Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

Romeinen 2 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Romeinen 2

 Gods oordeel ook over de Joden
1 Διὸ ἀναπολόγητος εἶ, ὦ ἄνθρωπε πᾶς ὁ κρίνων· ἐν ᾧ γὰρ κρίνεις τὸν ἕτερον, σεαυτὸν κατακρίνεις, τὰ γὰρ αὐτὰ πράσσεις ὁ κρίνων. 1 DAAROM zijt gij niet te verontschuldigen, o mens, wie gij zijt, die anderen oordeelt; awant waarin gij een ander oordeelt, veroordeelt gij uzelven; want gij, die anderen oordeelt, doet dezelfde dingen. a 2 Sam. 12:5. Matth. 7:1. 1 Kor. 4:5. verwijsteksten
2 οἴδαμεν δὲ ὅτι τὸ κρίμα τοῦ Θεοῦ ἐστι κατὰ ἀλήθειαν ἐπὶ τοὺς τὰ τοιαῦτα πράσσοντας. 2 En wij weten dat het oordeel Gods naar waarheid is over degenen die zulke dingen doen.
3 λογίζῃ δὲ τοῦτο, ὦ ἄνθρωπε ὁ κρίνων τοὺς τὰ τοιαῦτα πράσσοντας καὶ ποιῶν αὐτά, ὅτι σὺ ἐκφεύξῃ τὸ κρίμα τοῦ Θεοῦ; 3 En denkt gij dit, o mens, die oordeelt degenen die zulke dingen doen, en dezelve doet, dat gij het oordeel Gods zult ontvlieden?
4 ἢ τοῦ πλούτου τῆς χρηστότητος αὐτοῦ καὶ τῆς ἀνοχῆς καὶ τῆς μακροθυμίας καταφρονεῖς, ἀγνοῶν ὅτι τὸ χρηστὸν τοῦ Θεοῦ εἰς μετάνοιάν σε ἄγει; 4 Of veracht gij den rijkdom Zijner goedertierenheid en verdraagzaamheid en blankmoedigheid, cniet wetende dat de goedertierenheid Gods u tot bekering leidt? b 2 Petr. 3:15. c Jes. 30:18. verwijsteksten
5 κατὰ δὲ τὴν σκληρότητά σου καὶ ἀμετανόητον καρδίαν θησαυρίζεις σεαυτῷ ὀργὴν ἐν ἡμέρᾳ ὀργῆς καὶ ἀποκαλύψεως δικαιοκρισίας τοῦ Θεοῦ, 5 Maar naar uw hardigheid en onbekeerlijk hart dvergadert gij uzelven toorn als een schat in den dag des toorns en der openbaring van het rechtvaardig oordeel Gods, d Rom. 9:22. verwijsteksten
6 ὃς ἀποδώσει ἑκάστῳ κατὰ τὰ ἔργα αὐτοῦ· 6 eWelke een iegelijk vergelden zal naar zijn werken: e Ps. 62:13. Jer. 17:10; 32:19. Matth. 16:27. Rom. 14:12. 1 Kor. 3:8. 2 Kor. 5:10. Gal. 6:5. Openb. 2:23; 22:12. verwijsteksten
7 τοῖς μὲν καθ’ ὑπομονὴν ἔργου ἀγαθοῦ δόξαν καὶ τιμὴν καὶ ἀφθαρσίαν ζητοῦσι, ζωὴν αἰώνιον· 7 Dengenen wel, die, met volharding in goed doen, heerlijkheid en eer en onverderfelijkheid zoeken, het eeuwige leven;
8 τοῖς δὲ ἐξ ἐριθείας, καὶ ἀπειθοῦσι μὲν τῇ ἀληθείᾳ πειθομένοις δὲ τῇ ἀδικίᾳ, θυμὸς καὶ ὀργή, 8 fMaar dengenen die twistgierig zijn, en die der waarheid ongehoorzaam, doch der ongerechtigheid gehoorzaam zijn, zal verbolgenheid en toorn vergolden worden; f 2 Thess. 1:8. verwijsteksten
9 θλίψις καὶ στενοχωρία, ἐπὶ πᾶσαν ψυχὴν ἀνθρώπου τοῦ κατεργαζομένου τὸ κακόν, Ἰουδαίου τε πρῶτον καὶ Ἕλληνος· 9 Verdrukking en benauwdheid over alle ziel des mensen die het kwade werkt, eerst van den Jood, en ook van den Griek;
10 δόξα δὲ καὶ τιμὴ καὶ εἰρήνη παντὶ τῷ ἐργαζομένῳ τὸ ἀγαθόν, Ἰουδαίῳ τε πρῶτον καὶ Ἕλληνι· 10 Maar heerlijkheid en eer en vrede een iegelijk die het goede werkt, eerst den Jood, en ook den Griek.
11 οὐ γάρ ἐστι προσωποληψία παρὰ τῷ Θεῷ. 11 gWant er is geen aanneming des persoons bij God. g Deut. 10:17. 2 Kron. 19:7. Job 34:19. Hand. 10:34. Gal. 2:6. Ef. 6:9. Kol. 3:25. 1 Petr. 1:17. verwijsteksten
12 ὅσοι γὰρ ἀνόμως ἥμαρτον, ἀνόμως καὶ ἀπολοῦνται· καὶ ὅσοι ἐν νόμῳ ἥμαρτον, διὰ νόμου κριθήσονται· 12 Want zovelen als er zonder wet gezondigd hebben, zullen ook zonder wet verloren gaan; en zovelen als er onder de wet gezondigd hebben, zullen door de wet geoordeeld worden;
13 (οὐ γὰρ οἱ ἀκροαταὶ τοῦ νόμου δίκαιοι παρὰ τῷ Θεῷ, ἀλλ’ οἱ ποιηταὶ τοῦ νόμου δικαιωθήσονται. 13 (hWant de hoorders der wet zijn niet rechtvaardig voor God, maar de daders der wet zullen gerechtvaardigd worden. h Matth. 7:21. Jak. 1:22. 1 Joh. 3:7. verwijsteksten
14 ὅταν γὰρ ἔθνη τὰ μὴ νόμον ἔχοντα φύσει τὰ τοῦ νόμου ποιῇ, οὗτοι, νόμον μὴ ἔχοντες, ἑαυτοῖς εἰσι νόμος· 14 Want wanneer de heidenen, die de wet niet hebben, van nature de dingen doen die der wet zijn, dezen de wet niet hebbende, zijn zichzelven een wet;
15 οἵτινες ἐνδείκνυνται τὸ ἔργον τοῦ νόμου γραπτὸν ἐν ταῖς καρδίαις αὐτῶν, συμμαρτυρούσης αὐτῶν τῆς συνειδήσεως, καὶ μεταξὺ ἀλλήλων τῶν λογισμῶν κατηγορούντων ἢ καὶ ἀπολογουμένων·) 15 Als die betonen het werk der wet geschreven in hun harten, hun consciëntie medegetuigende, en de gedachten onder elkander hen beschuldigende of ook ontschuldigende.)
16 ἐν ἡμέρᾳ ὅτε κρινεῖ ὁ Θεὸς τὰ κρυπτὰ τῶν ἀνθρώπων, κατὰ τὸ εὐαγγέλιόν μου, διὰ Ἰησοῦ Χριστοῦ. 16 iIn den dag wanneer God de verborgen dingen der mensen zal oordelen door Jezus Christus, naar mijn Evangelie. i Matth. 25:31. verwijsteksten
  
Het bezit van de wet baat niet
17 Ἴδε σὺ Ἰουδαῖος ἐπονομάζῃ, καὶ ἐπαναπαύῃ τῷ νόμῳ, καὶ καυχᾶσαι ἐν Θεῷ, 17 Zie, gij wordt een Jood genaamd, ken rust op de wet, en roemt op God, k Rom. 9:4. verwijsteksten
18 καὶ γινώσκεις τὸ θέλημα, καὶ δοκιμάζεις τὰ διαφέροντα, κατηχούμενος ἐκ τοῦ νόμου, 18 En gij weet Zijn wil, en beproeft de dingen die daarvan verschillen, zijnde onderwezen uit de wet;
19 πέποιθάς τε σεαυτὸν ὁδηγὸν εἶναι τυφλῶν, φῶς τῶν ἐν σκότει, 19 En gij betrouwt uzelven te zijn een leidsman der blinden, een licht dergenen die in duisternis zijn,
20 παιδευτὴν ἀφρόνων, διδάσκαλον νηπίων, ἔχοντα τὴν μόρφωσιν τῆς γνώσεως καὶ τῆς ἀληθείας ἐν τῷ νόμῳ· 20 Een onderrichter der onwijzen en een leermeester der onwetenden, hebbende de gedaante der kennis en der waarheid in de wet.
21 ὁ οὖν διδάσκων ἕτερον, σεαυτὸν οὐ διδάσκεις; ὁ κηρύσσων μὴ κλέπτειν, κλέπτεις; 21 Die dan een ander leert, leert gij uzelven niet? Die predikt dat men niet stelen zal, steelt gij?
22 ὁ λέγων μὴ μοιχεύειν, μοιχεύεις; ὁ βδελυσσόμενος τὰ εἴδωλα, ἱεροσυλεῖς; 22 Die zegt dat men geen overspel doen zal, doet gij overspel? Die van de afgoden een gruwel hebt, berooft gij het heilige?
23 ὃς ἐν νόμῳ καυχᾶσαι, διὰ τῆς παραβάσεως τοῦ νόμου τὸν Θεὸν ἀτιμάζεις; 23 Die op de wet roemt, onteert gij God door de overtreding der wet?
24 τὸ γὰρ ὄνομα τοῦ Θεοῦ δι’ ὑμᾶς βλασφημεῖται ἐν τοῖς ἔθνεσι, καθὼς γέγραπται. 24 Want de Naam Gods wordt om uwentwil gelasterd onder de heidenen, lgelijk geschreven is. l Jes. 52:5. Ez. 36:23. verwijsteksten
  
De besnijdenis niet genoegzaam
25 περιτομὴ μὲν γὰρ ὠφελεῖ, ἐὰν νόμον πράσσῃς· ἐὰν δὲ παραβάτης νόμου ᾖς, ἡ περιτομή σου ἀκροβυστία γέγονεν. 25 Want de besnijdenis is wel nut, indien gij de wet doet; maar indien gij een overtreder der wet zijt, zo is uw besnijdenis voorhuid geworden.
26 ἐὰν οὖν ἡ ἀκροβυστία τὰ δικαιώματα τοῦ νόμου φυλάσσῃ, οὐχὶ ἡ ἀκροβυστία αὐτοῦ εἰς περιτομὴν λογισθήσεται; 26 Indien dan de voorhuid de rechten der wet bewaart, zal niet zijn voorhuid tot een besnijdenis gerekend worden?
27 καὶ κρινεῖ ἡ ἐκ φύσεως ἀκροβυστία, τὸν νόμον τελοῦσα, σὲ τὸν διὰ γράμματος καὶ περιτομῆς παραβάτην νόμου; 27 En zal de voorhuid, die uit de natuur is, als zij de wet volbrengt, u niet oordelen, die door de letter en besnijdenis een overtreder der wet zijt?
28 οὐ γὰρ ὁ ἐν τῷ φανερῷ Ἰουδαῖός ἐστιν, οὐδὲ ἡ ἐν τῷ φανερῷ ἐν σαρκὶ περιτομή· 28 mWant die is niet een Jood, die het in het openbaar is, noch die is de besnijdenis, die het in het openbaar in het vlees is; m Joh. 8:39. Rom. 9:7. verwijsteksten
29 ἀλλ’ ὁ ἐν τῷ κρυπτῷ Ἰουδαῖος, καὶ περιτομὴ καρδίας ἐν πνεύματι, οὐ γράμματι· οὗ ὁ ἔπαινος οὐκ ἐξ ἀνθρώπων, ἀλλ’ ἐκ τοῦ Θεοῦ. 29 Maar die is een Jood, die het in het verborgene is; en nde besnijdenis des harten, in den geest, niet in de letter, is de besnijdenis; wiens lof niet is uit de mensen, maar uit God. n Deut. 10:16. Jer. 4:4. Filipp. 3:2, 3. Kol. 2:11. verwijsteksten

Einde Romeinen 2