Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

1 Korinthe 1 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Παύλου τοῦ ἀποστόλου ἡ πρὸς Κορινθίους ἐπιστολὴ πρώτη

De eerste zendbrief van den apostel Paulus aan die van Korinthe

1 Korinthe 1

1 In de inleiding, die tot het 10de vers duurt, stelt de apostel vooraan zijn naam, als schrijver van dezen brief, en den naam dergenen waaraan hij schrijft, met den gewoonlijken apostolischen groet. 4 Dankt verder God voor de weldaden die Hij deze gemeente alrede had bewezen. 8 En verzekert hen van Christus’ trouw in het volvoeren van Zijn begonnen werk. 10 Komt daarna tot de zaak zelve, en verklaart hoe hij verstaan heeft dat er verdeeldheid onder hen was, en dat de een zeide: Ik ben van Paulus, en de ander: Ik ben van Cefas, enz. 13 Berispt hen daarover met verscheidene redenen, en toont dat zij tot een teken van enigheid in Christus’ Naam alleen zijn gedoopt geweest. 18 Handelt daarna tegen degenen die op de wereldse welsprekendheid roemden, en verklaart dat God daardoor onder hen niet krachtig was geweest, maar door de eenvoudigheid der predicatie van den gekruisten Christus. 26 En dat deze kracht zich geopenbaard had in de bekering, niet van vele wijzen en machtigen onder hen, maar van de geringen en onwijzen naar de wereld. 29 Opdat zij niet in zichzelven zouden roemen, maar alleen in Christus, in Welken zij alles hadden, ter zaligheid nodig.
  
Opschrift en zegengroet
1 Παῦλος κλητὸς ἀπόστολος Ἰησοῦ Χριστοῦ διὰ θελήματος Θεοῦ, καὶ Σωσθένης ὁ ἀδελφός, 1 PAULUS,1 een geroepen apostel van JEZUS CHRISTUS door den wil Gods, en 2Sósthenes, 3de broeder,
1 Van den naam Paulus en hetgeen volgt, zie de aantt. op Hand. 13:9. Rom. 1:1. verwijsteksten
2 Dezen menen enigen dat geweest is dezelfde Sosthenes die tevoren was een overste der synagoge te Korinthe en tot Christus bekeerd is, Hand. 18:17, en dat hij nu bij Paulus was, of met hem van Korinthe was vertrokken om de vervolging tegen hem, doch dit is onzeker. verwijsteksten
3 Zo noemt hij dezen Sosthenes, niet alleen omdat hij een discipel van Christus was, maar ook een voornaam leraar en metgezel van Paulus, en bij de gemeente in grote achting. Zie dergelijk 2 Kor. 1:1. Gal. 1:2. verwijsteksten
   
2 τῇ ἐκκλησίᾳ τοῦ Θεοῦ τῇ οὔσῃ ἐν Κορίνθῳ, ἡγιασμένοις ἐν Χριστῷ Ἰησοῦ, κλητοῖς ἁγίοις, σὺν πᾶσι τοῖς ἐπικαλουμένοις τὸ ὄνομα τοῦ Κυρίου ἡμῶν Ἰησοῦ Χριστοῦ ἐν παντὶ τόπῳ, αὐτῶν τε καὶ ἡμῶν· 2 Aan de gemeente Gods die te 4Korinthe is, a5den geheiligden in Christus Jezus, b6den geroepen heiligen, cmet allen die den Naam van onzen Heere Jezus Christus aanroepen 7in alle plaats, beide hun en onzen Heere:
4 Deze was de hoofdstad van Achaje in Griekenland, gelegen tussen twee zeeën, in de engte waarmede Peloponnesus vast was aan Achaje, een zeer rijke en vermaarde koopstad, en daarbij vol weelde en overdaad, die eens was verwoest geweest van de Romeinen, maar daarna ten tijde van den keizer Augustus wederom opgebouwd, en tot haar vorigen bloeienden stand gebracht. Zie Hand. 18:1. verwijsteksten
a Joh. 17:19. Hand. 15:9. 1 Thess. 4:7. verwijsteksten
5 Dat is, die door Christus en Zijn gemeenschap van den gemenen hoop der wereld zijn afgezonderd tot een gemeente Gods.
b Rom. 1:7. Ef. 1:1. verwijsteksten
6 Namelijk niet alleen uitwendig door het Woord, maar ook inwendig door de kracht des Heiligen Geestes, waardoor hij het beste deel der gemeente, dat is, de ware gelovigen, verstaat, waarvan Christus spreekt Hand. 18:10. verwijsteksten
c 2 Tim. 2:22. verwijsteksten
7 Namelijk van Achaje, waarin Korinthe lag, gelijk 2 Kor. 1:1 wordt uitgedrukt. Of van de gehele wereld, waar de Naam van Christus aangeroepen wordt, gelijk Hand. 9:14. 2 Tim. 2:22 de gelovigen daardoor beschreven worden. Want hetgeen Paulus aan een gemeente schrijft is een voorschrift, waarnaar zich alle gemeenten moeten richten; gelijk Christus zeide tot Zijn discipelen, Mark. 13:37. verwijsteksten
   
3 χάρις ὑμῖν καὶ εἰρήνη ἀπὸ Θεοῦ Πατρὸς ἡμῶν καὶ Κυρίου Ἰησοῦ Χριστοῦ. 3 d8Genade zij u en vrede van God onzen Vader en den Heere Jezus Christus.
d Rom. 1:7. 2 Kor. 1:2. Ef. 1:2. 1 Petr. 1:2. verwijsteksten
8 Zie hiervan Rom. 1:7. verwijsteksten
  
De Korinthiërs rijk in Christus
4 Εὐχαριστῶ τῷ Θεῷ μου πάντοτε περὶ ὑμῶν, ἐπὶ τῇ χάριτι τοῦ Θεοῦ τῇ δοθείσῃ ὑμῖν ἐν Χριστῷ Ἰησοῦ· 4 Ik dank 9mijn God allen tijd over u vanwege de genade Gods, die u gegeven is 10in Christus Jezus;
9 Dit is het woord des geloofs, hetwelk God voor zijn God erkent, Rom. 1:8, en Christus voor zijn Zaligmaker, Gal. 2:20, niet om andere gelovigen daarvan uit te sluiten, maar om hun een voorbeeld der ware belijdenis voor te schrijven. Zie dergelijke Job 19:25. Ps. 18:3; 23:1; 27:1. Jes. 63:16. Joh. 20:28. 1 Tim. 1:15, enz. verwijsteksten
10 Of: door Christus Jezus.
   
5 ὅτι ἐν παντὶ ἐπλουτίσθητε ἐν αὐτῷ, ἐν παντὶ λόγῳ καὶ πάσῃ γνώσει, 5 eDat gij 11in alles zijt rijk geworden in Hem, 12in alle rede en alle kennis,
e Kol. 1:9. verwijsteksten
11 Dat is, met allerlei geestelijke gaven overvloediglijk begiftigd geworden door Hem. Hiermede legt hij een fundament om hun te tonen dat zij door deze gaven niet moeten hoogmoedig worden, of tegen elkander roemen, maar dat zij God in Christus daarover moeten danken, en die gebruiken tot stichting van elkander in vrede en enigheid.
12 Of: in alle woord. Dit wordt verstaan, óf van de gave van bekwamelijk te kunnen uitspreken hetgeen door de kennis van hen begrepen was, óf van het woord des apostels zelf, waardoor zij tot deze kennis van alle verborgenheden des geloofs gebracht waren, Hand. 20:20. verwijsteksten
   
6 καθὼς τὸ μαρτύριον τοῦ Χριστοῦ ἐβεβαιώθη ἐν ὑμῖν· 6 Gelijk 13de getuigenis van Christus 14bevestigd is onder u;
13 Dat is, het woord des Evangelies van Christus, Rom. 1:16, gelijk hierna 1 Kor. 2:1. verwijsteksten
14 Namelijk uitwendiglijk door verscheidene wonderen die onder hen geschied waren, 2 Kor. 12:12, en inwendiglijk door de verzegeling des Heiligen Geestes in hun harten, 1 Kor. 2:12. 2 Kor. 1:22. Zie ook Mark. 16:20. verwijsteksten
   
7 ὥστε ὑμᾶς μὴ ὑστερεῖσθαι ἐν μηδενὶ χαρίσματι, ἀπεκδεχομένους τὴν ἀποκάλυψιν τοῦ Κυρίου ἡμῶν Ἰησοῦ Χριστοῦ, 7 Alzo dat het u 15aan geen gave ontbreekt, f16verwachtende de openbaring van onzen Heere Jezus Christus;
15 Namelijk tot zaligheid en stichting nodig. Anderszins kennen wij hier maar ten dele, en profeteren maar ten dele, 1 Kor. 13:9. En dit zegt hier de apostel in het gemeen van de ware Christenen die onder hen waren, welke hij daarna over het misbruik dezer gaven berispt, ten aanzien van de gebreken, die ook onder sommigen van hen waren ingekropen. verwijsteksten
f Filipp. 3:20. Tit. 2:13. verwijsteksten
16 Namelijk in Zijn tweede komst, in welke wij in al hetgeen ons nog ontbreekt, eerst zullen volmaakt worden, 1 Kor. 13:10, 11, 12. Zie ook 1 Petr. 1:7, 13. verwijsteksten
   
8 ὃς καὶ βεβαιώσει ὑμᾶς ἕως τέλους, ἀνεγκλήτους ἐν τῇ ἡμέρᾳ τοῦ Κυρίου ἡμῶν Ἰησοῦ Χριστοῦ. 8 gWelke God u ook zal 17bevestigen tot het einde toe, om 18onstraffelijk te zijn 19in den dag van onzen Heere Jezus Christus.
g 1 Thess. 3:13; 5:23. verwijsteksten
17 Of: versterken, namelijk in het geloof en begonnen goed dat alrede in u is.
18 Dat is eigenlijk, die niemand zal kunnen beschuldigen, Rom. 8:1, 33. verwijsteksten
19 Dat is, in den uitersten dag, wanneer Christus zal verschijnen om te oordelen, en om de Zijnen volkomenlijk te verlossen, Rom. 2:16. Ef. 4:30. verwijsteksten
   
9 πιστὸς ὁ Θεός, δι’ οὗ ἐκλήθητε εἰς κοινωνίαν τοῦ Υἱοῦ αὐτοῦ Ἰησοῦ Χριστοῦ τοῦ Κυρίου ἡμῶν. 9 hGod is 20getrouw, door Welken gij geroepen zijt tot i21de gemeenschap van Zijn Zoon Jezus Christus, onzen Heere.
h 1 Kor. 10:13. 1 Thess. 5:24. verwijsteksten
20 Namelijk in het uitvoeren Zijner beloften, waarmede Hij beloofd heeft, dat Hij de Zijnen niet zal verlaten. Zie Jes. 49:15. verwijsteksten
i Jer. 32:40, enz. Joh. 15:5. Gal. 2:20. 1 Joh. 1:3. verwijsteksten
21 Namelijk niet alleen de uitwendige, waardoor wij belijden gemeenschap te hebben aan Christus en Zijn weldaden; maar inzonderheid de inwendige, waarin wij door het geloof, en door den Geest van Christus met Hem verenigd en al Zijn weldaden deelachtig zijn. Zie Rom. 8:32. Ef. 3:17. 1 Joh. 1:3. verwijsteksten
  
Partijschap in de gemeente
10 Παρακαλῶ δὲ ὑμᾶς, ἀδελφοί, διὰ τοῦ ὀνόματος τοῦ Κυρίου ἡμῶν Ἰησοῦ Χριστοῦ, ἵνα τὸ αὐτὸ λέγητε πάντες, καὶ μὴ ᾖ ἐν ὑμῖν σχίσματα, ἦτε δὲ κατηρτισμένοι ἐν τῷ αὐτῷ νοῒ καὶ ἐν τῇ αὐτῇ γνώμῃ. 10 Maar 22ik bid u, broeders, 23door den Naam van onzen Heere Jezus Christus, kdat gij allen 24hetzelfde spreekt en dat onder u geen 25scheuringen zijn, maar dat gij 26samengevoegd zijt in één zelfden 27zin en in één zelfde gevoelen.
22 Of: vermaan u. Hier begint de apostel hen te vermanen tegen de scheuringen, en hen te waarschuwen dat zij geen aannemers moeten zijn der personen onder de leraars, alzo daaruit onenigheid rijst; noch om de uitwendige gaven den een meer aanhangen dan den ander. En de leraars zelven, dat zij het Evangelie niet oppronken met menselijke wijsheid of welsprekendheid, maar voorstellen in eenvoudigheid en kracht van den Geest van Christus.
23 Dat is, door Christus, of: om Christus’ wil.
k Rom. 12:16; 15:5. Filipp. 2:2; 3:16. 1 Petr. 3:8. verwijsteksten
24 Dat is, enerlei wijze van spreken gebruikt van hetzelfde geloof, of van de gronden deszelven geloofs; omdat namelijk uit de verscheidenheid van spreken dikmaals komt verscheidenheid van gevoelen, of ten minste ijdele twisting.
25 Gr. schismata, welke eigenlijk verdeeldheden zijn, die in de gemeente rijzen over enige verschillen in het geloof die niet fundamenteel zijn; of die het geloof zelf niet aangaan, maar de liefde en uitwendige ordeningen alleen; die zowel als ketterijen (welke eigenlijk de fundamenten der leer raken) onder de werken des vleses geteld worden, Gal. 5:20, hoewel het somwijlen ook breder genomen wordt. verwijsteksten
26 Of: verenigd; een gelijkenis genomen van een zaak die uit vele delen bestaat, welke, in elkander gevoegd, een volkomen werk of lichaam maken.
27 Of: mening; dit is het andere middel om ware enigheid te houden in de gemeente, namelijk onder dezelfde wijze van spreken te houden enerlei mening of gevoelen.
   
11 ἐδηλώθη γάρ μοι περὶ ὑμῶν, ἀδελφοί μου, ὑπὸ τῶν Χλόης, ὅτι ἔριδες ἐν ὑμῖν εἰσι. 11 Want mij is van u bekendgemaakt, mijne broeders, door die van het huisgezin van 28Chloë zijn, dat er twisten onder u zijn.
28 Deze schijnt geweest te zijn een vrome matrone, en van aanzien onder de gemeente van Korinthe.
   
12 λέγω δὲ τοῦτο, ὅτι ἕκαστος ὑμῶν λέγει, Ἐγὼ μέν εἰμι Παύλου, Ἐγὼ δὲ Ἀπολλώ, Ἐγὼ δὲ Κηφᾶ, Ἐγὼ δὲ Χριστοῦ. 12 En dit zeg ik, dat een iegelijk van u zegt: lIk ben 29van Paulus, en ik m30van Apollos, en ik 31van Céfas, en ik 32van Christus.
l 1 Kor. 3:4. verwijsteksten
29 Namelijk discipel, gelijk ook in het volgende.
m Hand. 18:24. 1 Kor. 16:12. verwijsteksten
30 Dat deze Apollos ook te Korinthe velen tot het geloof gebracht heeft, blijkt uit Hand. 18:24, 27. verwijsteksten
31 Dat is, van Petrus, zie Joh. 1:43. Gal. 2:9. Waaruit nochtans niet volgt dat Petrus te Korinthe ook gepredikt heeft, maar het kan zijn dat enigen zijner discipelen daar geweest zijn, die zich over Petrus of over Petrus’ leer geroemd hebben. Want dat zij ook Paulus’, Cefas’ en Apollos’ namen hiertoe hebben misbruikt, en niet alleen de namen van andere leraars, blijkt uit hetgeen volgt 1 Kor. 4:6. verwijsteksten
32 Dezen waren de eenvoudige en oprechte Christenen, die geen partijnamen van leraars hebben willen aannemen, en daaraan wel gedaan hebben.
   
13 μεμέρισται ὁ Χριστός; μὴ Παῦλος ἐσταυρώθη ὑπὲρ ὑμῶν, ἢ εἰς τὸ ὄνομα Παύλου ἐβαπτίσθητε; 13 33Is Christus gedeeld? Is Paulus voor u gekruist? Of zijt gij 34in Paulus’ naam gedoopt?
33 Vanhier verder brengt de apostel verscheidene redenen bij, waarmede hij bewijst dat zulke verdeeldheden onbehoorlijk zijn. Want vooreerst schijnt hieruit dat men Christus wil verdelen, Die alleen het Hoofd is Zijner gemeente, wanneer men een deel van de gemeente alleen van Christus noemt, en de andere delen van Paulus, Petrus, Apollos en andere leraren. Daarenboven dat ook Christus niet alleen de Verlosser is van Zijn gemeente, eindelijk dat zij in iemands anders naam dan in Christus’ Naam zouden gedoopt zijn.
34 Namelijk om Paulus’ naam hierdoor aan te nemen. Zie van deze wijze van spreken Matth. 28:19. verwijsteksten
   
14 εὐχαριστῶ τῷ Θεῷ ὅτι οὐδένα ὑμῶν ἐβάπτισα, εἰ μὴ Κρίσπον καὶ Γάϊον· 14 Ik dank God dat ik niemand van ulieden gedoopt heb dan nCrispus en oGajus;
n Hand. 18:8. verwijsteksten
o Rom. 16:23. verwijsteksten
   
15 ἵνα μή τις εἴπῃ ὅτι εἰς τὸ ἐμὸν ὄνομα ἐβάπτισα. 15 Opdat niet iemand zegge dat ik in mijn naam gedoopt heb.
16 ἐβάπτισα δὲ καὶ τὸν Στεφανᾶ οἶκον· λοιπὸν οὐκ οἶδα εἴ τινα ἄλλον ἐβάπτισα. 16 Doch ik heb ook het huisgezin van pStéfanas gedoopt; voorts weet ik niet of ik iemand anders gedoopt heb.
p 1 Kor. 16:15, 17. verwijsteksten
   
17 οὐ γὰρ ἀπέστειλέ με Χριστὸς βαπτίζειν, ἀλλ’ εὐαγγελίζεσθαι· οὐκ ἐν σοφίᾳ λόγου, ἵνα μὴ κενωθῇ ὁ σταυρὸς τοῦ Χριστοῦ. 17 Want Christus heeft mij 35niet gezonden om te dopen, maar om het Evangelie te verkondigen; q36niet met wijsheid van 37woorden, opdat 38het kruis van Christus niet 39verijdeld worde.
35 Dat is, niet voornamelijk. Want al de apostelen zijn gezonden geweest om te dopen, Matth. 28:19, en anderszins zou de apostel ook dezen niet hebben mogen dopen. Maar zij hebben dezen dienst, waartoe minder gaven van node waren dan tot het prediken, om geen tijd te verliezen, aan anderen, hun discipelen en leraars, overgelaten. Zie Hand. 10:48. verwijsteksten
q 1 Kor. 2:1, 4. 2 Petr. 1:16. verwijsteksten
36 In de navolgende woorden ontdekt de apostel den oorsprong, waaruit deze verdeeldheden onder de Korinthiërs waren gesproten; namelijk daaruit, dat enige leraars de oprechtheid en eenvoudigheid van het Evangelie van Christus zochten op te pronken met menselijke welsprekendheid, en te vermengen met menselijke wijsheid of filosofie, waardoor de oren van sommige toehoorders kittelig werden en andere oprechte leraars verachtten of voorbijgingen; welk doen de apostel met zijn voorbeeld en andere redenen wederlegt.
37 Gr. woord, of: rede, namelijk die de menselijke wijsheid leert, 1 Kor. 2:4, of: met kunstige welsprekendheid. verwijsteksten
38 Dat is, het woord des kruises, gelijk in het volgende vers verklaard wordt.
39 Dat is, van zijn lof en kracht beroofd worde, hetwelk geschiedt als men dezelve aan de menselijke wijsheid of welsprekendheid toeschrijft.
  
De dwaasheid der prediking
18 Ὁ λόγος γὰρ ὁ τοῦ σταυροῦ τοῖς μὲν ἀπολλυμένοις μωρία ἐστί, τοῖς δὲ σωζομένοις ἡμῖν δύναμις Θεοῦ ἐστι. 18 Want 40het woord des kruises is wel dengenen die verloren gaan, 41dwaasheid; rmaar ons, die behouden worden, is het 42een kracht Gods.
40 Dat is, de leer des Evangelies van Christus, Die voor ons gekruist is.
41 Dat is, wordt van hen voor dwaasheid gehouden en van de wereldwijzen gerekend.
r Rom. 1:16. verwijsteksten
42 Dat is, een middel waardoor de Geest van Christus in ons krachtiglijk werkt het geloof en de wedergeboorte tot onze zaligheid, Rom. 1:16. 2 Kor. 3:3, 4. verwijsteksten
   
19 γέγραπται γάρ, Ἀπολῶ τὴν σοφίαν τῶν σοφῶν, καὶ τὴν σύνεσιν τῶν συνετῶν ἀθετήσω. 19 Want er is geschreven: sIk zal de wijsheid 43der wijzen doen vergaan, en het verstand der verstandigen zal Ik tenietmaken.
s Job 5:12. Jes. 29:14. verwijsteksten
43 Dat is, die voor wereldwijzen gehouden worden, of die zichzelven zulke wijsheid toeschrijven. De profeet haalt deze woorden aan tegen degenen die het Woord Gods van de profeten voorgesteld, verachtten, en meer hielden van menselijke leringen.
   
20 ποῦ σοφός; ποῦ γραμματεύς; ποῦ συζητητὴς τοῦ αἰῶνος τούτου; οὐχὶ ἐμώρανεν ὁ Θεὸς τὴν σοφίαν τοῦ κόσμου τούτου; 20 tWaar is 44de wijze? Waar is de schriftgeleerde? Waar is de onderzoeker dezer eeuw? Heeft God 45de wijsheid dezer wereld niet 46dwaas gemaakt?
t Jes. 33:18. verwijsteksten
44 Dat is, wereldwijze. Deze woorden schijnen genomen te zijn uit Jes. 33:18, waar dergelijke, doch wat veranderd, gevonden worden; of zijn de woorden van Paulus zelven, die hij uit de voorgaande getuigenis trekt. Maar de zin komt op hetzelfde. verwijsteksten
45 Namelijk wanneer de mensen de Goddelijke zaken naar dezelve willen afmeten.
46 Dat is, getoond dwaas te zijn; of ook door een rechtvaardig oordeel tot dwaasheid overgegeven. Zie Rom. 1:21, 22. verwijsteksten
   
21 ἐπειδὴ γὰρ ἐν τῇ σοφίᾳ τοῦ Θεοῦ οὐκ ἔγνω ὁ κόσμος διὰ τῆς σοφίας τὸν Θεόν, εὐδόκησεν ὁ Θεὸς διὰ τῆς μωρίας τοῦ κηρύγματος σῶσαι τοὺς πιστεύοντας. 21 vWant nademaal 47in de wijsheid Gods de wereld God 48niet heeft gekend 49door de wijsheid, zo heeft het Gode behaagd, door 50de dwaasheid der prediking zalig te maken die geloven.
v Matth. 11:25. Luk. 10:21. verwijsteksten
47 Dat is, in de schepselen van den hemel en de aarde, door welke God Zijn wijsheid inzonderheid openbaart, Rom. 1:20. verwijsteksten
48 Namelijk zoals het behoort en ter zaligheid nodig is, Rom. 1:18, 20. verwijsteksten
49 Door haar natuurlijk verstand en rede.
50 Dat is, door de prediking van den gekruisten Christus, die de wereldse mensen voor dwaasheid houden, vers 23. verwijsteksten
   
22 ἐπειδὴ καὶ Ἰουδαῖοι σημεῖον αἰτοῦσι, καὶ Ἕλληνες σοφίαν ζητοῦσιν· 22 Overmits xde Joden 51een teken begeren, en de Grieken 52wijsheid zoeken;
x Matth. 12:38; 16:1. Joh. 4:48. verwijsteksten
51 Dat is, wonderen. Zie Matth. 16:4. Joh. 4:48. verwijsteksten
52 Dat is, redenen, die van het menselijk vernuft voor wijsheid gehouden worden.
   
23 ἡμεῖς δὲ κηρύσσομεν Χριστὸν ἐσταυρωμένον, Ἰουδαίοις μὲν σκάνδαλον, Ἕλλησι δὲ μωρίαν· 23 Doch wij prediken Christus den Gekruisigde, yden Joden wel 53een ergernis, en den Grieken 54een dwaasheid,
y Matth. 11:6. Joh. 6:60, 66. verwijsteksten
53 Namelijk vanwege Zijn geringen en verachten staat in de wereld, overmits zij een machtigen Koning in de wereld verwachten, Die hen als kleine koningen over anderen zou doen heersen. Zie ook Luk. 2:34. verwijsteksten
54 Namelijk dat wij het leven door den dood van een gekruist Mens zouden verwerven.
   
24 αὐτοῖς δὲ τοῖς κλητοῖς, Ἰουδαίοις τε καὶ Ἕλλησι, Χριστὸν Θεοῦ δύναμιν καὶ Θεοῦ σοφίαν. 24 Maar hun 55die geroepen zijn, beide Joden en Grieken, 56prediken wij Christus, de Kracht Gods en zde Wijsheid Gods.
55 Namelijk niet alleen uitwendiglijk door het Woord, want alzo zijn ook de voorgaanden, die verloren gaan, geroepen; maar ook inwendiglijk en krachtiglijk door den Geest Gods en naar Zijn voornemen, vss. 26, 27. Rom. 8:28, 30. verwijsteksten
56 Hierdoor kan verstaan worden, óf de predicatie van Christus, welke tevoren, vers 18, ook de kracht Gods is genoemd; óf Christus Zelf, Die de Macht en Wijsheid Gods genoemd wordt, omdat Hij is het uitgedrukte Beeld van den Persoon des Vaders, door Welken Hij Zijn Goddelijke macht en wijsheid, in het verlossen des mensen, boven alle dingen heeft betoond, vers 30. Zie Spr. 8:1. Matth. 11:19. Luk. 11:49. verwijsteksten
z Kol. 2:3. verwijsteksten
   
25 ὅτι τὸ μωρὸν τοῦ Θεοῦ σοφώτερον τῶν ἀνθρώπων ἐστί, καὶ τὸ ἀσθενὲς τοῦ Θεοῦ ἰσχυρότερον τῶν ἀνθρώπων ἐστί. 25 Want 57het dwaze Gods is wijzer dan de mensen, en 58het zwakke Gods is sterker dan de mensen.
57 Dat is, hetgeen de wereldse mensen voor dwaasheid rekenen, is wijzer dan zij zijn met al hun wereldse wijsheid.
58 Dat is, hetgeen zij voor zwak en van geen kracht houden om de mensen tot de zaligheid te brengen, is sterker of krachtiger dan zij met al hun vermetele welsprekendheid en aanzienlijkheid.
   
26 Βλέπετε γὰρ τὴν κλῆσιν ὑμῶν, ἀδελφοί, ὅτι οὐ πολλοὶ σοφοὶ κατὰ σάρκα, οὐ πολλοὶ δυνατοί, οὐ πολλοὶ εὐγενεῖς· 26 Want 59gij ziet uw roeping, broeders, adat gij niet vele wijzen zijt 60naar het vlees, niet vele machtigen, niet vele edelen.
59 Of: ziet uw roeping, dat is, hoe gij geroepen zijt; of degenen die geroepen zijn onder u, namelijk tot de gemeenschap van Christus en van Zijn gemeente.
a Joh. 7:48. Jak. 2:5. verwijsteksten
60 Dat is, naar den uitwendigen staat en achting der mensen.
   
27 ἀλλὰ τὰ μωρὰ τοῦ κόσμου ἐξελέξατο ὁ Θεός, ἵνα τοὺς σοφοὺς καταισχύνῃ· καὶ τὰ ἀσθενῆ τοῦ κόσμου ἐξελέξατο ὁ Θεός, ἵνα καταισχύνῃ τὰ ἰσχυρά· 27 Maar 61het dwaze der wereld heeft God 62uitverkoren, opdat Hij de wijzen beschamen zou; en het zwakke der wereld heeft God uitverkoren, opdat Hij het sterke 63zou beschamen;
61 Dat is, degenen die de wereldwijzen voor dwazen, zwakken, onedelen, enz., houden.
62 Dat is, naar Zijn eeuwige verkiezing tot Zijn gemeente gebracht.
63 Dat is, betonen zou dat hetzelve in zaken der zaligheid voor God niet geldt, maar ijdel is.
   
28 καὶ τὰ ἀγενῆ τοῦ κόσμου καὶ τὰ ἐξουθενημένα ἐξελέξατο ὁ Θεός, καὶ τὰ μὴ ὄντα, ἵνα τὰ ὄντα καταργήσῃ· 28 En het onedele der wereld en het verachte heeft God uitverkoren, en 64hetgeen niets is, opdat Hij 65hetgeen iets is, 66teniet zou maken;
64 Dat is, dat zo geringgeacht wordt, alsof het niets ware, 1 Kor. 3:7. verwijsteksten
65 Dat is, dat geacht wordt iets, of wat groots te zijn.
66 Dat is, ijdel en onnut zou betonen te zijn.
   
29 ὅπως μὴ *καυχήσηται πᾶσα σὰρξ ἐνώπιον αὐτοῦ.
* καυχήσηται St, B, Sc, M | καυχήσεται Elz
29 Opdat 67geen vlees zou roemen voor Hem.
67 Dat is, geen mens, gelijk Gal. 2:16, namelijk alsof er iets in hem ware, waardoor God bewogen zou zijn om hem meer dan anderen deze genade te doen. verwijsteksten
   
30 ἐξ αὐτοῦ δὲ ὑμεῖς ἐστε ἐν Χριστῷ Ἰησοῦ, ὃς ἐγενήθη ἡμῖν σοφία ἀπὸ Θεοῦ, δικαιοσύνη τε καὶ ἁγιασμός, καὶ ἀπολύτρωσις· 30 Maar 68uit Hem zijt gij 69in Christus Jezus, bDie ons geworden is 70wijsheid van God, en rechtvaardigheid en heiligmaking en 71verlossing;
68 Dat is, uit Zijn genade en kracht; gelijk Rom. 11:36. Zie 1 Joh. 4:1, 2, 4, 6. verwijsteksten
69 Dat is, met Christus door het geloof verenigd, Rom. 8:1. verwijsteksten
b Jer. 23:5. Joh. 17:19. verwijsteksten
70 Dat is, een oorzaak en stof van alle rechte wijsheid, en rechtvaardigheid, en heiligmaking.
71 Namelijk van alle kwaden en ellenden des lichaams en der ziel, welke volkomenlijk zal geschieden ten uitersten dage, die daarom de dag der verlossing genaamd wordt, Ef. 4:30. Zie ook Luk. 21:28. Rom. 8:23. verwijsteksten
   
31 ἵνα, καθὼς γέγραπται, Ὁ καυχώμενος, ἐν Κυρίῳ καυχάσθω. 31 Opdat het zij, gelijk geschreven is: cDie roemt, 72roeme in den Heere.
c Jes. 65:16. Jer. 9:23, 24. 2 Kor. 10:17. verwijsteksten
72 Dat is, alles Hem alleen toeschrijve, met dankzegging, Jer. 9:23. verwijsteksten

Einde 1 Korinthe 1