Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)
| | Abrahams rechtvaardiging niet uit de werken |
1 Τί οὖν ἐροῦμεν Ἀβραὰμ τὸν πατέρα ἡμῶν εὑρηκέναι κατὰ σάρκα; | | 1 WAT zullen wij dan zeggen adat Abraham, onze vader, verkregen heeft naar het vlees? a Jes. 51:2. a Jes. 51:2 Aanschouwt Abraham, ulieder vader, en Sara, die ulieden gebaard heeft; want Ik riep hem toen hij nog alleen was, en Ik zegende hem en Ik vermenigvuldigde hem. |
2 εἰ γὰρ Ἀβραὰμ ἐξ ἔργων ἐδικαιώθη, ἔχει καύχημα, ἀλλ’ οὐ πρὸς τὸν Θεόν. | | 2 Want indien Abraham uit de werken gerechtvaardigd is, zo heeft hij roem, maar niet bij God. |
3 τί γὰρ ἡ γραφὴ λέγει; Ἐπίστευσε δὲ Ἀβραὰμ τῷ Θεῷ, καὶ ἐλογίσθη αὐτῷ εἰς δικαιοσύνην. | | 3 Want wat zegt de Schrift? bEn Abraham geloofde God, en het is hem gerekend tot rechtvaardigheid. b Gen. 15:6. Gal. 3:6. Jak. 2:23. b Gen. 15:6 En hij geloofde in den HEERE; en Hij rekende het hem tot gerechtigheid. Gal. 3:6 Gelijkerwijs Abraham Gode geloofd heeft, en het is hem tot rechtvaardigheid gerekend; Jak. 2:23 En de Schrift is vervuld geworden, die daar zegt: En Abraham geloofde God, en het is hem tot rechtvaardigheid gerekend; en hij is een vriend Gods genaamd geweest. |
4 τῷ δὲ ἐργαζομένῳ ὁ μισθὸς οὐ λογίζεται κατὰ χάριν, ἀλλὰ κατὰ τὸ ὀφείλημα. | | 4 Nu, dengene die werkt, wordt het loon niet toegerekend naar genade, maar naar schuld. |
5 τῷ δὲ μὴ ἐργαζομένῳ, πιστεύοντι δὲ ἐπὶ τὸν δικαιοῦντα τὸν ἀσεβῆ, λογίζεται ἡ πίστις αὐτοῦ εἰς δικαιοσύνην. | | 5 Doch dengene die niet werkt, maar gelooft in Hem Die den goddeloze rechtvaardigt, wordt zijn geloof gerekend tot rechtvaardigheid. |
6 καθάπερ καὶ Δαβὶδ λέγει τὸν μακαρισμὸν τοῦ ἀνθρώπου, ᾧ ὁ Θεὸς λογίζεται δικαιοσύνην χωρὶς ἔργων, | | 6 Gelijk ook David den mens zalig spreekt welken God de rechtvaardigheid toerekent zonder werken, |
7 Μακάριοι ὧν ἀφέθησαν αἱ ἀνομίαι, καὶ ὧν ἐπεκαλύφθησαν αἱ ἁμαρτίαι. | | 7 Zeggende: cZalig zijn zij welker ongerechtigheden vergeven zijn, en welker zonden bedekt zijn; c Ps. 32:1. c Ps. 32:1 EEN onderwijzing van David. Welgelukzalig is hij wiens overtreding vergeven, wiens zonde bedekt is. |
8 μακάριος ἀνὴρ ᾧ οὐ μὴ λογίσηται Κύριος ἁμαρτίαν. | | 8 Zalig is de man welken de Heere de zonde niet toerekent. |
| | Abrahams rechtvaardiging ook niet uit de besnijdenis |
9 ὁ μακαρισμὸς οὖν οὗτος ἐπὶ τὴν περιτομήν, ἢ καὶ ἐπὶ τὴν ἀκροβυστίαν; λέγομεν γὰρ ὅτι Ἐλογίσθη τῷ Ἀβραὰμ ἡ πίστις εἰς δικαιοσύνην. | | 9 Deze zaligspreking dan, is die alleen over de besnijdenis of ook over de voorhuid? Want wij zeggen dat Abraham het geloof gerekend is tot rechtvaardigheid. |
10 πῶς οὖν ἐλογίσθη; ἐν περιτομῇ ὄντι, ἢ ἐν ἀκροβυστίᾳ; οὐκ ἐν περιτομῇ, ἀλλ’ ἐν ἀκροβυστίᾳ· | | 10 Hoe is het hem dan toegerekend? Als hij in de besnijdenis was, of in de voorhuid? Niet in de besnijdenis, maar in de voorhuid. |
11 καὶ σημεῖον ἔλαβε περιτομῆς, σφραγῖδα τῆς δικαιοσύνης τῆς πίστεως τῆς ἐν τῇ ἀκροβυστίᾳ· εἰς τὸ εἶναι αὐτὸν πατέρα πάντων τῶν πιστευόντων δι’ ἀκροβυστίας, εἰς τὸ λογισθῆναι καὶ αὐτοῖς τὴν δικαιοσύνην· | | 11 dEn hij heeft het teken der besnijdenis ontvangen tot een zegel der rechtvaardigheid des geloofs, die hem in de voorhuid was toegerekend; opdat hij zou zijn een vader van allen die geloven in de voorhuid zijnde, teneinde ook hun de rechtvaardigheid toegerekend worde, d Gen. 17:11. d Gen. 17:11 En gij zult het vlees uwer voorhuid besnijden; en dat zal tot een teken zijn des verbonds tussen Mij en tussen u. |
12 καὶ πατέρα περιτομῆς τοῖς οὐκ ἐκ περιτομῆς μόνον, ἀλλὰ καὶ τοῖς στοιχοῦσι τοῖς ἴχνεσι τῆς ἐν τῇ ἀκροβυστίᾳ πίστεως τοῦ πατρὸς ἡμῶν Ἀβραάμ. | | 12 En een vader der besnijdenis, dengenen namelijk die niet alleen uit de besnijdenis zijn, maar die ook wandelen in de voetstappen des geloofs van onzen vader Abraham, hetwelk in de voorhuid was. |
| | Abrahams rechtvaardiging uit het geloof |
13 οὐ γὰρ διὰ νόμου ἡ ἐπαγγελία τῷ Ἀβραὰμ ἢ τῷ σπέρματι αὐτοῦ, τὸ κληρονόμον αὐτὸν εἶναι τοῦ κόσμου, ἀλλὰ διὰ δικαιοσύνης πίστεως. | | 13 Want de belofte is niet door de wet aan Abraham of zijn zaad geschied, namelijk dat hij een erfgenaam der wereld zou zijn, maar door de rechtvaardigheid des geloofs. |
14 εἰ γὰρ οἱ ἐκ νόμου κληρονόμοι, κεκένωται ἡ πίστις, καὶ κατήργηται ἡ ἐπαγγελία· | | 14 eWant indien degenen die uit de wet zijn, erfgenamen zijn, zo is het geloof ijdel geworden en de beloftenis tenietgedaan. e Gal. 3:18. e Gal. 3:18 Want indien de erfenis uit de wet is, zo is zij niet meer uit de beloftenis; maar God heeft ze Abraham door de beloftenis genadiglijk gegeven. |
15 ὁ γὰρ νόμος ὀργὴν κατεργάζεται· οὗ γὰρ οὐκ ἔστι νόμος, οὐδὲ παράβασις. | | 15 Want de wet werkt toorn; fwant waar geen wet is, daar is ook geen overtreding. f Joh. 15:22. Rom. 5:20; 7:8. Gal. 3:19. f Joh. 15:22 Indien Ik niet gekomen was en tot hen gesproken had, zij hadden geen zonde; maar nu hebben zij geen voorwendsel voor hun zonde. Rom. 5:20 Maar de wet is bovendien ingekomen, opdat de misdaad te meerder worde; en waar de zonde meerder geworden is, daar is de genade veel meer overvloedig geweest; Rom. 7:8 Maar de zonde, oorzaak genomen hebbende door het gebod, heeft in mij alle begeerlijkheid gewrocht; want zonder de wet is de zonde dood. Gal. 3:19 Waartoe is dan de wet? Zij is om der overtredingen wil daarbij gesteld, totdat het Zaad zou gekomen zijn, Wien het beloofd was; en zij is door de engelen besteld in de hand des middelaars. |
16 διὰ τοῦτο ἐκ πίστεως, ἵνα κατὰ χάριν, εἰς τὸ εἶναι βεβαίαν τὴν ἐπαγγελίαν παντὶ τῷ σπέρματι, οὐ τῷ ἐκ τοῦ νόμου μόνον, ἀλλὰ καὶ τῷ ἐκ πίστεως Ἀβραάμ, ὅς ἐστι πατὴρ πάντων ἡμῶν | | 16 Daarom is zij uit het geloof, opdat zij zij naar genade, teneinde de belofte vast zij al den zade, niet alleen dat uit de wet is, maar ook dat uit het geloof van Abraham is, gwelke een vader is van ons allen g Jes. 51:2. g Jes. 51:2 Aanschouwt Abraham, ulieder vader, en Sara, die ulieden gebaard heeft; want Ik riep hem toen hij nog alleen was, en Ik zegende hem en Ik vermenigvuldigde hem. |
17 (καθὼς γέγραπται ὅτι Πατέρα πολλῶν ἐθνῶν τέθεικά σε), κατέναντι οὗ ἐπίστευσε Θεοῦ, τοῦ ζωοποιοῦντος τοὺς νεκρούς, καὶ καλοῦντος τὰ μὴ ὄντα ὡς ὄντα. | | 17 (Gelijk geschreven staat: hIk heb u tot een vader van vele volken gesteld), voor Hem aan Welken hij geloofd heeft, namelijk God, Die de doden levend maakt, en roept de dingen die niet zijn, alsof zij waren. h Gen. 17:4. h Gen. 17:4 Mij aangaande, zie, Mijn verbond is met u; en gij zult tot een vader van menigte der volken worden. |
18 ὃς παρ’ ἐλπίδα ἐπ’ ἐλπίδι ἐπίστευσεν, εἰς τὸ γενέσθαι αὐτὸν πατέρα πολλῶν ἐθνῶν, κατὰ τὸ εἰρημένον, Οὕτως ἔσται τὸ σπέρμα σου. | | 18 Welke tegen hoop op hoop geloofd heeft dat hij zou worden een vader van vele volken, volgens hetgeen gezegd was: iAlzo zal uw zaad wezen. i Gen. 15:5. Hebr. 11:12. i Gen. 15:5 Toen leidde Hij hem uit naar buiten en zeide: Zie nu op naar den hemel en tel de sterren, indien gij ze tellen kunt; en Hij zeide tot hem: Zo zal uw zaad zijn. Hebr. 11:12 Daarom zijn ook van één, en dat een verstorvene, zovelen in menigte geboren als de sterren des hemels, en als het zand dat aan den oever der zee is, hetwelk ontelbaar is. |
19 καὶ μὴ ἀσθενήσας τῇ πίστει, οὐ κατενόησε τὸ ἑαυτοῦ σῶμα ἤδη νενεκρωμένον, ἑκατονταέτης που ὑπάρχων, καὶ τὴν νέκρωσιν τῆς μήτρας Σάρρας· | | 19 En niet verzwakt zijnde in het geloof, heeft hij zijn eigen lichaam niet aangemerkt, dat alrede verstorven was, alzo hij omtrent honderd jaren oud was, noch ook dat de moeder in Sara verstorven was. |
20 εἰς δὲ τὴν ἐπαγγελίαν τοῦ Θεοῦ οὐ διεκρίθη τῇ ἀπιστίᾳ, ἀλλ’ ἐνεδυναμώθη τῇ πίστει, δοὺς δόξαν τῷ Θεῷ, | | 20 kEn hij heeft aan de beloftenis Gods niet getwijfeld door ongeloof, maar is gesterkt geweest in het geloof, gevende God de eer, k Joh. 8:56. Hebr. 11:11, 18. k Joh. 8:56 Abraham, uw vader, heeft met verheuging verlangd, opdat hij Mijn dag zien zou; en hij heeft hem
gezien en is verblijd geweest. Hebr. 11:11 Door het geloof heeft ook Sara zelve kracht ontvangen om zaad te geven, en boven den tijd haars ouderdoms heeft zij gebaard; overmits zij Hem getrouw heeft geacht Die het beloofd had. Hebr. 11:18 (Tot denwelken gezegd was: In Izak zal u het zaad genaamd worden), overleggende dat God machtig was hem ook uit de doden te verwekken; |
21 καὶ πληροφορηθεὶς ὅτι ὃ ἐπήγγελται, δυνατός ἐστι καὶ ποιῆσαι. | | 21 lEn ten volle verzekerd zijnde dat hetgeen beloofd was, Hij ook machtig was te doen. l Ps. 115:3. l Ps. 115:3 Onze God is toch in den hemel, Hij doet al wat Hem behaagt. |
22 διὸ καὶ ἐλογίσθη αὐτῷ εἰς δικαιοσύνην. | | 22 Daarom is het hem ook tot rechtvaardigheid gerekend. |
23 οὐκ ἐγράφη δὲ δι’ αὐτὸν μόνον, ὅτι ἐλογίσθη αὐτῷ· | | 23 mNu is het niet alleen om zijnentwil geschreven, dat het hem toegerekend is, m Rom. 15:4. m Rom. 15:4 Want al wat tevoren geschreven is, dat is tot onze lering tevoren geschreven, opdat wij door lijdzaamheid en vertroosting der Schriften hoop hebben zouden. |
24 ἀλλὰ καὶ δι’ ἡμᾶς, οἷς μέλλει λογίζεσθαι, τοῖς πιστεύουσιν ἐπὶ τὸν ἐγείραντα Ἰησοῦν τὸν Κύριον ἡμῶν ἐκ νεκρῶν, | | 24 Maar ook om onzentwil, welken het zal toegerekend worden, namelijk dengenen die geloven in Hem Die Jezus, onzen Heere, uit de doden opgewekt heeft, |
25 ὃς παρεδόθη διὰ τὰ παραπτώματα ἡμῶν, καὶ ἠγέρθη διὰ τὴν δικαίωσιν ἡμῶν. | | 25 Welke overgeleverd is om onze zonden en opgewekt om onze rechtvaardigmaking. |