Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)
| | De Gode welbehaaglijke offerande |
1 Παρακαλῶ οὖν ὑμᾶς, ἀδελφοί, διὰ τῶν οἰκτιρμῶν τοῦ Θεοῦ, παραστῆσαι τὰ σώματα ὑμῶν θυσίαν ζῶσαν, ἁγίαν, εὐάρεστον τῷ Θεῷ, τὴν λογικὴν λατρείαν ὑμῶν. | | 1 IK bid u dan, broeders, door de ontfermingen Gods, adat gij uw lichamen bstelt tot een levende, heilige en
Gode welbehaaglijke offerande, welke is uw redelijke godsdienst. a 1 Petr. 2:5. b Rom. 6:13, 16. a 1 Petr. 2:5 Zo wordt gij ook zelven, als levende stenen, gebouwd tot
een geestelijk huis, tot
een heilig priesterdom, om geestelijke offeranden op te offeren, die Gode aangenaam zijn door Jezus Christus. b Rom. 6:13 En stelt uw leden niet der zonde tot wapenen der ongerechtigheid; maar stelt uzelven Gode, als uit de doden levend geworden zijnde, en stelt
uw leden Gode tot wapenen der gerechtigheid. Rom. 6:16 Weet gij niet dat wien gij uzelven stelt tot dienstknechten ter gehoorzaamheid, gij dienstknechten zijt desgenen dien gij gehoorzaamt, óf der zonde tot den dood, óf der gehoorzaamheid tot gerechtigheid? |
2 καὶ μὴ συσχηματίζεσθε τῷ αἰῶνι τούτῳ, ἀλλὰ μεταμορφοῦσθε τῇ ἀνακαινώσει τοῦ νοὸς ὑμῶν, εἰς τὸ δοκιμάζειν ὑμᾶς τί τὸ θέλημα τοῦ Θεοῦ τὸ ἀγαθὸν καὶ εὐάρεστον καὶ τέλειον. | | 2 cEn wordt dezer wereld niet gelijkvormig, maar wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoeds, dopdat gij moogt beproeven welke de goede en welbehagende en volmaakte wil van God is. c 1 Joh. 2:15. d Ef. 5:17. 1 Thess. 4:3. c 1 Joh. 2:15 Hebt de wereld niet lief, noch hetgeen in de wereld is; zo iemand de wereld liefheeft, de liefde des Vaders is niet in hem. d Ef. 5:17 Daarom, zijt niet onverstandig, maar verstaat welke de wil des Heeren is. 1 Thess. 4:3 Want dit is de wil Gods, uw heiligmaking: dat gij u onthoudt van de hoererij; |
3 Λέγω γάρ, διὰ τῆς χάριτος τῆς δοθείσης μοι, παντὶ τῷ ὄντι ἐν ὑμῖν, μὴ ὑπερφρονεῖν παρ’ ὃ δεῖ φρονεῖν, ἀλλὰ φρονεῖν εἰς τὸ σωφρονεῖν, ἑκάστῳ ὡς ὁ Θεὸς ἐμέρισε μέτρον πίστεως. | | 3 Want door de genade edie mij gegeven is, zeg ik een iegelijk die onder u is, fdat hij niet wijs zij boven hetgeen men behoort wijs te zijn, maar dat hij wijs zij tot matigheid, gelijk als gGod een iegelijk de mate des geloofs gedeeld heeft. e Rom. 1:5. f Ef. 4:7. g 1 Kor. 12:11. Ef. 4:7. e Rom. 1:5 (Door Welken wij hebben ontvangen genade en het apostelschap, tot gehoorzaamheid des geloofs onder al de heidenen, voor Zijn Naam; f Ef. 4:7 Maar elkeen van ons is de genade gegeven naar de mate der gave van Christus. g 1 Kor. 12:11 Doch deze dingen alle werkt de ene en dezelfde Geest, delende aan een iegelijk in het bijzonder, gelijkerwijs Hij wil. Ef. 4:7 Maar elkeen van ons is de genade gegeven naar de mate der gave van Christus. |
4 καθάπερ γὰρ ἐν ἑνὶ σώματι μέλη πολλὰ ἔχομεν, τὰ δὲ μέλη πάντα οὐ τὴν αὐτὴν ἔχει πρᾶξιν· | | 4 Want hgelijk wij in één lichaam vele leden hebben, en de leden alle niet dezelfde werking hebben, h 1 Kor. 12:27. Ef. 1:23; 4:16; 5:23. Kol. 1:24. h 1 Kor. 12:27 En gijlieden zijt het lichaam van Christus, en leden in het bijzonder. Ef. 1:23 Welke Zijn lichaam is, en de vervulling Desgenen Die alles in allen vervult. Ef. 4:16 Uit Welken het gehele lichaam, bekwamelijk samengevoegd en tezamen vastgemaakt zijnde door alle voegselen der toebrenging, naar de werking van een iegelijk deel in zijn mate, den wasdom des lichaams bekomt, tot zijns zelfs opbouwing in de liefde. Ef. 5:23 Want de man is het hoofd der vrouw, gelijk ook Christus het Hoofd der gemeente is; en Hij is de Behouder des lichaams. Kol. 1:24 Die mij nu verblijd in mijn lijden voor u, en vervul in mijn vlees de overblijfselen van de verdrukkingen van Christus voor Zijn lichaam, hetwelk is de gemeente; |
5 οὕτως οἱ πολλοὶ ἓν σῶμά ἐσμεν ἐν Χριστῷ, ὁ δὲ καθ’ εἷς ἀλλήλων μέλη. | | 5 iAlzo zijn wij velen één lichaam in Christus, maar elkeen zijn wij elkanders leden. i 1 Kor. 12:4. 2 Kor. 10:13. 1 Petr. 4:10. i 1 Kor. 12:4 En er is verscheidenheid der gaven, doch het is dezelfde Geest; 2 Kor. 10:13 Doch wij zullen niet roemen buiten de maat, maar dat wij naar de maat des regels, welke maat ons God toegedeeld heeft, ook tot u toe zijn gekomen. 1 Petr. 4:10 Een iegelijk, gelijk hij gave ontvangen heeft, alzo bediene hij dezelve aan de anderen, als goede uitdelers der menigerlei genade Gods. |
6 ἔχοντες δὲ χαρίσματα κατὰ τὴν χάριν τὴν δοθεῖσαν ἡμῖν διάφορα, εἴτε προφητείαν, κατὰ τὴν ἀναλογίαν τῆς πίστεως· | | 6 Hebbende nu kverscheidene gaven, naar de genade die ons gegeven is, k 1 Kor. 12:4. k 1 Kor. 12:4 En er is verscheidenheid der gaven, doch het is dezelfde Geest; |
7 εἴτε διακονίαν, ἐν τῇ διακονίᾳ· εἴτε ὁ διδάσκων, ἐν τῇ διδασκαλίᾳ· | | 7 Zo laat ons die gaven besteden, hetzij lprofetie, naar de mate des geloofs; mhetzij bediening, in het bedienen; hetzij die leert, in het leren; l 1 Kor. 12:10. m 1 Petr. 4:10, 11. l 1 Kor. 12:10 En een ander de werkingen der krachten; en een ander profetie; en een ander onderscheidingen der geesten; en een ander menigerlei talen; en een ander uitlegging der talen. m 1 Petr. 4:10 Een iegelijk, gelijk hij gave ontvangen heeft, alzo bediene hij dezelve aan de anderen, als goede uitdelers der menigerlei genade Gods. 1 Petr. 4:11 Indien iemand spreekt, die spreke
als de woorden Gods; indien iemand dient, die diene
als uit kracht die God verleent; opdat God in alles geprezen worde door Jezus Christus, Welken toekomt de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen. |
8 εἴτε ὁ παρακαλῶν, ἐν τῇ παρακλήσει· ὁ μεταδιδούς, ἐν ἁπλότητι· ὁ προϊστάμενος, ἐν σπουδῇ· ὁ ἐλεῶν, ἐν ἱλαρότητι. | | 8 Hetzij die vermaant, in het vermanen; die uitdeelt, nin eenvoudigheid; die een voorstander is, in naarstigheid; die barmhartigheid doet, oin blijmoedigheid. n Matth. 6:1, 2, 3. o Deut. 15:7. 2 Kor. 9:7. n Matth. 6:1 HEBT acht dat gij uw aalmoes niet doet voor de mensen, om van hen gezien te worden; anders zo hebt gij geen loon bij uw Vader, Die in de hemelen is. Matth. 6:2 Wanneer gij dan aalmoes doet, zo laat vóór u niet trompetten, gelijk de geveinsden in de synagogen en op de straten doen, opdat zij van de mensen geëerd mogen worden. Voorwaar zeg Ik u: Zij hebben hun loon weg. Matth. 6:3 Maar als gij aalmoes doet, zo laat uw linkerhand niet weten wat uw rechter doet, o Deut. 15:7 Wanneer er onder u een arme zal zijn, een uit uw broederen, in een uwer poorten, in uw land dat de HEERE uw God u geven zal, zo zult gij uw hart niet verstijven, noch uw hand toesluiten voor uw broeder die arm is; 2 Kor. 9:7 Een iegelijk doe gelijk hij in zijn hart voorneemt; niet uit droefheid of uit nooddwang; want God heeft een blijmoedigen gever lief. |
| | Opwekking tot liefde |
9 ἡ ἀγάπη ἀνυπόκριτος. ἀποστυγοῦντες τὸ πονηρόν, κολλώμενοι τῷ ἀγαθῷ. | | 9 De liefde zij ongeveinsd. pHebt een afkeer van het boze, en hangt het goede aan. p Ps. 97:10. Amos 5:15. p Ps. 97:10 Gij liefhebbers des HEEREN, haat het kwade; Hij bewaart de zielen Zijner gunstgenoten, Hij redt hen uit der goddelozen hand. Amos 5:15 Haat het boze en hebt lief het goede, en bestelt het recht in de poort; misschien zal de HEERE, de God der heirscharen, Jozefs overblijfsel genadig zijn. |
10 τῇ φιλαδελφίᾳ εἰς ἀλλήλους φιλόστοργοι· τῇ τιμῇ ἀλλήλους προηγούμενοι· | | 10 qHebt elkander hartelijk lief met broederlijke liefde, rmet eer de een den ander voorgaande. q Ef. 4:2. Hebr. 13:1. 1 Petr. 1:22; 2:17. r Filipp. 2:3. 1 Petr. 5:5. q Ef. 4:2 Met alle ootmoedigheid en zachtmoedigheid, met lankmoedigheid, verdragende elkander in liefde; Hebr. 13:1 DAT de broederlijke liefde blijve. 1 Petr. 1:22 Hebbende dan uw zielen gereinigd in de gehoorzaamheid der waarheid, door den Geest, tot ongeveinsde broederlijke liefde, zo hebt elkander vuriglijk lief uit een rein hart; 1 Petr. 2:17 Eert een iegelijk; hebt de broederschap lief; vreest God; eert den koning. r Filipp. 2:3 Doet geen ding door twisting of ijdele eer, maar door ootmoedigheid achte de een den ander uitnemender dan zichzelven. 1 Petr. 5:5 Desgelijks gij jongen, zijt den ouden onderdanig; en zijt allen elkander onderdanig; zijt met de ootmoedigheid bekleed; want God wederstaat de hovaardigen, maar den nederigen geeft Hij genade. |
11 τῇ σπουδῇ μὴ ὀκνηροί· τῷ πνεύματι ζέοντες· τῷ *Κυρίῳ δουλεύοντες· * Κυρίῳ B, Elz, Sc, M | καιρῷ St (SV-kt) | | 11 Zijt niet traag in het benaarstigen. Zijt vurig van geest. Dient den Heere. |
12 τῇ ἐλπίδι χαίροντες· τῇ θλίψει ὑπομένοντες· τῇ προσευχῇ προσκαρτεροῦντες· | | 12 sVerblijdt u in de hoop. tZijt geduldig in de verdrukking. vVolhardt in het gebed. s Rom. 15:13. 1 Thess. 5:16. t Hebr. 10:36; 12:1. Jak. 5:7. v Luk. 18:1. Ef. 6:18. Kol. 4:2. 1 Thess. 5:17. s Rom. 15:13 De God nu der hoop vervulle ulieden met alle blijdschap en vrede in het geloven, opdat gij overvloedig moogt zijn in de hoop, door de kracht des Heiligen Geestes. 1 Thess. 5:16 Verblijdt u allen tijd. t Hebr. 10:36 Want gij hebt lijdzaamheid van node, opdat gij, den wil Gods gedaan hebbende, de beloftenis moogt wegdragen. Hebr. 12:1 DAAROM dan ook, alzo wij zo groot een wolk der getuigen rondom ons hebben liggende, laat ons afleggen allen last en de zonde die ons lichtelijk omringt, en laat ons met lijdzaamheid lopen de loopbaan die ons voorgesteld is; Jak. 5:7 Zo zijt dan lankmoedig, broeders, tot de toekomst des Heeren. Zie, de landman verwacht de kostelijke vrucht des lands, lankmoedig zijnde over dezelve, totdat het den vroegen en spaden regen zal hebben ontvangen. v Luk. 18:1 EN Hij zeide ook een gelijkenis tot hen, daartoe strekkende
dat men altijd bidden moet en niet vertragen; Ef. 6:18 Met alle bidding en smeking biddende te allen tijde in den geest, en tot hetzelve wakende met alle gedurigheid en smeking voor al de heiligen; Kol. 4:2 Houdt sterk aan in het gebed, en waakt in hetzelve met dankzegging; 1 Thess. 5:17 Bidt zonder ophouden. |
13 ταῖς χρείαις τῶν ἁγίων κοινωνοῦντες· τὴν φιλοξενίαν διώκοντες. | | 13 xDeelt mede tot de behoeften der heiligen. yTracht naar herbergzaamheid. x 1 Kor. 16:1. y Hebr. 13:2. 1 Petr. 4:9. x 1 Kor. 16:1 AANGAANDE nu de verzameling die voor de heiligen geschiedt, gelijk als ik den gemeenten in Galátië verordineerd heb, doet ook gij alzo. y Hebr. 13:2 Vergeet de herbergzaamheid niet; want hierdoor hebben sommigen onwetend engelen geherbergd. 1 Petr. 4:9 Zijt herbergzaam jegens elkander, zonder murmureren. |
14 εὐλογεῖτε τοὺς διώκοντας ὑμᾶς· εὐλογεῖτε, καὶ μὴ καταρᾶσθε. | | 14 zZegent hen die u vervolgen; zegent, en vervloekt niet. z Matth. 5:44. 1 Kor. 4:12. z Matth. 5:44 Maar Ik zeg u: Hebt uw vijanden lief; zegent hen die u vervloeken; doet wel dengenen die u haten; en bidt voor degenen die u geweld doen en die u vervolgen; 1 Kor. 4:12 En arbeiden, werkende met onze eigen handen; wij worden gescholden en wij zegenen; wij worden vervolgd en wij verdragen; |
15 χαίρειν μετὰ χαιρόντων, καὶ κλαίειν μετὰ κλαιόντων. | | 15 Verblijdt u met de blijden, en weent met de wenenden. |
16 τὸ αὐτὸ εἰς ἀλλήλους φρονοῦντες. μὴ τὰ ὑψηλὰ φρονοῦντες, ἀλλὰ τοῖς ταπεινοῖς συναπαγόμενοι. μὴ γίνεσθε φρόνιμοι παρ’ ἑαυτοῖς. | | 16 aWeest eensgezind onder elkander. bTracht niet naar de hoge dingen, maar voegt u tot de nederige. Zijt niet wijs bij uzelven. a Rom. 15:5. 1 Kor. 1:10. Filipp. 2:2; 3:16. 1 Petr. 3:8. b Spr. 3:7. Jes. 5:21. a Rom. 15:5 Doch de God der lijdzaamheid en der vertroosting geve u dat gij eensgezind zijt onder elkander naar Christus Jezus, 1 Kor. 1:10 Maar ik bid u, broeders, door den Naam van onzen Heere Jezus Christus, dat gij allen hetzelfde spreekt en dat onder u geen scheuringen zijn, maar dat gij samengevoegd zijt in één zelfden zin en in één zelfde gevoelen. Filipp. 2:2 Zo vervult mijn blijdschap, dat gij moogt eensgezind zijn, dezelfde liefde hebbende, van één gemoed en van één gevoelen zijnde. Filipp. 3:16 Doch waar wij toe gekomen zijn, laat ons daarin
naar denzelven regel wandelen, laat ons hetzelfde gevoelen. 1 Petr. 3:8 En eindelijk, zijt allen eensgezind, medelijdend, de broeders liefhebbende, met innerlijke barmhartigheid bewogen, vriendelijk; b Spr. 3:7 Zijt niet wijs in uw ogen; vrees den HEERE en wijk van het kwade; Jes. 5:21 Wee dengenen die in hun ogen wijs, en bij zichzelven verstandig zijn. |
17 μηδενὶ κακὸν ἀντὶ κακοῦ ἀποδιδόντες. προνοούμενοι καλὰ ἐνώπιον πάντων ἀνθρώπων. | | 17 cVergeldt niemand kwaad voor kwaad. dBezorgt hetgeen eerlijk is voor alle mensen. c Spr. 20:22. Matth. 5:39. 1 Kor. 6:7. 1 Thess. 5:15. d 2 Kor. 8:21. 1 Petr. 2:12. c Spr. 20:22 Zeg niet: Ik zal het kwaad vergelden. Wacht op den HEERE, en Hij zal u verlossen. Matth. 5:39 Maar Ik zeg u, dat gij den boze niet wederstaat; maar zo wie u op de rechterwang slaat, keer hem ook de andere toe; 1 Kor. 6:7 Zo is er dan nu ganselijk gebrek onder u, dat gij met elkander rechtszaken hebt. Waarom lijdt gij niet liever ongelijk? Waarom lijdt gij niet liever schade? 1 Thess. 5:15 Ziet dat niemand kwaad voor kwaad iemand vergelde, maar jaagt allen tijd het goede na, zo jegens elkander als jegens allen. d 2 Kor. 8:21 Als die bezorgen hetgeen eerlijk is, niet alleen voor den Heere, maar ook voor de mensen. 1 Petr. 2:12 En houdt uw wandel eerlijk onder de heidenen; opdat in hetgeen zij kwalijk van u spreken als van kwaaddoeners, zij uit de goede werken die zij in u zien, God verheerlijken mogen in den dag der bezoeking. |
18 εἰ δυνατόν, τὸ ἐξ ὑμῶν, μετὰ πάντων ἀνθρώπων εἰρηνεύοντες. | | 18 eIndien het mogelijk is, zoveel in u is, houdt vrede met alle mensen. e Mark. 9:50. Hebr. 12:14. e Mark. 9:50 Het zout is goed; maar indien het zout onzout wordt, waarmede zult gij dat smakelijk maken? Hebt zout in uzelven, en houdt vrede onder elkander. Hebr. 12:14 Jaagt den vrede na met allen, en de heiligmaking, zonder welke niemand den Heere zien zal; |
19 μὴ ἑαυτοὺς ἐκδικοῦντες, ἀγαπητοί, ἀλλὰ δότε τόπον τῇ ὀργῇ· γέγραπται γάρ, Ἐμοὶ ἐκδίκησις, ἐγὼ ἀνταποδώσω, λέγει Κύριος. | | 19 fWreekt uzelven niet, beminden, maar geeft den toorn plaats; want er is geschreven: gMij komt de wrake toe; Ik zal het vergelden, zegt de Heere. f Matth. 5:39. Luk. 6:29. g Deut. 32:35. Hebr. 10:30. f Matth. 5:39 Maar Ik zeg u, dat gij den boze niet wederstaat; maar zo wie u op de rechterwang slaat, keer hem ook de andere toe; Luk. 6:29 Dengene die u aan de wang slaat, bied ook de andere; en dengene die u den mantel neemt, verhinder ook den rok niet te nemen. g Deut. 32:35 Mijne is de wrake en de vergelding, ten tijde als hunlieder voet zal wankelen; want de dag huns ondergangs is nabij, en de dingen die hun zullen gebeuren, haasten. Hebr. 10:30 Want wij kennen Hem Die gezegd heeft: Mijne is de wrake, Ik zal het vergelden, spreekt de Heere. En wederom: De Heere zal Zijn volk oordelen. |
20 ἐὰν οὖν πεινᾷ ὁ ἐχθρός σου, ψώμιζε αὐτόν· ἐὰν διψᾷ, πότιζε αὐτόν· τοῦτο γὰρ ποιῶν, ἄνθρακας πυρὸς σωρεύσεις ἐπὶ τὴν κεφαλὴν αὐτοῦ. | | 20 hIndien dan uw vijand hongert, zo spijzig hem; indien hem dorst, zo geef hem te drinken; want dat doende zult gij kolen vuurs op zijn hoofd hopen. h Spr. 25:21. Matth. 5:44. h Spr. 25:21 Indien degene die u haat, hongert, geef hem brood te eten; en zo hij dorstig is, geef hem water te drinken; Matth. 5:44 Maar Ik zeg u: Hebt uw vijanden lief; zegent hen die u vervloeken; doet wel dengenen die u haten; en bidt voor degenen die u geweld doen en die u vervolgen; |
21 μὴ νικῶ ὑπὸ τοῦ κακοῦ, ἀλλὰ νίκα ἐν τῷ ἀγαθῷ τὸ κακόν. | | 21 Word van het kwade niet overwonnen, maar overwin het kwade door het goede. |