Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

Romeinen 14 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Romeinen 14

 Elkander niet veroordelen
1 Τὸν δὲ ἀσθενοῦντα τῇ πίστει προσλαμβάνεσθε, μὴ εἰς διακρίσεις διαλογισμῶν. 1 NEEMT dengene nu die zwak is in het geloof, aan, maar niet tot twistige samensprekingen.
2 ὃς μὲν πιστεύει φαγεῖν πάντα, ὁ δὲ ἀσθενῶν λάχανα ἐσθίει. 2 De een gelooft wel dat men alles eten mag, maar die zwak is, eet moeskruiden.
3 ὁ ἐσθίων τὸν μὴ ἐσθίοντα μὴ ἐξουθενείτω, καὶ ὁ μὴ ἐσθίων τὸν ἐσθίοντα μὴ κρινέτω· ὁ Θεὸς γὰρ αὐτὸν προσελάβετο. 3 aDie daar eet, verachte hem niet die niet eet; en die niet eet, oordele hem niet die daar eet; want God heeft hem aangenomen. a Kol. 2:16. verwijsteksten
4 σὺ τίς εἶ ὁ κρίνων ἀλλότριον οἰκέτην; τῷ ἰδίῳ κυρίῳ στήκει ἢ πίπτει. σταθήσεται δέ· δυνατὸς γάρ ἐστιν ὁ Θεὸς στῆσαι αὐτόν. 4 bWie zijt gij die eens anderen huisknecht oordeelt? Hij staat of hij valt zijn eigen heer; doch hij zal vastgesteld worden, want God is machtig hem vast te stellen. b Jak. 4:12. verwijsteksten
5 ὃς μὲν κρίνει ἡμέραν παρ’ ἡμέραν, ὃς δὲ κρίνει πᾶσαν ἡμέραν. ἕκαστος ἐν τῷ ἰδίῳ νοῒ πληροφορείσθω. 5 cDe een acht wel den enen dag boven den anderen dag, maar de ander acht al de dagen gelijk. Een iegelijk zij in zijn eigen gemoed ten volle verzekerd. c Gal. 4:10. Kol. 2:16. verwijsteksten
6 ὁ φρονῶν τὴν ἡμέραν, Κυρίῳ φρονεῖ· καὶ ὁ μὴ φρονῶν τὴν ἡμέραν, Κυρίῳ οὐ φρονεῖ. ὁ ἐσθίων Κυρίῳ ἐσθίει, εὐχαριστεῖ γὰρ τῷ Θεῷ· καὶ ὁ μὴ ἐσθίων Κυρίῳ οὐκ ἐσθίει, καὶ εὐχαριστεῖ τῷ Θεῷ. 6 Die den dag waarneemt, die neemt hem waar den Heere; en die den dag niet waarneemt, die neemt hem niet waar den Heere. Die daar eet, die eet zulks den Heere, dwant hij dankt God; en die niet eet, die eet zulks den Heere niet, en hij dankt God. d 1 Kor. 10:31. 1 Tim. 4:3. verwijsteksten
7 οὐδεὶς γὰρ ἡμῶν ἑαυτῷ ζῇ, καὶ οὐδεὶς ἑαυτῷ ἀποθνήσκει. 7 eWant niemand van ons leeft zichzelven en niemand sterft zichzelven. e 2 Kor. 5:15. Gal. 2:20. 1 Thess. 5:10. 1 Petr. 4:2. verwijsteksten
8 ἐάν τε γὰρ ζῶμεν, τῷ Κυρίῳ ζῶμεν· ἐάν τε ἀποθνήσκωμεν, τῷ Κυρίῳ ἀποθνήσκομεν· ἐάν τε οὖν ζῶμεν, ἐάν τε ἀποθνήσκωμεν, τοῦ Κυρίου ἐσμέν. 8 Want hetzij dat wij leven, wij leven den Heere; hetzij dat wij sterven, wij sterven den Heere. Hetzij dan dat wij leven, hetzij dat wij sterven, wij zijn des Heeren.
9 εἰς τοῦτο γὰρ Χριστὸς καὶ ἀπέθανε καὶ ἀνέστη καὶ ἀνέζησεν, ἵνα καὶ νεκρῶν καὶ ζώντων κυριεύσῃ. 9 Want daartoe is Christus ook gestorven en opgestaan en weder levend geworden, opdat Hij beide over doden en levenden heersen zou.
10 σὺ δὲ τί κρίνεις τὸν ἀδελφόν σου; ἢ καὶ σὺ τί ἐξουθενεῖς τὸν ἀδελφόν σου; πάντες γὰρ παραστησόμεθα τῷ βήματι τοῦ Χριστοῦ. 10 Maar gij, wat oordeelt gij uw broeder? Of ook gij, wat veracht gij uw broeder? fWant wij zullen allen voor den rechterstoel van Christus gesteld worden. f Matth. 25:31. 2 Kor. 5:10. verwijsteksten
11 γέγραπται γάρ, Ζῶ ἐγώ, λέγει Κύριος· ὅτι ἐμοὶ κάμψει πᾶν γόνυ, καὶ πᾶσα γλῶσσα ἐξομολογήσεται τῷ Θεῷ. 11 Want er is geschreven: gIk leef, zegt de Heere; voor Mij zal alle knie buigen, en alle tong zal God belijden. g Jes. 45:23. Filipp. 2:10. verwijsteksten
12 ἄρα οὖν ἕκαστος ἡμῶν περὶ ἑαυτοῦ λόγον δώσει τῷ Θεῷ. 12 hZo dan, een iegelijk van ons zal voor zichzelven Gode rekenschap geven. h Ps. 62:13. Jer. 17:10; 32:19. Matth. 16:27. Rom. 2:6. 1 Kor. 3:8. 2 Kor. 5:10. Gal. 6:5. Openb. 2:23; 22:12. verwijsteksten
  
Elkander geen aanstoot geven
13 Μηκέτι οὖν ἀλλήλους κρίνωμεν· ἀλλὰ τοῦτο κρίνατε μᾶλλον, τὸ μὴ τιθέναι πρόσκομμα τῷ ἀδελφῷ ἢ σκάνδαλον. 13 Laat ons dan elkander niet meer oordelen; maar oordeelt dit liever, namelijk idat gij den broeder geen aanstoot of ergernis geeft. i 1 Kor. 10:32. 2 Kor. 6:3. verwijsteksten
14 οἶδα καὶ πέπεισμαι ἐν Κυρίῳ Ἰησοῦ, ὅτι οὐδὲν κοινὸν δι’ ἑαυτοῦ· εἰ μὴ τῷ λογιζομένῳ τι κοινὸν εἶναι, ἐκείνῳ κοινόν. 14 kIk weet en ben verzekerd in den Heere Jezus, dat geen ding onrein is in zichzelf; dan die acht iets onrein te zijn, dien is het onrein. k Matth. 15:11. Hand. 10:15. 1 Kor. 8:4. 1 Tim. 4:4. verwijsteksten
15 εἰ δὲ διὰ βρῶμα ὁ ἀδελφός σου λυπεῖται, οὐκέτι κατὰ ἀγάπην περιπατεῖς. μὴ τῷ βρώματί σου ἐκεῖνον ἀπόλλυε, ὑπὲρ οὗ Χριστὸς ἀπέθανε. 15 Maar indien uw broeder om der spijze wil bedroefd wordt, zo wandelt gij niet meer naar liefde. lVerderf dien niet met uw spijze, voor welken Christus gestorven is. l 1 Kor. 8:11. verwijsteksten
16 μὴ βλασφημείσθω οὖν ὑμῶν τὸ ἀγαθόν· 16 Dat dan uw goed niet gelasterd worde.
17 οὐ γάρ ἐστιν ἡ βασιλεία τοῦ Θεοῦ βρῶσις καὶ πόσις, ἀλλὰ δικαιοσύνη καὶ εἰρήνη καὶ χαρὰ ἐν Πνεύματι Ἁγίῳ. 17 mWant het Koninkrijk Gods is niet spijze en drank, maar rechtvaardigheid en vrede en blijdschap door den Heiligen Geest. m 1 Kor. 8:8. verwijsteksten
18 ὁ γὰρ ἐν τούτοις δουλεύων τῷ Χριστῷ εὐάρεστος τῷ Θεῷ, καὶ δόκιμος τοῖς ἀνθρώποις. 18 Want die Christus in deze dingen dient, is Gode welbehaaglijk en aangenaam den mensen.
19 ἄρα οὖν τὰ τῆς εἰρήνης διώκωμεν, καὶ τὰ τῆς οἰκοδομῆς τῆς εἰς ἀλλήλους. 19 Zo dan, laat ons najagen hetgeen tot den vrede en hetgeen tot de stichting onder elkander dient.
20 μὴ ἕνεκεν βρώματος κατάλυε τὸ ἔργον τοῦ Θεοῦ. πάντα μὲν καθαρά, ἀλλὰ κακὸν τῷ ἀνθρώπῳ τῷ διὰ προσκόμματος ἐσθίοντι. 20 Verbreek het werk Gods niet om der spijze wil. nAlle dingen zijn wel rein, maar het is kwaad voor den mens die met aanstoot eet. n Tit. 1:15. verwijsteksten
21 καλὸν τὸ μὴ φαγεῖν κρέα, μηδὲ πιεῖν οἶνον, μηδὲ ἐν ᾧ ὁ ἀδελφός σου προσκόπτει ἢ σκανδαλίζεται ἢ ἀσθενεῖ. 21 oHet is goed geen vlees te eten, noch wijn te drinken, noch iets waaraan uw broeder zich stoot of geërgerd wordt, of waarin hij zwak is. o 1 Kor. 8:13. verwijsteksten
22 σὺ πίστιν ἔχεις; κατὰ σαυτὸν ἔχε ἐνώπιον τοῦ Θεοῦ. μακάριος ὁ μὴ κρίνων ἑαυτὸν ἐν ᾧ δοκιμάζει. 22 Hebt gij geloof? Heb dat bij uzelven voor God. Zalig is hij die zichzelven niet oordeelt in hetgeen dat hij voor goed houdt.
23 ὁ δὲ διακρινόμενος, ἐὰν φάγῃ, κατακέκριται, ὅτι οὐκ ἐκ πίστεως· πᾶν δὲ ὃ οὐκ ἐκ πίστεως, ἁμαρτία ἐστίν. 23 Maar die twijfelt, indien hij eet, is veroordeeld, omdat hij niet uit het geloof eet. pEn al wat uit het geloof niet is, dat is zonde. p Tit. 1:15. verwijsteksten

Einde Romeinen 14