Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

2 Korinthe 11 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

2 Korinthe 11

 De valse apostelen
1 Ὄφελον *ἀνείχεσθέ μου μικρὸν **τι τῆς ἀφροσύνης· ἀλλὰ καὶ ἀνέχεσθέ μου.
* ἀνείχεσθέ St, B-edd, Sc, M | ἠνείχεσθέ B-edd, Elz
** τι τῆς ἀφροσύνης B, Elz | τῇ ἀφροσύνῃ St, Sc, M
1 OCH, of gij mij een weinig verdroegt in de onwijsheid; ja ook, verdraagt mij.
2 ζηλῶ γὰρ ὑμᾶς Θεοῦ ζήλῳ· ἡρμοσάμην γὰρ ὑμᾶς ἑνὶ ἀνδρὶ παρθένον ἁγνὴν παραστῆσαι τῷ Χριστῷ. 2 Want ik ben ijverig over u met een ijver Gods; want ik heb ulieden toebereid om au als een reine maagd aan één Man voor te stellen, namelijk aan Christus. a Lev. 21:13. verwijsteksten
3 φοβοῦμαι δὲ μή πως ὡς ὁ ὄφις Εὔαν ἐξηπάτησεν ἐν τῇ πανουργίᾳ αὐτοῦ, οὕτω φθαρῇ τὰ νοήματα ὑμῶν ἀπὸ τῆς ἁπλότητος τῆς εἰς τὸν Χριστόν. 3 Doch ik vrees dat niet enigszins, bgelijk de slang Eva door haar arglistigheid bedrogen heeft, alzo uw zinnen bedorven worden, om af te wijken van de eenvoudigheid die in Christus is. b Gen. 3:4. Joh. 8:44. verwijsteksten
4 εἰ μὲν γὰρ ὁ ἐρχόμενος ἄλλον Ἰησοῦν κηρύσσει ὃν οὐκ ἐκηρύξαμεν, ἢ πνεῦμα ἕτερον λαμβάνετε ὃ οὐκ ἐλάβετε, ἢ εὐαγγέλιον ἕτερον ὃ οὐκ ἐδέξασθε, καλῶς ἠνείχεσθε. 4 cWant indien degene die komt, een anderen Jezus predikte, dien wij niet gepredikt hebben, of indien gij een anderen geest ontvingt, dien gij niet hebt ontvangen, of een ander evangelie, dat gij niet hebt aangenomen, zo verdroegt gij hem met recht. c Gal. 1:8. verwijsteksten
5 λογίζομαι γὰρ μηδὲν ὑστερηκέναι τῶν ὑπὲρ λίαν ἀποστόλων. 5 Want ik acht dat ik nergens minder in ben geweest dan de uitnemendste apostelen.
6 εἰ δὲ καὶ ἰδιώτης τῷ λόγῳ, ἀλλ’ οὐ τῇ γνώσει· ἀλλ’ ἐν παντὶ φανερωθέντες ἐν πᾶσιν εἰς ὑμᾶς. 6 En indien ik ook slecht ben in woorden, nochtans ben ik het niet in wetenschap; maar alleszins zijn wij in alle dingen onder u openbaar geworden.
7 ἢ ἁμαρτίαν ἐποίησα ἐμαυτὸν ταπεινῶν ἵνα ὑμεῖς ὑψωθῆτε, ὅτι δωρεὰν τὸ τοῦ Θεοῦ εὐαγγέλιον εὐηγγελισάμην ὑμῖν; 7 Heb ik zonde gedaan, als ik mijzelven vernederd heb opdat gij zoudt verhoogd worden, overmits ik u het Evangelie Gods dom niet verkondigd heb? d 1 Kor. 9:12. verwijsteksten
8 ἄλλας ἐκκλησίας ἐσύλησα, λαβὼν ὀψώνιον πρὸς τὴν ὑμῶν διακονίαν· 8 Ik heb andere gemeenten beroofd, bezoldiging van haar nemende om u te bedienen; en als ik bij u tegenwoordig was en gebrek had, eben ik niemand lastig gevallen. e Hand. 20:33. 2 Kor. 12:13. 1 Thess. 2:9. 2 Thess. 3:8. verwijsteksten
9 καὶ παρὼν πρὸς ὑμᾶς καὶ ὑστερηθείς, οὐ κατενάρκησα οὐδενός· τὸ γὰρ ὑστέρημά μου προσανεπλήρωσαν οἱ ἀδελφοί, ἐλθόντες ἀπὸ Μακεδονίας· καὶ ἐν παντὶ ἀβαρῆ ὑμῖν ἐμαυτὸν ἐτήρησα καὶ τηρήσω. 9 fWant mijn gebrek hebben de broeders vervuld die van Macedónië kwamen; en ik heb mijzelven in alles gehouden zonder u te bezwaren, en zal mij nog alzo houden. f Filipp. 4:15. verwijsteksten
10 ἔστιν ἀλήθεια Χριστοῦ ἐν ἐμοί, ὅτι ἡ καύχησις αὕτη οὐ *φραγήσεται εἰς ἐμὲ ἐν τοῖς κλίμασι τῆς Ἀχαΐας.
* φραγήσεται B, Elz, Sc, M | φραγίσεται St
10 De waarheid van Christus is in mij, dat deze roem in de gewesten van Acháje aan mij niet zal verhinderd worden.
11 διατί; ὅτι οὐκ ἀγαπῶ ὑμᾶς; ὁ Θεὸς οἶδεν. 11 Waarom? Is het omdat ik u niet liefheb? God weet het.
12 ὃ δὲ ποιῶ, καὶ ποιήσω, ἵνα ἐκκόψω τὴν ἀφορμὴν τῶν θελόντων ἀφορμήν, ἵνα ἐν ᾧ καυχῶνται, εὑρεθῶσι καθὼς καὶ ἡμεῖς. 12 Maar wat ik doe, dat zal ik nog doen, om de oorzaak af te snijden dengenen die oorzaak hebben willen, opdat zij in hetgeen zij roemen, bevonden mochten worden gelijk als wij.
13 οἱ γὰρ τοιοῦτοι ψευδαπόστολοι, ἐργάται δόλιοι, μετασχηματιζόμενοι εἰς ἀποστόλους Χριστοῦ. 13 Want zulke valse apostelen zijn bedrieglijke arbeiders, zich veranderende in apostelen van Christus.
14 καὶ οὐ θαυμαστόν· αὐτὸς γὰρ ὁ Σατανᾶς μετασχηματίζεται εἰς ἄγγελον φωτός. 14 En het is geen wonder; want de satan zelf verandert zich in een engel des lichts.
15 οὐ μέγα οὖν εἰ καὶ οἱ διάκονοι αὐτοῦ μετασχηματίζονται ὡς διάκονοι δικαιοσύνης, ὧν τὸ τέλος ἔσται κατὰ τὰ ἔργα αὐτῶν. 15 Zo is het dan niets groots, indien ook zijn dienaars zich veranderen als waren zij dienaars der gerechtigheid; van welke het einde zal zijn naar hun werken.
  
Stof tot roemen
16 Πάλιν λέγω, μή τίς με δόξῃ ἄφρονα εἶναι· εἰ δὲ μή γε, κἂν ὡς ἄφρονα δέξασθέ με, ἵνα μικρόν τι κἀγὼ καυχήσωμαι. 16 Ik zeg wederom, dat niemand mene dat ik onwijs ben; doch zo niet, neemt mij dan aan als een onwijze, opdat ik ook een weinig moge roemen.
17 ὃ λαλῶ, οὐ λαλῶ κατὰ Κύριον, ἀλλ’ ὡς ἐν ἀφροσύνῃ, ἐν ταύτῃ τῇ ὑποστάσει τῆς καυχήσεως. 17 Wat ik spreek, spreek ik niet naar den Heere, maar als in onwijsheid, in dezen vasten grond der roeming.
18 ἐπεὶ πολλοὶ καυχῶνται κατὰ τὴν σάρκα, κἀγὼ καυχήσομαι. 18 gDewijl velen roemen naar het vlees, zo zal ik ook roemen. g 2 Kor. 10:13; 12:5, 6. verwijsteksten
19 ἡδέως γὰρ ἀνέχεσθε τῶν ἀφρόνων, φρόνιμοι ὄντες. 19 Want gij verdraagt gaarne de onwijzen, dewijl gij wijs zijt.
20 ἀνέχεσθε γάρ, εἴ τις ὑμᾶς καταδουλοῖ, εἴ τις κατεσθίει, εἴ τις λαμβάνει, εἴ τις ἐπαίρεται, εἴ τις ὑμᾶς εἰς πρόσωπον δέρει. 20 Want gij verdraagt het zo u iemand dienstbaar maakt, zo u iemand opeet, zo iemand van u neemt, zo zich iemand verheft, zo u iemand in het aangezicht slaat.
21 κατὰ ἀτιμίαν λέγω, ὡς ὅτι ἡμεῖς ἠσθενήσαμεν· ἐν ᾧ δ’ ἄν τις τολμᾷ (ἐν ἀφροσύνῃ λέγω), τολμῶ κἀγώ. 21 Ik zeg dit naar oneer, gelijk of wij zwak waren geweest; hmaar waarin iemand stout is (ik spreek in onwijsheid), daarin ben ik ook stout. h Filipp. 3:4. verwijsteksten
22 Ἑβραῖοί εἰσι; κἀγώ· Ἰσραηλῖταί εἰσι; κἀγώ· σπέρμα Ἀβραάμ εἰσι; κἀγώ· 22 Zijn zij Hebreeën? iIk ook. Zijn zij Israëlieten? Ik ook. Zijn zij het zaad Abrahams? Ik ook. i Hand. 22:3. verwijsteksten
23 διάκονοι Χριστοῦ εἰσι; (παραφρονῶν λαλῶ) ὑπὲρ ἐγώ· ἐν κόποις περισσοτέρως, ἐν πληγαῖς ὑπερβαλλόντως, ἐν φυλακαῖς περισσοτέρως, ἐν θανάτοις πολλάκις. 23 Zijn zij dienaars van Christus? (Ik spreek onwijs zijnde) kik ben boven hen: lin arbeid overvloediger, in slagen uitnemender, in gevangenissen overvloediger, in doodsgevaar menigmaal. k 1 Kor. 15:10. l Hand. 9:16; 21:11. 2 Kor. 6:4. verwijsteksten
24 ὑπὸ Ἰουδαίων πεντάκις τεσσαράκοντα παρὰ μίαν ἔλαβον. 24 Van de Joden heb ik mveertig slagen min één, vijfmaal ontvangen. m Deut. 25:3. verwijsteksten
25 τρὶς ἐρραβδίσθην, ἅπαξ ἐλιθάσθην, τρὶς ἐναυάγησα, νυχθήμερον ἐν τῷ βυθῷ πεποίηκα· 25 nDriemaal ben ik met roeden gegeseld geweest, oeens ben ik gestenigd, pdriemaal heb ik schipbreuk geleden, een gansen nacht en dag heb ik in de diepte overgebracht. n Hand. 16:22. o Hand. 14:19. p Hand. 27:9, 41. verwijsteksten
26 ὁδοιπορίαις πολλάκις, κινδύνοις ποταμῶν, κινδύνοις λῃστῶν, κινδύνοις ἐκ γένους, κινδύνοις ἐξ ἐθνῶν, κινδύνοις ἐν πόλει, κινδύνοις ἐν ἐρημίᾳ, κινδύνοις ἐν θαλάσσῃ, κινδύνοις ἐν ψευδαδέλφοις· 26 In het reizen menigmaal, in gevaren van rivieren, in gevaren van moordenaars, in gevaren van mijn geslacht, in gevaren van de heidenen, in gevaren in de stad, in gevaren in de woestijn, in gevaren op de zee, in gevaren onder de valse broeders;
27 ἐν κόπῳ καὶ μόχθῳ, ἐν ἀγρυπνίαις πολλάκις, ἐν λιμῷ καὶ δίψει, ἐν νηστείαις πολλάκις, ἐν ψύχει καὶ γυμνότητι. 27 In arbeid en moeite, in waken menigmaal, in honger en dorst, in vasten menigmaal, in koude en naaktheid.
28 χωρὶς τῶν παρεκτός, ἡ ἐπισύστασίς μου ἡ καθ’ ἡμέραν, ἡ μέριμνα πασῶν τῶν ἐκκλησιῶν. 28 Zonder de dingen die vanbuiten zijn, overvalt mij dagelijks qde zorg van al de gemeenten. q Hand. 20:18. verwijsteksten
29 τίς ἀσθενεῖ, καὶ οὐκ ἀσθενῶ; τίς σκανδαλίζεται, καὶ οὐκ ἐγὼ πυροῦμαι; 29 rWie is er zwak, dat ik niet zwak ben? Wie wordt er geërgerd, dat ik niet brande? r 1 Kor. 8:13. verwijsteksten
30 εἰ καυχᾶσθαι δεῖ, τὰ τῆς ἀσθενείας μου καυχήσομαι. 30 Indien men moet roemen, zo zal ik roemen de dingen mijner zwakheid.
31 ὁ Θεὸς καὶ Πατὴρ τοῦ Κυρίου ἡμῶν Ἰησοῦ Χριστοῦ οἶδεν, ὁ ὢν εὐλογητὸς εἰς τοὺς αἰῶνας, ὅτι οὐ ψεύδομαι. 31 sDe God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, Die geprezen is in der eeuwigheid, weet dat ik niet lieg. s Rom. 1:9; 9:1. 2 Kor. 1:23. Gal. 1:20. Filipp. 1:8. 1 Thess. 2:5. verwijsteksten
32 ἐν Δαμασκῷ ὁ ἐθνάρχης Ἀρέτα τοῦ βασιλέως ἐφρούρει τὴν Δαμασκηνῶν πόλιν, πιάσαι με θέλων· 32 De stadhouder tvan den koning Arétas in Damascus bezette de stad der Damascenen, willende mij vangen; t Hand. 9:24. verwijsteksten
33 καὶ διὰ θυρίδος ἐν σαργάνῃ ἐχαλάσθην διὰ τοῦ τείχους, καὶ ἐξέφυγον τὰς χεῖρας αὐτοῦ. 33 En ik werd door een venster in een mand over den muur nedergelaten, en ontvlood zijn handen.

Einde 2 Korinthe 11