon. 8:27. verwijsteksten
   
3 καὶ οἶδα τὸν τοιοῦτον ἄνθρωπον (εἴτε ἐν σώματι, εἴτε ἐκτὸς τοῦ σώματος, οὐκ οἶδα· ὁ Θεὸς οἶδεν), 3 En ik ken een zodanig mens (of het in het lichaam of buiten het lichaam geschied is, weet ik niet, God weet het),
4 ὅτι ἡρπάγη εἰς τὸν παράδεισον, καὶ ἤκουσεν ἄρρητα ῥήματα, ἃ οὐκ ἐξὸν ἀνθρώπῳ λαλῆσαι. 4 Dat hij opgetrokken is geweest in het 6paradijs, en gehoord heeft onuitsprekelijke woorden, die het een mens 7niet geoorloofd is te spreken.
6 Zie vers 2. verwijsteksten
7 Of: niet kan uitspreken, namelijk omdat zij het begrip des mensen in dit leven te boven gaan; of omdat God zulks niet heeft gewild, alzo deze dingen Paulus alleen gediend hebben om hem te sterken tegen al de zwarigheden, die hem in zijn dienst bejegenden. Anders heeft Paulus den gansen raad Gods van de zaligheid der mensen aan de gemeenten geopenbaard. Zie Hand. 20:27. verwijsteksten
   
5 ὑπὲρ τοῦ τοιούτου καυχήσομαι· ὑπὲρ δὲ ἐμαυτοῦ οὐ καυχήσομαι, εἰ μὴ ἐν ταῖς ἀσθενείαις μου· 5 Van den zodanige zal ik roemen, doch van mijzelven zal ik niet roemen, dan 8in mijn zwakheden.
8 Dat is, in mijn zwarigheden en verdrukkingen die mij overkomen zijn, gelijk vers 9 en 2 Kor. 11:23, enz., verklaard wordt. verwijsteksten
   
6 ἐὰν γὰρ θελήσω καυχήσασθαι, οὐκ ἔσομαι ἄφρων· ἀλήθειαν γὰρ ἐρῶ· φείδομαι δέ, μή τις εἰς ἐμὲ λογίσηται ὑπὲρ ὃ βλέπει με, ἢ ἀκούει τι ἐξ ἐμοῦ. 6 Want zo ik roemen wil, ik zal niet onwijs zijn, want ik zal de waarheid zeggen; maar ik houd daarvan af, opdat niemand van mij denke boven hetgeen hij ziet dat ik ben, of dat hij uit mij hoort.
7 καὶ τῇ ὑπερβολῇ τῶν ἀποκαλύψεων ἵνα μὴ ὑπεραίρωμαι, ἐδόθη μοι σκόλοψ τῇ σαρκί, ἄγγελος Σατᾶν ἵνα με κολαφίζῃ, ἵνα μὴ ὑπεραίρωμαι. 7 En opdat ik mij door de uitnemendheid der openbaringen niet zou verheffen, zo is mij gegeven 9een scherpe doorn in het vlees, namelijk een 10engel des satans, bdat hij mij 11met vuisten slaan zou, opdat ik mij niet zou verheffen.
9 Gr. scolops, welk woord betekent een scherpen paal of stekeligen splinter of doornachtig hout, dat iemand in de benen of in het vlees steekt, wanneer men door de boomgaarden of bosschages gaat. Het betekent ook somtijds een voetangel, die den paarden of mensen in hun gang wordt voorgeworpen, om hen te verhinderen of vertragen. Beide betekenissen passen wel op Paulus’ rede. Zie Num. 33:55. Ez. 28:24. verwijsteksten
10 Of: een engel satan, die namelijk een instrument is geweest, dat hem deze kwelling tot zijn vernedering aangedaan heeft, gelijk in het voorbeeld van Job te zien is.
b Job 2:6. verwijsteksten
11 Of: kinnebakslagen geven zou, dat is, versmaadheid en kwelling aandoen. Wat dit nu voor een kwelling geweest is, drukt de apostel niet uit. Sommigen menen dat het de vervolgingen en verdrukkingen zelve zijn geweest; anderen enige pijnen en benauwdheden des lichaams, die hem somwijlen aankwamen; anderen dat het zijn geweest kwellingen en aanvechtingen der ziel. Doch alles is onzeker; dit blijkt alleen uit vss. 9 en 10 dat het enige bijzondere zwakheden geweest zijn der ziel of des lichaams. verwijsteksten
   
8 ὑπὲρ τούτου τρὶς τὸν Κύριον παρεκάλεσα, ἵνα ἀποστῇ ἀπ’ ἐμοῦ. 8 Hierover heb ik den Heere 12driemaal gebeden, opdat hij van mij zou wijken.
12 Dat is, meermalen.
   
9 καὶ εἴρηκέ μοι, Ἀρκεῖ σοι ἡ χάρις μου· ἡ γὰρ δύναμίς μου ἐν ἀσθενείᾳ τελειοῦται. ἥδιστα οὖν μᾶλλον καυχήσομαι ἐν ταῖς ἀσθενείαις μου, ἵνα ἐπισκηνώσῃ ἐπ’ ἐμὲ ἡ δύναμις τοῦ Χριστοῦ. 9 En Hij heeft tot mij gezegd: 13Mijn genade is u genoeg; want Mijn kracht wordt in zwakheid 14volbracht. Zo zal ik dan veel liever roemen in mijn zwakheden, opdat de kracht van Christus in mij 15wone.
13 Namelijk waardoor Ik u tegen deze zwakheden alzo sterk, dat gij die overwint. Zie 1 Kor. 10:13. verwijsteksten
14 Dat is, ten einde gebracht, of: bewezen volmaakt te zijn, gelijk Jak. 2:22. verwijsteksten
15 Of: over mij wone. Het Griekse woord betekent iets bewonen of omschaduwen als een loofhut of tabernakel.
   
10 διὸ εὐδοκῶ ἐν ἀσθενείαις, ἐν ὕβρεσιν, ἐν ἀνάγκαις, ἐν διωγμοῖς, ἐν στενοχωρίαις, ὑπὲρ Χριστοῦ· ὅταν γὰρ ἀσθενῶ, τότε δυνατός εἰμι. 10 Daarom heb ik een welbehagen in zwakheden, in smaadheden, in noden, in vervolgingen, in benauwdheden, om Christus’ wil; want 16als ik zwak ben, dan ben ik 17machtig.
16 Namelijk in mijzelven, door al zulke benauwdheden en kwellingen.
17 Namelijk door God, Die mij in het midden derzelve sterkt en troost.
  
Niet gerust over de gemeente
11 Γέγονα ἄφρων καυχώμενος· ὑμεῖς με ἠναγκάσατε· ἐγὼ γὰρ ὤφειλον ὑφ’ ὑμῶν συνίστασθαι· οὐδὲν γὰρ ὑστέρησα τῶν ὑπὲρ λίαν ἀποστόλων, εἰ καὶ οὐδέν εἰμι. 11 Ik ben roemende onwijs geworden; gij hebt mij genoodzaakt; want ik behoorde van u geprezen te zijn; cwant ik ben in geen ding 18minder geweest dan de uitnemendste apostelen, hoewel ik 19niets ben.
c 1 Kor. 15:10. verwijsteksten
18 Namelijk door de genade Gods, Die mij geleid en bijgestaan heeft, 1 Kor. 15:10. verwijsteksten
19 Namelijk van mijzelven, 1 Kor. 3:7. verwijsteksten
   
12 τὰ μὲν σημεῖα τοῦ ἀποστόλου κατειργάσθη ἐν ὑμῖν ἐν πάσῃ ὑπομονῇ, ἐν σημείοις καὶ τέρασι καὶ δυνάμεσι. 12 dDe 20merktekenen van een apostel zijn onder u 21betoond in alle lijdzaamheid, 22met tekenen en wonderen en krachten.
d 1 Kor. 9:2. verwijsteksten
20 Namelijk waaraan een rechte apostel van Christus wordt gekend.
21 Gr. uitgewrocht.
22 Gr. in.
   
13 τί γάρ ἐστιν ὃ ἡττήθητε ὑπὲρ τὰς λοιπὰς ἐκκλησίας, εἰ μὴ ὅτι αὐτὸς ἐγὼ οὐ κατενάρκησα ὑμῶν; χαρίσασθέ μοι τὴν ἀδικίαν ταύτην. 13 Want wat is er waarin gij minder geweest zijt dan 23de andere gemeenten, eanders dan dat ik zelf u 24niet lastig ben geweest? 25Vergeeft mij dit ongelijk.
23 Namelijk die van andere apostelen zijn geplant en gesticht, met welke hij zichzelven hier vergelijkt.
e 1 Kor. 9:12. 2 Kor. 11:9. verwijsteksten
24 Namelijk van onderhoud van u te nemen voor mij en degenen die met mij waren.
25 Een scherpe berisping door een wijze van spreken waarvan zie 2 Kor. 11:19. Of: deze ongerechtigheid. verwijsteksten
   
14 Ἰδού, τρίτον ἑτοίμως ἔχω ἐλθεῖν πρὸς ὑμᾶς, καὶ οὐ καταναρκήσω ὑμῶν· οὐ γὰρ ζητῶ τὰ ὑμῶν, ἀλλ’ ὑμᾶς· οὐ γὰρ ὀφείλει τὰ τέκνα τοῖς γονεῦσι θησαυρίζειν, ἀλλ’ οἱ γονεῖς τοῖς τέκνοις. 14 Zie, ik ben 26ten derden male gereed om tot u te komen, en zal u niet lastig zijn; fwant ik zoek 27niet het uwe, maar u. Want de kinderen moeten niet schatten vergaderen voor de ouders, maar de ouders voor de kinderen.
26 Zie hiervan 2 Kor. 13:1. verwijsteksten
f Hand. 20:33. verwijsteksten
27 Dat is, niet uw goederen, maar uw zaligheid.
   
15 ἐγὼ δὲ ἥδιστα δαπανήσω καὶ ἐκδαπανηθήσομαι ὑπὲρ τῶν ψυχῶν ὑμῶν, εἰ καὶ περισσοτέρως ὑμᾶς ἀγαπῶν, ἧττον ἀγαπῶμαι. 15 En ik zal zeer gaarne 28de kosten doen, en 29voor uw zielen ten koste gegeven worden; hoewel ik, u govervloediger beminnende, minder bemind word.
28 Namelijk om mij en de mijnen onder u te onderhouden.
29 Dat is, voor de zaligheid uwer zielen ook mijn leven in gevaar geven.
g 2 Kor. 6:12. verwijsteksten
   
16 ἔστω δέ, ἐγὼ οὐ κατεβάρησα ὑμᾶς· ἀλλ’ ὑπάρχων πανοῦργος, δόλῳ ὑμᾶς ἔλαβον. 16 Doch het zij zo, ik heb u niet bezwaard; maar 30alzo ik listig was, heb ik u met bedrog 31gevangen.
30 Dit is een lastering der valse apostelen, welker woorden hij aanhaalt en daarna wederlegt.
31 Of: ingenomen, dat is, alzo met een zoeten toom tot mij gebracht, om daarna mijn voordeel met u te doen.
   
17 μή τινα ὧν ἀπέσταλκα πρὸς ὑμᾶς, δι’ αὐτοῦ ἐπλεονέκτησα ὑμᾶς; 17 Heb ik door iemand dergenen die ik tot u gezonden heb, 32van u mijn voordeel gezocht?
32 Of: u iets afgedrongen, door gierigheid iets afgeperst, gelijk het Griekse woord medebrengt; alzo ook in het volgende vers.
   
18 παρεκάλεσα Τίτον, καὶ συναπέστειλα τὸν ἀδελφόν· μή τι ἐπλεονέκτησεν ὑμᾶς Τίτος; οὐ τῷ αὐτῷ Πνεύματι περιεπατήσαμεν; οὐ τοῖς αὐτοῖς ἴχνεσι; 18 Ik heb Titus gebeden, en den broeder medegezonden; heeft ook Titus van u zijn voordeel gezocht? Hebben wij niet 33in denzelfden Geest gewandeld? Hebben wij niet gewandeld in dezelfde voetstappen?
33 Dat is, zijn wij niet door denzelfden Geest Gods in onzen handel en wandel onder u geleid geweest?
   
19 Πάλιν δοκεῖτε ὅτι ὑμῖν ἀπολογούμεθα; κατενώπιον τοῦ Θεοῦ ἐν Χριστῷ λαλοῦμεν· τὰ δὲ πάντα, ἀγαπητοί, ὑπὲρ τῆς ὑμῶν οἰκοδομῆς. 19 Meent gij wederom dat wij ons bij u 34verontschuldigen? Wij spreken in de tegenwoordigheid Gods 35in Christus; en dit alles, geliefden, tot uw stichting.
34 Namelijk om onze zaken alleen bij u schoon te maken, en niet veelmeer om uwentwil, om u in de aangenomen waarheid te bevestigen.
35 Zie hiervoor de aant. op vers 2. verwijsteksten
   
20 φοβοῦμαι γάρ, μή πως ἐλθὼν οὐχ οἵους θέλω εὕρω ὑμᾶς, κἀγὼ εὑρεθῶ ὑμῖν οἷον οὐ θέλετε· μή πως ἔρεις, ζῆλοι, θυμοί, ἐριθεῖαι, καταλαλιαί, ψιθυρισμοί, φυσιώσεις, ἀκαταστασίαι· 20 Want ik vrees dat als ik gekomen zal zijn, ik u niet enigszins zal vinden 36zodanigen als ik wil, en dat ik van u zal gevonden worden zodanig 37als gij niet wilt; dat er niet enigszins zijn twisten, nijdigheden, toorn, gekijf, achterklap, oorblazingen, opgeblazenheden, 38beroerten;
36 Dat is, velen onder u in dezelve gebreken zorgelooslijk voortgaande, gelijk in het einde van dit vers verklaard wordt.
37 Dat is, scherper in het oefenen der kerkelijke straf dan gij tot nog toe ervaren hebt.
38 Of: oproer, ontroeringen.
   
21 μὴ πάλιν ἐλθόντα με ταπεινώσῃ ὁ Θεός μου πρὸς ὑμᾶς, καὶ πενθήσω πολλοὺς τῶν προημαρτηκότων, καὶ μὴ μετανοησάντων ἐπὶ τῇ ἀκαθαρσίᾳ καὶ πορνείᾳ καὶ ἀσελγείᾳ ᾗ ἔπραξαν. 21 Opdat wederom, als ik zal gekomen zijn, mijn God 39mij niet vernedere bij u, en ik rouw hebbe over velen die 40tevoren gezondigd hebben, en die zich niet bekeerd zullen hebben van de onreinheid en hoererij en 41ontuchtigheid, die zij gedaan hebben.
39 Dit zegt de apostel, omdat er niets was dat hem meer verhoogde en verblijdde, dan dat zijn arbeid zijn behoorlijke vruchten onder hen had; en dat hem niets meer vernederde en bedroefde, dan wanneer door zonden en ergernissen zijn arbeid scheen afbreuk te lijden. Zie 1 Thess. 2:19, 20. verwijsteksten
40 Namelijk waarvan hij in den voorgaanden brief had geschreven.
41 Of: geilheid, dartelheid, wulpsheid.

Einde 2 Korinthe 12