Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)
1 Paulus leert voorts wat vruchten in ons voortkomen door de rechtvaardigmaking des geloofs, namelijk vrede met God, lijdzaamheid, hoop en verzekerdheid van Gods liefde. 5 Verklaart daarna de fundamenten van deze hoop en verzekerdheid, namelijk de getuigenis des Heiligen Geestes in onze harten, en de bedenking dat God Christus voor ons in den dood heeft overgegeven toen wij nog vijanden waren. 9 Besluit daaruit dat wij dan ook verzekerd moeten zijn van onze volharding, en in God daarvan mogen roemen. 12 Maakt daarna een tegenstelling tussen Adam en Christus; en verklaart dat gelijk door de overtreding van Adam de zonde en de dood over alle mensen is gekomen, alzo ook door Christus’ gehoorzaamheid de rechtvaardigheid en het leven over velen zal komen. 20 Eindelijk verklaart hij waartoe het geven van de wet heeft gediend. |
| | De vruchten der rechtvaardiging |
1 Δικαιωθέντες οὖν ἐκ πίστεως, εἰρήνην ἔχομεν πρὸς τὸν Θεὸν διὰ τοῦ Κυρίου ἡμῶν Ἰησοῦ Χριστοῦ, | | 1 WIJa dan gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben 1vrede bij God door onzen Heere Jezus Christus; |
| a Jes. 32:17. Joh. 16:33. Ef. 2:13. |
| Jes. 32:17 En het werk der gerechtigheid zal vrede zijn; en de werking der gerechtigheid zal zijn gerustheid en zekerheid tot in eeuwigheid. Joh. 16:33 Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat gij in Mij vrede hebt. In de wereld zult gij verdrukking hebben; maar hebt goeden moed, Ik heb de wereld overwonnen. Ef. 2:13 Maar nu in Christus Jezus, zijt gij, die eertijds verre waart, nabij geworden door het bloed van Christus. |
| 1 Dat is, vriendschap Gods, waar wij tevoren Zijn vijanden waren, vss. 8, 10, en de verzekerdheid daarvan in ons gemoed, waardoor wij in God worden gerustgesteld, Joh. 16:33. Rom. 14:17. |
| vers 8 Maar God bevestigt Zijn liefde jegens ons, dat Christus voor ons gestorven is als wij nog zondaars waren. vers 10 Want indien wij vijanden zijnde, met God verzoend zijn door den dood Zijns Zoons, veel meer zullen wij verzoend zijnde, behouden worden door Zijn leven. Joh. 16:33 Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat gij in Mij vrede hebt. In de wereld zult gij verdrukking hebben; maar hebt goeden moed, Ik heb de wereld overwonnen. Rom. 14:17 Want het Koninkrijk Gods is niet spijze en drank, maar rechtvaardigheid en vrede en blijdschap door den Heiligen Geest. |
| | |
2 δι’ οὗ καὶ τὴν προσαγωγὴν ἐσχήκαμεν τῇ πίστει εἰς τὴν χάριν ταύτην ἐν ᾗ ἑστήκαμεν, καὶ καυχώμεθα ἐπ’ ἐλπίδι τῆς δόξης τοῦ Θεοῦ. | | 2 bDoor Welken wij ook de 2toeleiding hebben door het geloof 3tot deze genade, in welke wij cstaan, en droemen 4in de hoop 5der heerlijkheid Gods. |
| b Joh. 10:9; 14:6. Ef. 2:18; 3:12. Hebr. 10:19. |
| Joh. 10:9 Ik ben de Deur; indien iemand door Mij ingaat, die zal behouden worden; en hij zal ingaan en uitgaan, en weide vinden. Joh. 14:6 Jezus zeide tot hem: Ik ben de Weg, en de Waarheid, en het Leven. Niemand komt tot den Vader dan door Mij. Ef. 2:18 Want door Hem hebben wij beiden den toegang door één Geest tot den Vader. Ef. 3:12 In Denwelken wij hebben de vrijmoedigheid en den toegang met vertrouwen door het geloof aan Hem. Hebr. 10:19 Dewijl wij dan, broeders, vrijmoedigheid hebben om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus, |
| 2 Of: toegang tot deze genade, waardoor te kennen gegeven wordt dat wij tot deze genade vanzelf niet zijn gegaan, maar dat wij van Christus door Zijn Geest daartoe zijn geleid, Ef. 2:8. Hebr. 8:10. |
| Ef. 2:8 Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof, en dat niet uit u, het is Gods gave; Hebr. 8:10 Want dit is het verbond dat Ik met het huis Israëls maken zal na die dagen, zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten in hun verstand geven, en in hun harten zal Ik die inschrijven; en Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn. |
| 3 Dat is, tot dezen staat der vriendschap en vrede met God. Waaruit ook voortkomt dat wij met vrijmoedigheid tot Hem gaan, en Hem durven aanroepen als een Vader, Ef. 2:18; 3:12. Hebr. 4:16. |
| Ef. 2:18 Want door Hem hebben wij beiden den toegang door één Geest tot den Vader. Ef. 3:12 In Denwelken wij hebben de vrijmoedigheid en den toegang met vertrouwen door het geloof aan Hem. Hebr. 4:16 Laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot den troon der genade, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen, en genade vinden om geholpen te worden te bekwamer tijd. |
| c 1 Kor. 15:1. |
| 1 Kor. 15:1 VOORTS, broeders, ik maak u bekend het Evangelie, dat ik u verkondigd heb, hetwelk gij ook aangenomen hebt, in hetwelk gij ook staat, |
| d Hebr. 3:6. |
| Hebr. 3:6 Maar Christus als de Zoon over Zijn eigen huis; Wiens huis wij zijn, indien wij maar de vrijmoedigheid en den roem der hoop tot het einde toe vast behouden. |
| 4 Of: op de hoop, dat is, lijdzame verwachting door Christus. |
| 5 Namelijk die namaals in ons zal geopenbaard worden, Rom. 8:18. |
| Rom. 8:18 Want ik houd het daarvoor, dat het lijden dezes tegenwoordigen tijds niet is te waarderen tegen de heerlijkheid, die aan ons zal geopenbaard worden. |
| | |
3 οὐ μόνον δέ, ἀλλὰ καὶ καυχώμεθα ἐν ταῖς θλίψεσιν, εἰδότες ὅτι ἡ θλίψις ὑπομονὴν κατεργάζεται, | | 3 En niet alleenlijk dit, emaar 6wij roemen ook in de verdrukkingen, wetende dat de verdrukking 7lijdzaamheid werkt, |
| e Jak. 1:3. |
| Jak. 1:3 Wetende dat de beproeving uws geloofs lijdzaamheid werkt. |
| 6 Dat is, wij verheugen ons zelfs daarin, en trotseren dezelve om de verzekerdheid die wij hebben van de goede uitkomst van die, Rom. 8:34, enz. |
| Rom. 8:34 Wie is het die verdoemt? Christus is het Die gestorven is; ja, wat meer is, Die ook opgewekt is, Die ook ter rechterhand Gods is, Die ook voor ons bidt. |
| 7 Niet dat de verdrukking dat doet door haar natuur, maar omdat Christus de gelovigen door Zijn Geest daartegen sterkt, Joh. 16:33. Rom. 8:37. |
| Joh. 16:33 Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat gij in Mij vrede hebt. In de wereld zult gij verdrukking hebben; maar hebt goeden moed, Ik heb de wereld overwonnen. Rom. 8:37 Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars, door Hem Die ons liefgehad heeft. |
| | |
4 ἡ δὲ ὑπομονὴ δοκιμήν, ἡ δὲ δοκιμὴ ἐλπίδα· | | 4 En de lijdzaamheid 8bevinding, en de bevinding 9hoop; |
| 8 Of: ervaring, of: beproeving, namelijk van Christus’ hulp en trouw in het volbrengen van Zijn belofte, waarmede Hij ons heeft beloofd in zulke zwarigheid bij te staan, Joh. 14:17, 18. 2 Kor. 1:5, 6. |
| Joh. 14:17 Namelijk den Geest der waarheid, Welken de wereld niet kan ontvangen, want zij ziet Hem niet en kent Hem niet; maar gij kent Hem, want Hij blijft bij ulieden en zal in u zijn. Joh. 14:18 Ik zal u geen wezen laten; Ik kom weder tot u. 2 Kor. 1:5 Want gelijk het lijden van Christus overvloedig is in ons, alzo is ook door Christus onze vertroosting overvloedig. 2 Kor. 1:6 Doch hetzij dat wij verdrukt worden, het is
tot uw vertroosting en zaligheid, die gewrocht wordt in de lijdzaamheid deszelven lijdens hetwelk wij ook lijden; hetzij dat wij vertroost worden, het is
tot uw vertroosting en zaligheid. |
| 9 Namelijk dat ook de vervulling van alle andere beloften, en inzonderheid van de eeuwige zaligheid, daarop volgen zal, gelijk wij de vervulling van deze belofte hierin bevinden en gevoelen. |
| | |
5 ἡ δὲ ἐλπὶς οὐ καταισχύνει, ὅτι ἡ ἀγάπη τοῦ Θεοῦ ἐκκέχυται ἐν ταῖς καρδίαις ἡμῶν διὰ Πνεύματος Ἁγίου τοῦ δοθέντος ἡμῖν. | | 5 En de hoop 10beschaamt niet, omdat 11de liefde Gods in onze harten 12uitgestort is door den Heiligen Geest, 13Die ons is gegeven. |
| 10 Dat is, mist en bedriegt niet. Want als wij iets verwachten, of tot roemens toe hopen, dat ons daarna mist, zo worden wij daarover bij onszelven bedroefd en bij anderen beschaamd. |
| 11 Namelijk waarmede Hij ons in Christus Jezus liefheeft, gelijk uitgedrukt wordt vers 8, hetwelk ons in den tijd van verdrukking meest troost en versterkt, Rom. 8:38, 39. |
| vers 8 Maar God bevestigt Zijn liefde jegens ons, dat Christus voor ons gestorven is als wij nog zondaars waren. Rom. 8:38 Want ik ben verzekerd dat noch dood noch leven, noch engelen noch overheden noch machten, noch tegenwoordige noch toekomende dingen, Rom. 8:39 Noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onzen Heere. |
| 12 Dat is, overvloediglijk betuigd, Rom. 8:16. |
| Rom. 8:16 Dezelve Geest getuigt met onzen geest, dat wij kinderen Gods zijn. |
| 13 Namelijk tot een Vertrooster in ons gemoed, en een Onderpand van onze erve, Joh. 14:16, 17. 2 Kor. 1:22. Ef. 1:13. En dit is het eerste fundament, waarom de hoop niet beschaamt, omdat de Heilige Geest hierin niet kan liegen. |
| Joh. 14:16 En Ik zal den Vader bidden, en Hij zal u een anderen Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid; Joh. 14:17 Namelijk den Geest der waarheid, Welken de wereld niet kan ontvangen, want zij ziet Hem niet en kent Hem niet; maar gij kent Hem, want Hij blijft bij ulieden en zal in u zijn. 2 Kor. 1:22 Die ons ook heeft verzegeld, en het onderpand des Geestes in onze harten gegeven. Ef. 1:13 In Welken ook gij zijt, nadat gij het Woord der waarheid, namelijk het Evangelie uwer zaligheid, gehoord hebt; in Welken gij ook, nadat gij geloofd hebt, zijt verzegeld geworden met den Heiligen Geest der belofte, |
| | |
6 ἔτι γὰρ Χριστός, ὄντων ἡμῶν ἀσθενῶν, κατὰ καιρὸν ὑπὲρ ἀσεβῶν ἀπέθανε. | | 6 fWant 14Christus, als wij nog 15krachteloos waren, is 16te zijner tijd voor 17de goddelozen gestorven. |
| f Ef. 2:1. Kol. 2:13. Hebr. 9:15. 1 Petr. 3:18. |
| Ef. 2:1 EN u heeft Hij mede levend gemaakt, daar gij dood waart door de misdaden en de zonden, Kol. 2:13 En Hij heeft u, als gij dood waart in de misdaden en in de voorhuid uws vleses, mede levend gemaakt met Hem, al uw misdaden u vergevende; Hebr. 9:15 En daarom is Hij de Middelaar des Nieuwen Testaments, opdat, de dood daartussen gekomen zijnde tot verzoening der overtredingen die onder het eerste Testament waren, degenen die geroepen zijn, de beloftenis der eeuwige erve ontvangen zouden. 1 Petr. 3:18 Want Christus heeft ook ééns voor de zonden geleden, Hij rechtvaardig voor de onrechtvaardigen, opdat Hij ons tot God zou brengen; Die wel is gedood in het vlees, maar levend gemaakt door den Geest; |
| 14 Dit is het andere fundament onzer hoop, de verzekerdheid der liefde van Christus jegens ons, Die ons met God verzoend heeft toen wij nog vreemd van Hem waren, veelmeer dan ons behouden zal, nadat wij nu Zijn vrienden door het geloof geworden zijn. |
| 15 Of: onmachtig, namelijk om onszelven te verlossen, als overwonnen door de zonde gelijk door een dodelijke ziekte. |
| 16 Of: te rechter of bekwamer tijd, dat is, in den tijd van God bestemd, Gal. 4:4. |
| Gal. 4:4 Maar wanneer de volheid des tijds gekomen is, heeft God Zijn Zoon uitgezonden, geworden uit een vrouw, geworden onder de wet, |
| 17 Dat is, die in zichzelven zondaars waren, en door hun zonden Gods toorn meer en meer over zich verwekten. |
| | |
7 μόλις γὰρ ὑπὲρ δικαίου τις ἀποθανεῖται· ὑπὲρ γὰρ τοῦ ἀγαθοῦ τάχα τις καὶ τολμᾷ ἀποθανεῖν. | | 7 Want nauwelijks zal iemand voor een rechtvaardige sterven; want voor 18den goede zal 19mogelijk iemand ook 20bestaan te sterven; |
| 18 Of: nuttige, dat is, die hem of anderen dienstig en nuttig is. |
| 19 Dit zegt de apostel, omdat, inzonderheid in de Romeinse historiën, hoewel zeer weinigen, nochtans enigen worden gevonden, die zich in den dood hebben begeven om hun vrienden en medeburgers te verlossen van zwarigheid; maar niemand van die is voor zijn vijanden gestorven, gelijk Christus gedaan heeft. |
| 20 Gr. durven. |
| | |
8 συνίστησι δὲ τὴν ἑαυτοῦ ἀγάπην εἰς ἡμᾶς ὁ Θεός, ὅτι ἔτι ἁμαρτωλῶν ὄντων ἡμῶν Χριστὸς ὑπὲρ ἡμῶν ἀπέθανε. | | 8 Maar God 21bevestigt Zijn liefde jegens ons, dat Christus gvoor ons gestorven is als wij 22nog zondaars waren. |
| 21 Of: recommandeert, aanprijst. |
| g Hebr. 9:15. 1 Petr. 3:18. |
| Hebr. 9:15 En daarom is Hij de Middelaar des Nieuwen Testaments, opdat, de dood daartussen gekomen zijnde tot verzoening der overtredingen die onder het eerste Testament waren, degenen die geroepen zijn, de beloftenis der eeuwige erve ontvangen zouden. 1 Petr. 3:18 Want Christus heeft ook ééns voor de zonden geleden, Hij rechtvaardig voor de onrechtvaardigen, opdat Hij ons tot God zou brengen; Die wel is gedood in het vlees, maar levend gemaakt door den Geest; |
| 22 Dat is, als de zonde over ons nog haar heerschappij had, Joh. 9:31. Rom. 6:17, 19, 20. |
| Joh. 9:31 En wij weten dat God de zondaars niet hoort; maar zo iemand godvruchtig is en Zijn wil doet, dien hoort Hij. Rom. 6:17 Maar Gode zij dank, dat gij wel dienstknechten der zonde waart, maar dat gij nu van harte gehoorzaam geworden zijt aan het voorbeeld der leer, tot hetwelk gij overgegeven zijt; Rom. 6:19 Ik spreek op menselijke wijze, om der zwakheid uws vleses wil. Want gelijk gij uw leden gesteld hebt om dienstbaar te zijn
der onreinheid en der ongerechtigheid tot ongerechtigheid, alzo stelt nu uw leden om dienstbaar te zijn der gerechtigheid tot heiligmaking. Rom. 6:20 Want toen gij dienstknechten waart der zonde, zo waart gij vrij van de gerechtigheid. |
| | |
9 πολλῷ οὖν μᾶλλον, δικαιωθέντες νῦν ἐν τῷ αἵματι αὐτοῦ, σωθησόμεθα δι’ αὐτοῦ ἀπὸ τῆς ὀργῆς. | | 9 Veel meer dan, zijnde nu gerechtvaardigd 23door Zijn bloed, zullen wij door Hem behouden worden 24van den toorn. |
| 23 Gr. in Zijn bloed, dat is, door Zijn gehoorzaamheid tot den dood des kruises, Filipp. 2:8, welke is de bewegende oorzaak waarom ons God rechtvaardigt en waarop het geloof steunt, Rom. 3:25. |
| Filipp. 2:8 En in gedaante gevonden als een mens, heeft Hij Zichzelven vernederd, gehoorzaam geworden zijnde tot den dood, ja, den dood des kruises. Rom. 3:25 Welken God voorgesteld heeft tot een Verzoening door het geloof in Zijn bloed, tot een betoning van Zijn rechtvaardigheid, door de vergeving der zonden die tevoren geschied zijn onder de verdraagzaamheid Gods, |
| 24 Dat is, van de straf des toekomenden oordeels, 1 Thess. 1:10, hetwelk ook de dag des toorns genaamd wordt, Rom. 2:5. |
| 1 Thess. 1:10 En Zijn Zoon uit de hemelen te verwachten, Denwelken Hij uit de doden verwekt heeft, namelijk Jezus, Die ons verlost van den toekomenden toorn. Rom. 2:5 Maar naar uw hardigheid en onbekeerlijk hart vergadert gij uzelven toorn als een schat in den dag des toorns en der openbaring van het rechtvaardig oordeel Gods, |
| | |
10 εἰ γὰρ ἐχθροὶ ὄντες κατηλλάγημεν τῷ Θεῷ διὰ τοῦ θανάτου τοῦ Υἱοῦ αὐτοῦ, πολλῷ μᾶλλον καταλλαγέντες σωθησόμεθα ἐν τῇ ζωῇ αὐτοῦ· | | 10 Want indien wij 25vijanden zijnde, met God verzoend zijn door den dood Zijns Zoons, veel meer zullen wij verzoend zijnde, behouden worden 26door Zijn leven. |
| 25 Namelijk om de zonde die in ons was, welke God haat, en vijandschap is tegen God, Rom. 8:7. Anderszins heeft hij gezegd dat God ons liefgehad heeft, toen wij nog zondaars waren, vers 8. Namelijk ten aanzien dat wij van Hem uitverkoren en aan Christus om te verlossen gegeven waren, Joh. 17:2, 6. Rom. 9:13. |
| Rom. 8:7 Daarom dat het bedenken des vleses vijandschap is tegen God; want het onderwerpt zich der wet Gods niet; want het kan ook niet. vers 8 Maar God bevestigt Zijn liefde jegens ons, dat Christus voor ons gestorven is als wij nog zondaars waren. Joh. 17:2 Gelijkerwijs Gij Hem macht gegeven hebt over alle vlees, opdat al wat Gij Hem gegeven hebt, Hij hun het eeuwige leven geve. Joh. 17:6 Ik heb Uw Naam geopenbaard den mensen die Gij Mij uit de wereld gegeven hebt. Zij waren Uwe, en Gij hebt Mij dezelve gegeven, en zij hebben Uw Woord bewaard. Rom. 9:13 Gelijk geschreven is: Jakob heb Ik liefgehad, en Ezau heb Ik gehaat. |
| 26 Gr. in Zijn leven, dat is, door Hem Die nu leeft en zit ter rechterhand Gods, aldaar voor ons bidt, en alle dingen Zich heeft onderworpen, Rom. 8:34. Ef. 1:20, 21, 22, enz. Hebr. 9:24. |
| Rom. 8:34 Wie is het die verdoemt? Christus is het Die gestorven is; ja, wat meer is, Die ook opgewekt is, Die ook ter rechterhand Gods is, Die ook voor ons bidt. Ef. 1:20 Die Hij gewrocht heeft in Christus, als Hij Hem uit de doden heeft opgewekt, en heeft Hem
gezet tot Zijn rechterhand in den hemel, Ef. 1:21 Ver boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij, en allen naam die genaamd wordt, niet alleen in deze wereld, maar ook in de toekomende; Ef. 1:22 En heeft alle dingen Zijn voeten onderworpen, en heeft Hem der gemeente gegeven tot een Hoofd boven alle dingen; Hebr. 9:24 Want Christus is niet ingegaan in het heiligdom dat met handen gemaakt is, hetwelk is een tegenbeeld van het ware, maar in den hemel zelven, om nu te verschijnen voor het aangezicht Gods voor ons; |
| | |
11 οὐ μόνον δέ, ἀλλὰ καὶ καυχώμενοι ἐν τῷ Θεῷ διὰ τοῦ Κυρίου ἡμῶν Ἰησοῦ Χριστοῦ, δι’ οὗ νῦν τὴν καταλλαγὴν ἐλάβομεν. | | 11 En niet alleenlijk dit, maar 27wij roemen ook in God door onzen Heere Jezus Christus, door Welken wij nu de verzoening gekregen hebben. |
| 27 Namelijk hiervan, dat wij nu verzoend zijnde, ook zullen behouden worden van den toekomenden toorn, vss. 9, 10, en dat God onze God is en eeuwiglijk zal blijven. |
| vers 9 Veel meer dan, zijnde nu gerechtvaardigd door Zijn bloed, zullen wij door Hem behouden worden van den toorn. vers 10 Want indien wij vijanden zijnde, met God verzoend zijn door den dood Zijns Zoons, veel meer zullen wij verzoend zijnde, behouden worden door Zijn leven. |
| | Adam en Christus |
12 Διὰ τοῦτο, ὥσπερ δι’ ἑνὸς ἀνθρώπου ἡ ἁμαρτία εἰς τὸν κόσμον εἰσῆλθε, καὶ διὰ τῆς ἁμαρτίας ὁ θάνατος, καὶ οὕτως εἰς πάντας ἀνθρώπους ὁ θάνατος διῆλθεν, ἐφ’ ᾧ πάντες ἥμαρτον· | | 12 28Daarom, gelijk hdoor 29één mens de zonde in de wereld ingekomen is, en door de zonde ide dood, en alzo de dood tot alle mensen doorgegaan is, 30in welken allen 31gezondigd hebben. |
| 28 In de volgende verzen verklaart de apostel hoe wij door Christus gerechtvaardigd zijn, met een tegenstelling van Adam en zijn ongehoorzaamheid, door welke de dood doorgedrongen is over alle mensen, vss. 12, 13, 14, en daarna hoe Christus’ gehoorzaamheid ons daarentegen tot rechtvaardigheid strekt, vss. 15, 16, 17, 18, 19, door Gods toerekening. En dat het daarom niet ongerijmd is, dat wij allen door de gehoorzaamheid van één Mens gerechtvaardigd worden, alzo wij allen door de ongehoorzaamheid van één mens tot zondaars gesteld zijn. |
| vers 12 Daarom, gelijk door één mens de zonde in de wereld ingekomen is, en door de zonde de dood, en alzo de dood tot alle mensen doorgegaan is, in welken allen gezondigd hebben. vers 13 Want tot de wet was de zonde in de wereld; maar de zonde wordt niet toegerekend als er geen wet is. vers 14 Maar de dood heeft geheerst van Adam tot Mozes toe, ook over degenen die niet gezondigd hadden in de gelijkheid der overtreding van Adam, welke een voorbeeld is Desgenen Die komen zou. vers 15 Doch niet gelijk de misdaad, alzo is ook de genadegift. Want indien door de misdaad van één velen gestorven zijn, zo is veel meer de genade Gods en de gave door de genade, die daar is van één Mens, Jezus Christus, overvloedig geweest over velen. vers 16 En niet gelijk de schuld was door den énen die gezondigd heeft, alzo is de gift. Want de schuld is wel uit één misdaad tot verdoemenis, maar de genadegift is uit vele misdaden tot rechtvaardigmaking. vers 17 Want indien door de misdaad van één de dood geheerst heeft door dien énen, veel meer zullen degenen die den overvloed der genade en der gave der rechtvaardigheid ontvangen, in het leven heersen door dien Enen, namelijk Jezus Christus. vers 18 Zo dan, gelijk door één misdaad de schuld gekomen is over alle mensen tot verdoemenis, alzo ook door één rechtvaardigheid komt de genade
over alle mensen tot rechtvaardigmaking des levens. vers 19 Want gelijk door de ongehoorzaamheid van dien énen mens velen tot zondaars gesteld zijn geworden, alzo zullen ook door de gehoorzaamheid van Eén velen tot rechtvaardigen gesteld worden. |
| h Gen. 3:6. 1 Kor. 15:21. |
| Gen. 3:6 En de vrouw zag dat die boom goed was tot spijze, en dat hij een lust was voor de ogen, ja, een boom die begeerlijk was om verstandig te maken; en zij nam van zijn vrucht en at; en zij gaf ook haar man met haar, en hij at. 1 Kor. 15:21 Want dewijl de dood door een mens is, zo is ook de opstanding der doden door een Mens. |
| 29 Namelijk Adam, 1 Kor. 15:21, waaronder ook Eva begrepen is, alzo deze twee één vlees waren, en een gemene stam van het gehele menselijke geslacht, Ef. 5:31. 1 Tim. 2:14. |
| 1 Kor. 15:21 Want dewijl de dood door een mens is, zo is ook de opstanding der doden door een Mens. Ef. 5:31 Daarom zal een mens zijn vader en moeder verlaten en zal zijn vrouw aanhangen, en zij twee zullen tot één vlees wezen. 1 Tim. 2:14 En Adam is niet verleid geworden, maar de vrouw verleid zijnde, is in overtreding geweest. |
| i Gen. 2:17. Rom. 6:23. |
| Gen. 2:17 Maar van den boom der kennis des goeds en des kwaads, daarvan zult gij niet eten; want ten dage als gij daarvan eet, zult gij den dood sterven. Rom. 6:23 Want de bezoldiging der zonde is de dood, maar de genadegift Gods is het eeuwige leven, door Jezus Christus, onzen Heere. |
| 30 Namelijk énen mens, gelijk dit Griekse woordje epi voor in ook elders wordt genomen, Mark. 2:4. Hebr. 9:17, enz., en dit woordje in van Paulus ook over deze zaak gebruikt wordt, 1 Kor. 15:22. Of: voor zoveel, of: omdat zij allen gezondigd hebben, en dat brengt ook noodzakelijk denzelfden zin mede, want alle mensen die sterven, hebben in zichzelven geen dadelijke zonden begaan, gelijk blijkt in de onmondige kinderen, van welke velen sterven in hun onmondigheid, en derhalve moeten gezondigd hebben in dezen énen mens, in wiens lendenen zij waren; gelijk Levi gezegd wordt tienden gegeven te hebben, zijnde in de lendenen van Abraham, Hebr. 7:9. Zie hiervan breder verklaring in de volgende verzen en Job 14:4. Ps. 51:7. Joh. 3:5, 6. Ef. 2:3, enz. |
| Mark. 2:4 En niet kunnende tot Hem genaken overmits de schare, ontdekten zij het dak waar Hij was; en dat
opengebroken hebbende, lieten zij het beddeken neder waar de geraakte op lag. Hebr. 9:17 Want een testament is vast in de doden, dewijl het nog geen kracht heeft wanneer de testamentmaker leeft; 1 Kor. 15:22 Want gelijk zij allen in Adam sterven, alzo zullen zij ook in Christus allen levend gemaakt worden. Hebr. 7:9 En, om zo te spreken, ook Levi, die tienden neemt, heeft door Abraham tienden gegeven; Job 14:4 Wie zal een reine geven uit den onreine? Niet één. Ps. 51:7 Zie, ik ben in ongerechtigheid geboren, en in zonde heeft mij mijn moeder ontvangen. Joh. 3:5 Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u, zo iemand niet geboren wordt uit water en Geest, hij kan in het Koninkrijk Gods niet ingaan. Joh. 3:6 Hetgeen uit het vlees geboren is, dat is vlees; en hetgeen uit den Geest geboren is, dat is geest. Ef. 2:3 Onder dewelke ook wij allen eertijds verkeerd hebben in de begeerlijkheden onzes vleses, doende den wil des vleses en der gedachten; en wij waren van nature kinderen des toorns, gelijk ook de anderen. |
| 31 Namelijk alzo is ook door één Mens Jezus Christus de gerechtigheid en het leven over alle gelovigen gekomen. Gelijk Paulus besluit vss. 18, 19. |
| vers 18 Zo dan, gelijk door één misdaad de schuld gekomen is over alle mensen tot verdoemenis, alzo ook door één rechtvaardigheid komt de genade
over alle mensen tot rechtvaardigmaking des levens. vers 19 Want gelijk door de ongehoorzaamheid van dien énen mens velen tot zondaars gesteld zijn geworden, alzo zullen ook door de gehoorzaamheid van Eén velen tot rechtvaardigen gesteld worden. |
| | |
13 ἄχρι γὰρ νόμου ἁμαρτία ἦν ἐν κόσμῳ· ἁμαρτία δὲ οὐκ ἐλλογεῖται, μὴ ὄντος νόμου. | | 13 Want 32tot de wet 33was de zonde in de wereld; maar de zonde wordt 34niet toegerekend 35als er geen wet is. |
| 32 Namelijk van Mozes gegeven. |
| 33 Dat is, was ook in de wereld, gelijk uit den dood blijkt, vers 14, die de bezoldiging der zonde is, Rom. 6:23. |
| vers 14 Maar de dood heeft geheerst van Adam tot Mozes toe, ook over degenen die niet gezondigd hadden in de gelijkheid der overtreding van Adam, welke een voorbeeld is Desgenen Die komen zou. Rom. 6:23 Want de bezoldiging der zonde is de dood, maar de genadegift Gods is het eeuwige leven, door Jezus Christus, onzen Heere. |
| 34 Dat is, niet voor zonde gehouden of gerekend. |
| 35 Waaruit de apostel besluiten wil, dat er dan een andere wet is geweest, door welker overtreding alle mensen ook in dien tijd zondaars geweest zijn; en dat niet alleen de wet der natuur, die de onmondige kinderen niet hebben overtreden, maar de wet die God aan den eersten mens had gegeven, wiens overtreding aan allen, ook zelfs aan de onmondige kinderen, is toegerekend, gelijk het volgende vers medebrengt. |
| | |
14 ἀλλ’ ἐβασίλευσεν ὁ θάνατος ἀπὸ Ἀδὰμ μέχρι Μωσέως καὶ ἐπὶ τοὺς μὴ ἁμαρτήσαντας ἐπὶ τῷ ὁμοιώματι τῆς παραβάσεως Ἀδάμ, ὅς ἐστι τύπος τοῦ μέλλοντος. | | 14 Maar 36de dood heeft geheerst van Adam tot Mozes toe, ook over degenen 37die niet gezondigd hadden in de gelijkheid der overtreding van Adam, welke 38een voorbeeld is 39Desgenen Die komen zou. |
| 36 Namelijk niet alleen de geestelijke en eeuwige dood, maar ook de lichamelijke, van welken hij in dit vers inzonderheid spreekt, omdat die voor allen klaarblijkelijk was, Rom. 8:10. 1 Kor. 15:22. |
| Rom. 8:10 En indien Christus in ulieden is, zo is wel het lichaam dood om der zonde wil, maar de geest is leven om der gerechtigheid wil. 1 Kor. 15:22 Want gelijk zij allen in Adam sterven, alzo zullen zij ook in Christus allen levend gemaakt worden. |
| 37 Dat is, de onmondige kinderen, die nog geen dadelijke zonden tegen de wet Gods hebben begaan, gelijk Adam en alle volwassenen na hem gedaan hebben, en die evenwel sterven. Waaruit dan blijkt dat zij met de erfzonde besmet zijn. |
| 38 Dat is, een gelijk voorbeeld, namelijk dat gelijk Adam degenen die van hem natuurlijkerwijze geboren zijn, in hem en door hem tot zondaars gesteld heeft, alzo ook Christus allen die door Hem op bovennatuurlijke wijze herboren worden, in Hem en door Hem tot rechtvaardigen stelt, gelijk de volgende verklaring bewijst. |
| 39 Dat is, van Christus, het beloofde Zaad, Dat den satan den kop zou vertreden, Gen. 3:15, op welke belofte de apostel hier schijnt te zien. Want aldaar wordt de tweede Adam beloofd, zo haast de eerste was gevallen. |
| Gen. 3:15 En Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar Zaad; Datzelve zal u den kop vermorzelen, en gij zult Het de verzenen vermorzelen. |
| | |
15 ἀλλ’ οὐχ ὡς τὸ παράπτωμα, οὕτω καὶ τὸ χάρισμα. εἰ γὰρ τῷ τοῦ ἑνὸς παραπτώματι οἱ πολλοὶ ἀπέθανον, πολλῷ μᾶλλον ἡ χάρις τοῦ Θεοῦ καὶ ἡ δωρεὰ ἐν χάριτι τῇ τοῦ ἑνὸς ἀνθρώπου Ἰησοῦ Χριστοῦ εἰς τοὺς πολλοὺς ἐπερίσσευσε. | | 15 Doch niet gelijk 40de misdaad, alzo is ook 41de genadegift. Want indien door de misdaad van één 42velen gestorven zijn, zo is veel meer 43de genade Gods en 44de gave door de genade, die daar is van één Mens, Jezus Christus, 45overvloedig geweest 46over velen. |
| 40 Of: val, afval; dat is, de zonde van Adam, die in dit hoofdstuk meermaals met dit woord genaamd wordt. |
| 41 Dat is, de weldaad die ons door Christus is verkregen en wordt geschonken. |
| 42 Dat is, niet alleen hij zelf, maar vele anderen, namelijk allen die van hem naar de natuur gekomen zijn. |
| 43 Dat is, de barmhartigheid en onverdiende gunst Gods. |
| 44 Dat is, de gerechtigheid van Christus, die ons van God uit genade door het geloof wordt toegerekend. |
| 45 Dat is, krachtiger en menigvuldiger. Een gelijkenis genomen van het water dat het vuur door zijn kracht of vloed uitblust, dat alzo ook de kracht en overvloed van Christus’ gerechtigheid de zonde en schuld uitblust. |
| 46 Dat is, allen die Hem door het geloof worden ingelijfd. |
| | |
16 καὶ οὐχ ὡς δι’ ἑνὸς ἁμαρτήσαντος, τὸ δώρημα· τὸ μὲν γὰρ κρίμα ἐξ ἑνὸς εἰς κατάκριμα, τὸ δὲ χάρισμα ἐκ πολλῶν παραπτωμάτων εἰς δικαίωμα. | | 16 En niet gelijk de schuld was door 47den énen die gezondigd heeft, alzo is de gift. Want 48de schuld is wel uit één misdaad tot 49verdoemenis, maar de genadegift is uit 50vele misdaden tot rechtvaardigmaking. |
| 47 Namelijk Adam, als tevoren. |
| 48 Of: oordeel, dat is, schuld, gelijk 1 Tim. 5:12. Namelijk waardoor wij om de zonde voor Gods oordeel den tijdelijken en eeuwigen dood schuldig zijn, gelijk uit het volgende blijkt. |
| 1 Tim. 5:12 Hebbende haar oordeel, omdat zij haar eerste geloof hebben tenietgedaan. |
| 49 Namelijk voor degenen die door het geloof in Christus van dezen verdoemelijken staat niet verlost worden. |
| 50 Namelijk dergenen die deze algemene zonde met vele bijzondere zonden hebben verzwaard, gelijk alle mensen doen die tot hun jaren gekomen zijn. |
| | |
17 εἰ γὰρ τῷ *τοῦ ἑνὸς παραπτώματι ὁ θάνατος ἐβασίλευσε διὰ τοῦ ἑνός, πολλῷ μᾶλλον οἱ τὴν περισσείαν τῆς χάριτος καὶ τῆς δωρεᾶς τῆς δικαιοσύνης λαμβάνοντες ἐν ζωῇ βασιλεύσουσι διὰ τοῦ ἑνὸς Ἰησοῦ Χριστοῦ. * τοῦ ἑνὸς St, B-edd, Elz, Sc, M | ἑνὶ B-edd | | 17 Want indien door de misdaad van één de dood geheerst heeft door 51dien énen, veel meer zullen degenen die den overvloed der genade en der gave der rechtvaardigheid 52ontvangen, 53in het leven heersen door dien Enen, namelijk Jezus Christus. |
| 51 Namelijk eersten Adam, als tevoren. |
| 52 Of: aannemen, namelijk door het ware geloof, Joh. 1:12. |
| Joh. 1:12 Maar zovelen Hem aangenomen hebben, dien heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven; |
| 53 Dat is, dit geestelijke leven deelachtig zijnde, de overhand hebben over de zonde en schuld derzelve, Gal. 2:19, 20. Ef. 2:5, 6, en hierna het eeuwige leven deelachtig worden, gelijk vers 21 nader verklaard wordt. |
| Gal. 2:19 Want ik ben door de wet der wet gestorven, opdat ik Gode leven zou. Gal. 2:20 Ik ben met Christus gekruist; en ik leef, doch
niet meer ik, maar Christus leeft in mij; en hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof des Zoons Gods, Die mij liefgehad heeft en Zichzelven voor mij overgegeven heeft. Ef. 2:5 Ook toen wij dood waren door de misdaden, heeft ons
levend gemaakt met Christus (uit genade zijt gij zalig geworden), Ef. 2:6 En heeft ons medeopgewekt, en heeft ons medegezet in den hemel in Christus Jezus; vers 21 Opdat gelijk de zonde geheerst heeft tot den dood, alzo ook de genade zou heersen door rechtvaardigheid tot het eeuwige leven, door Jezus Christus, onzen Heere. |
| | |
18 ἄρα οὖν ὡς δι’ ἑνὸς παραπτώματος εἰς πάντας ἀνθρώπους εἰς κατάκριμα, οὕτω καὶ δι’ ἑνὸς δικαιώματος εἰς πάντας ἀνθρώπους εἰς δικαίωσιν ζωῆς. | | 18 Zo dan, gelijk door één misdaad de schuld gekomen is over alle mensen 54tot verdoemenis, alzo ook door 55één rechtvaardigheid komt de genade
56over alle mensen tot rechtvaardigmaking des levens. |
| 54 Dat is, hen in zulken staat gebracht waarin zij voor God verdoemelijk zijn, Rom. 3:19. Ef. 2:1, 3. |
| Rom. 3:19 Wij weten nu dat al wat de wet zegt, zij dat spreekt tot degenen die onder de wet zijn; opdat alle mond gestopt worde en de gehele wereld voor God verdoemelijk zij. Ef. 2:1 EN u heeft Hij mede levend gemaakt, daar gij dood waart door de misdaden en de zonden, Ef. 2:3 Onder dewelke ook wij allen eertijds verkeerd hebben in de begeerlijkheden onzes vleses, doende den wil des vleses en der gedachten; en wij waren van nature kinderen des toorns, gelijk ook de anderen. |
| 55 Gr. dikaioma. Alzo noemt hij de gehoorzaamheid van Christus, omdat zij de kracht heeft om ook anderen te rechtvaardigen, gelijk het Griekse woord hier medebrengt; en wordt gesteld tegen de overtreding van Adam, in welke ook de kracht was om anderen tot zondaars te maken, vers 19. |
| vers 19 Want gelijk door de ongehoorzaamheid van dien énen mens velen tot zondaars gesteld zijn geworden, alzo zullen ook door de gehoorzaamheid van Eén velen tot rechtvaardigen gesteld worden. |
| 56 Namelijk die in Hem geloven; of: die deze gave aannemen, vers 17. |
| vers 17 Want indien door de misdaad van één de dood geheerst heeft door dien énen, veel meer zullen degenen die den overvloed der genade en der gave der rechtvaardigheid ontvangen, in het leven heersen door dien Enen, namelijk Jezus Christus. |
| | |
19 ὥσπερ γὰρ διὰ τῆς παρακοῆς τοῦ ἑνὸς ἀνθρώπου ἁμαρτωλοὶ κατεστάθησαν οἱ πολλοί, οὕτω καὶ διὰ τῆς ὑπακοῆς τοῦ ἑνὸς δίκαιοι κατασταθήσονται οἱ πολλοί. | | 19 57Want gelijk door de ongehoorzaamheid van dien énen mens velen tot zondaars gesteld zijn geworden, alzo zullen ook door de gehoorzaamheid van Eén velen tot rechtvaardigen gesteld worden. |
| 57 Hier besluit de apostel de gelijkenis van Adam en van Christus; namelijk dat gelijk de ongehoorzaamheid van Adam ons toegerekend wordt tot schuld der verdoemenis, alzo Christus’ gehoorzaamheid ons toegerekend wordt tot ontslag van die schuld. Het is wel waar dat gelijk wij door Adams eerste misdaad niet alleen schuldig zijn geworden aan dezelve, en aan de straf van dien, maar ook onze natuur daardoor verdorven is geworden, dat alzo wij door Christus’ gehoorzaamheid niet alleen van de straf verlost zijn, maar ook door de kracht derzelve van Zijn Geest in ons gemoed vernieuwd en geheiligd worden; doch daarvan heeft de apostel tot nog toe niet gesproken, maar begint daarvan te spreken in het volgende. En deze vernieuwing is in dit leven ook geheel onvolmaakt, gelijk hij met zijn eigen voorbeeld zal bewijzen in het zevende hoofdstuk, zodat wij daardoor voor God niet kunnen rechtvaardig gesteld worden. |
| | |
20 νόμος δὲ παρεισῆλθεν, ἵνα πλεονάσῃ τὸ παράπτωμα· οὗ δὲ ἐπλεόνασεν ἡ ἁμαρτία, ὑπερεπερίσσευσεν ἡ χάρις· | | 20 k58Maar de wet is 59bovendien ingekomen, opdat de misdaad 60te meerder worde; len waar de zonde meerder geworden is, daar is 61de genade veel meer overvloedig geweest; |
| k Joh. 15:22. Rom. 4:15; 7:8. Gal. 3:19. |
| Joh. 15:22 Indien Ik niet gekomen was en tot hen gesproken had, zij hadden geen zonde; maar nu hebben zij geen voorwendsel voor hun zonde. Rom. 4:15 Want de wet werkt toorn; want waar geen wet is, daar is ook geen overtreding. Rom. 7:8 Maar de zonde, oorzaak genomen hebbende door het gebod, heeft in mij alle begeerlijkheid gewrocht; want zonder de wet is de zonde dood. Gal. 3:19 Waartoe is dan de wet? Zij is om der overtredingen wil daarbij gesteld, totdat het Zaad zou gekomen zijn, Wien het beloofd was; en zij is door de engelen besteld in de hand des middelaars. |
| 58 Hier beantwoordt de apostel deze tegenwerping: Indien wij door de gerechtigheid van Christus alleen tot rechtvaardigen gesteld worden, waartoe is dan de wet den Israëlieten door Mozes gegeven? En verklaart dat de wet niet is gegeven om gerechtvaardigd te worden door haar, maar opdat de zonde, en de straf die wij vanwege de zonde schuldig zijn, te beter zou bekend worden; en dat alzo de genade Gods in Christus, die ons niettegenstaande de zwaarte onzer zonden rechtvaardigt, te meerder zou geacht worden, en wij te vlijtiger onze toevlucht tot dezelve zouden nemen. Zie Gal. 3:19. |
| Gal. 3:19 Waartoe is dan de wet? Zij is om der overtredingen wil daarbij gesteld, totdat het Zaad zou gekomen zijn, Wien het beloofd was; en zij is door de engelen besteld in de hand des middelaars. |
| 59 Namelijk boven de schuld die wij van nature onderworpen waren; of: boven de belofte, die alrede aan Abraham gedaan was, waarvan in het voorgaande hoofdstuk en Gal. 3:17 gesproken wordt. |
| Gal. 3:17 En dit zeg ik: Het verbond dat tevoren van God bevestigd is op Christus, wordt door de wet, die na vierhonderd en dertig jaren gekomen is, niet krachteloos gemaakt, om de beloftenis teniet te doen. |
| 60 Dat is, te klaarblijkelijker, en ook te sterker, niet door de schuld van de wet, maar van onze verdorven natuur, die altijd strijd voert tegen hetgeen haar verboden is, Rom. 7:5, 8. |
| Rom. 7:5 Want toen wij in het vlees waren, wrochten de bewegingen der zonden, die door de wet zijn, in onze leden, om den dood vruchten te dragen. Rom. 7:8 Maar de zonde, oorzaak genomen hebbende door het gebod, heeft in mij alle begeerlijkheid gewrocht; want zonder de wet is de zonde dood. |
| l Luk. 7:47. |
| Luk. 7:47 Daarom zeg Ik u: Haar zonden zijn haar vergeven, die vele waren; want zij heeft veel liefgehad; maar dien weinig vergeven wordt, die heeft weinig lief. |
| 61 Zie de aantt. op het 15de vers. |
| | |
21 ἵνα ὥσπερ ἐβασίλευσεν ἡ ἁμαρτία ἐν τῷ θανάτῳ, οὕτω καὶ ἡ χάρις βασιλεύσῃ διὰ δικαιοσύνης εἰς ζωὴν αἰώνιον, διὰ Ἰησοῦ Χριστοῦ τοῦ Κυρίου ἡμῶν. | | 21 Opdat gelijk de zonde 62geheerst heeft 63tot den dood, alzo ook 64de genade zou heersen 65door rechtvaardigheid 66tot het eeuwige leven, door Jezus Christus, onzen Heere. |
| 62 Dat is, de overhand over ons gehad heeft, of ons aan haar macht heeft onderworpen. |
| 63 Gr. in den dood, namelijk den tijdelijken en eeuwigen dood, gelijk blijkt uit de volgende tegenstelling. |
| 64 Namelijk Gods over ons. |
| 65 Namelijk die ons van Hem door het geloof is geschonken. |
| 66 Namelijk hetwelk hier in ons begint, en namaals ten volle over ons zal geopenbaard worden, Joh. 11:25, 26. Kol. 3:3, 4. |
| Joh. 11:25 Jezus zeide tot haar: Ik ben de Opstanding en het Leven; die in Mij gelooft, zal leven, al ware hij ook gestorven; Joh. 11:26 En een iegelijk die leeft en in Mij gelooft, zal niet sterven in der eeuwigheid. Gelooft gij dat? Kol. 3:3 Want gij zijt gestorven, en uw leven is met Christus verborgen in God. Kol. 3:4 Wanneer nu Christus zal geopenbaard zijn, Die ons Leven is, dan zult ook gij met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid. |