Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

1 Korinthe 10 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

1 Korinthe 10

 Israël als waarschuwing
1 Οὐ θέλω δὲ ὑμᾶς ἀγνοεῖν, ἀδελφοί, ὅτι οἱ πατέρες ἡμῶν πάντες ὑπὸ τὴν νεφέλην ἦσαν, καὶ πάντες διὰ τῆς θαλάσσης διῆλθον, 1 EN ik wil niet, broeders, dat gij onwetende zijt adat onze vaders allen onder de wolk waren, en ballen door de zee doorgegaan zijn, a Ex. 13:21. Num. 9:18. Deut. 1:33. Neh. 9:12, 19. Ps. 78:14; 105:39. b Ex. 14:22. Joz. 4:23. Ps. 78:13. verwijsteksten
2 καὶ πάντες εἰς τὸν Μωσῆν ἐβαπτίσαντο ἐν τῇ νεφέλῃ καὶ ἐν τῇ θαλάσσῃ, 2 En allen in Mozes gedoopt zijn in de wolk en in de zee,
3 καὶ πάντες τὸ αὐτὸ βρῶμα πνευματικὸν ἔφαγον, 3 cEn allen dezelfde geestelijke spijze gegeten hebben, c Ex. 16:15. verwijsteksten
4 καὶ πάντες τὸ αὐτὸ πόμα πνευματικὸν ἔπιον· ἔπινον γὰρ ἐκ πνευματικῆς ἀκολουθούσης πέτρας· ἡ δὲ πέτρα ἦν ὁ Χριστός. 4 dEn allen denzelfden geestelijken drank gedronken hebben; want zij dronken uit de geestelijke steenrots die volgde; en de steenrots was Christus. d Ex. 17:6. Num. 20:11. Ps. 78:15. verwijsteksten
5 ἀλλ’ οὐκ ἐν τοῖς πλείοσιν αὐτῶν εὐδόκησεν ὁ Θεός· κατεστρώθησαν γὰρ ἐν τῇ ἐρήμῳ. 5 Maar in het meerderdeel van hen heeft God geen welgevallen gehad; ewant zij zijn in de woestijn ternedergeslagen. e Num. 26:65. verwijsteksten
6 ταῦτα δὲ τύποι ἡμῶν ἐγενήθησαν, εἰς τὸ μὴ εἶναι ἡμᾶς ἐπιθυμητὰς κακῶν, καθὼς κἀκεῖνοι ἐπεθύμησαν. 6 En deze dingen zijn geschied ons tot voorbeelden, opdat wij geen lust tot het kwaad zouden hebben, gelijkerwijs als fzij lust gehad hebben. f Num. 11:4, 33. Ps. 106:14. verwijsteksten
7 μηδὲ εἰδωλολάτραι γίνεσθε, καθώς τινες αὐτῶν· ὡς γέγραπται, Ἐκάθισεν ὁ λαὸς φαγεῖν καὶ πιεῖν, καὶ ἀνέστησαν παίζειν. 7 En wordt geen afgodendienaars, gelijkerwijs als sommigen van hen, gelijk geschreven staat: gHet volk zat neder om te eten en om te drinken, en zij stonden op om te spelen. g Ex. 32:6. verwijsteksten
8 μηδὲ πορνεύωμεν, καθώς τινες αὐτῶν ἐπόρνευσαν, καὶ ἔπεσον ἐν μιᾷ ἡμέρᾳ εἰκοσιτρεῖς χιλιάδες. 8 En laat ons niet hoereren, hgelijk sommigen van hen gehoereerd hebben, en er vielen op één dag drie en twintig duizend. h Num. 25:1, 9. Ps. 106:29. verwijsteksten
9 μηδὲ ἐκπειράζωμεν τὸν Χριστόν, καθὼς καί τινες αὐτῶν ἐπείρασαν, καὶ ὑπὸ τῶν ὄφεων ἀπώλοντο. 9 En laat ons Christus niet verzoeken, igelijk ook sommigen van hen verzocht hebben, en werden van de slangen vernield. i Num. 21:5. Ps. 106:14. verwijsteksten
10 μηδὲ γογγύζετε, καθὼς καί τινες αὐτῶν ἐγόγγυσαν, καὶ ἀπώλοντο ὑπὸ τοῦ ὀλοθρευτοῦ. 10 En murmureert niet, kgelijk ook sommigen van hen gemurmureerd hebben, en werden vernield van den Verderver. k Ex. 16:2; 17:2. Num. 14:36. Ps. 106:25. verwijsteksten
11 ταῦτα δὲ πάντα τύποι συνέβαινον ἐκείνοις· ἐγράφη δὲ πρὸς νουθεσίαν ἡμῶν, εἰς οὓς τὰ τέλη τῶν αἰώνων κατήντησεν. 11 En deze dingen alle zijn hunlieden overkomen tot voorbeelden, len zijn beschreven tot waarschuwing van ons, mop dewelke de einden der eeuwen gekomen zijn. l Rom. 15:4. 1 Kor. 9:10. m Filipp. 4:5. Hebr. 10:25. verwijsteksten
12 ὥστε ὁ δοκῶν ἑστάναι, βλεπέτω μὴ πέσῃ. 12 Zo dan, die meent te staan, zie toe dat hij niet valle.
13 πειρασμὸς ὑμᾶς οὐκ εἴληφεν εἰ μὴ ἀνθρώπινος· πιστὸς δὲ ὁ Θεός, ὃς οὐκ ἐάσει ὑμᾶς πειρασθῆναι ὑπὲρ ὃ δύνασθε, ἀλλὰ ποιήσει σὺν τῷ πειρασμῷ καὶ τὴν ἔκβασιν, τοῦ δύνασθαι ὑμᾶς ὑπενεγκεῖν. 13 Ulieden heeft geen verzoeking bevangen dan menselijke; doch nGod is getrouw, Welke u niet zal laten verzocht worden boven hetgeen gij vermoogt, maar Hij zal met de verzoeking ook de uitkomst geven, opdat gij ze kunt verdragen. n 1 Kor. 1:8. 1 Thess. 5:24. 2 Petr. 2:9. verwijsteksten
  
Het Heilig Avondmaal
14 Διόπερ, ἀγαπητοί μου, φεύγετε ἀπὸ τῆς εἰδωλολατρείας. 14 Daarom, mijne geliefden, vliedt van den afgodendienst.
15 ὡς φρονίμοις λέγω, κρίνατε ὑμεῖς ὅ φημι. 15 Als tot verstandigen spreek ik; oordeelt gij hetgeen ik zeg.
16 τὸ ποτήριον τῆς εὐλογίας ὃ εὐλογοῦμεν, οὐχὶ κοινωνία τοῦ αἵματος τοῦ Χριστοῦ ἐστί; τὸν ἄρτον ὃν κλῶμεν, οὐχὶ κοινωνία τοῦ σώματος τοῦ Χριστοῦ ἐστίν; 16 De drinkbeker der dankzegging, dien wij dankzeggende zegenen, is die niet een gemeenschap des bloeds van Christus? Het brood dat wij breken, is dat niet een gemeenschap des lichaams van Christus?
17 ὅτι εἷς ἄρτος, ἓν σῶμα, οἱ πολλοί ἐσμεν· οἱ γὰρ πάντες ἐκ τοῦ ἑνὸς ἄρτου μετέχομεν. 17 Want één brood is het, zo zijn wij velen oéén lichaam; dewijl wij allen ééns broods deelachtig zijn. o Rom. 12:5. 1 Kor. 12:27. verwijsteksten
18 βλέπετε τὸν Ἰσραὴλ κατὰ σάρκα· οὐχὶ οἱ ἐσθίοντες τὰς θυσίας κοινωνοὶ τοῦ θυσιαστηρίου εἰσί; 18 Ziet Israël dat naar het vlees is: hebben niet degenen die de offeranden eten, gemeenschap met het altaar?
19 τί οὖν φημι; ὅτι εἴδωλόν τί ἐστιν; ἢ ὅτι εἰδωλόθυτόν τί ἐστιν; 19 Wat zeg ik dan? pDat een afgod iets is, of dat het afgodenoffer iets is? p 1 Kor. 8:4. verwijsteksten
20 ἀλλ’ ὅτι ἃ θύει τὰ ἔθνη, δαιμονίοις θύει, καὶ οὐ Θεῷ· οὐ θέλω δὲ ὑμᾶς κοινωνοὺς τῶν δαιμονίων γίνεσθαι. 20 Ja, ik zeg dat hetgeen de heidenen offeren, qzij den duivelen offeren, en niet Gode; en ik wil niet dat gij met de duivelen gemeenschap hebt. q Lev. 17:7. Deut. 32:17. verwijsteksten
21 οὐ δύνασθε ποτήριον Κυρίου πίνειν καὶ ποτήριον δαιμονίων· οὐ δύνασθε τραπέζης Κυρίου μετέχειν καὶ τραπέζης δαιμονίων. 21 Gij kunt den drinkbeker des Heeren niet drinken en den drinkbeker der duivelen; gij kunt niet deelachtig zijn der tafel des Heeren en der tafel der duivelen.
22 ἢ παραζηλοῦμεν τὸν Κύριον; μὴ ἰσχυρότεροι αὐτοῦ ἐσμέν; 22 Of tergen wij den Heere? Zijn wij sterker dan Hij?
  
Alles ter ere Gods
23 Πάντα μοι ἔξεστιν, ἀλλ’ οὐ πάντα συμφέρει. πάντα μοι ἔξεστιν, ἀλλ’ οὐ πάντα οἰκοδομεῖ. 23 rAlle dingen zijn mij geoorloofd, maar alle dingen zijn niet oorbaar; alle dingen zijn mij geoorloofd, maar alle dingen stichten niet. r 1 Kor. 6:12. verwijsteksten
24 μηδεὶς τὸ ἑαυτοῦ ζητείτω, ἀλλὰ τὸ τοῦ ἑτέρου ἕκαστος. 24 sNiemand zoeke wat zijns zelfs is; maar een iegelijk zoeke wat des anderen is. s 1 Kor. 13:5. Filipp. 2:4. verwijsteksten
25 πᾶν τὸ ἐν μακέλλῳ πωλούμενον ἐσθίετε, μηδὲν ἀνακρίνοντες διὰ τὴν συνείδησιν· 25 Eet al wat in het vleeshuis verkocht wordt, niets ondervragende om der consciëntie wil;
26 τοῦ γὰρ Κυρίου ἡ γῆ καὶ τὸ πλήρωμα αὐτῆς. 26 tWant de aarde is des Heeren, en de volheid derzelve. t Ex. 19:5. Ps. 24:1; 50:12. verwijsteksten
27 εἰ δέ τις καλεῖ ὑμᾶς τῶν ἀπίστων, καὶ θέλετε πορεύεσθαι, πᾶν τὸ παρατιθέμενον ὑμῖν ἐσθίετε, μηδὲν ἀνακρίνοντες διὰ τὴν συνείδησιν. 27 En indien iemand van de ongelovigen u noodt, en gij daar gaan wilt, veet al wat ulieden voorgesteld wordt, niets ondervragende xom der consciëntie wil. v Luk. 10:7. x 1 Kor. 8:7. verwijsteksten
28 ἐὰν δέ τις ὑμῖν εἴπῃ, Τοῦτο εἰδωλόθυτόν ἐστι, μὴ ἐσθίετε, δι’ ἐκεῖνον τὸν μηνύσαντα καὶ τὴν συνείδησιν· τοῦ γὰρ Κυρίου ἡ γῆ καὶ τὸ πλήρωμα αὐτῆς. 28 Maar zo iemand tot ulieden zegt: Dat is afgodenoffer; eet het niet, om desgenen wil die u dat te kennen gegeven heeft, en om der consciëntie wil; want de aarde is des Heeren, en de volheid derzelve.
29 συνείδησιν δὲ λέγω, οὐχὶ τὴν ἑαυτοῦ, ἀλλὰ τὴν τοῦ ἑτέρου· ἱνατί γὰρ ἡ ἐλευθερία μου κρίνεται ὑπὸ ἄλλης συνειδήσεως; 29 Doch ik zeg: Om de consciëntie, niet van uzelven, maar van den ander. Want waarom wordt mijn vrijheid geoordeeld van een andere consciëntie?
30 εἰ δὲ ἐγὼ χάριτι μετέχω, τί βλασφημοῦμαι ὑπὲρ οὗ ἐγὼ εὐχαριστῶ; 30 En indien ik door genade der spijze deelachtig ben, waarom word ik gelasterd over hetgeen ywaarvoor ik dankzeg? y Rom. 14:6. 1 Tim. 4:3. verwijsteksten
31 εἴτε οὖν ἐσθίετε, εἴτε πίνετε, εἴτε τι ποιεῖτε, πάντα εἰς δόξαν Θεοῦ ποιεῖτε. 31 zHetzij dan dat gijlieden eet, hetzij dat gij drinkt, hetzij dat gij iets anders doet, doet het al ter ere Gods. z Kol. 3:17. verwijsteksten
32 ἀπρόσκοποι γίνεσθε καὶ Ἰουδαίοις καὶ Ἕλλησι καὶ τῇ ἐκκλησίᾳ τοῦ Θεοῦ· 32 aWeest zonder aanstoot te geven, en den Joden en den Grieken, en der gemeente Gods. a Rom. 14:13. verwijsteksten
33 καθὼς κἀγὼ πάντα πᾶσιν ἀρέσκω, μὴ ζητῶν τὸ ἐμαυτοῦ συμφέρον, ἀλλὰ τὸ τῶν πολλῶν, ἵνα σωθῶσι. 33 Gelijkerwijs ik ook in alles allen behaag, niet zoekende mijn eigen voordeel, maar het voordeel van velen, opdat zij mochten bbehouden worden. b 1 Kor. 9:22. verwijsteksten

Einde 1 Korinthe 10