Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

Handelingen 2 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Handelingen 2

1 De Heilige Geest wordt met zichtbare tekenen op den pinksterdag over de apostelen uitgestort. 4 Welke met Zijn gaven vervuld zijnde, spreken de grote daden Gods in allerlei talen. 5 Waarover binnen Jeruzalem onder allerlei natiën van volken beroerte ontstaat, zodat sommigen zich verwonderen en anderen daarmede spotten. 14 Petrus wederlegt de spotters, en wijst aan, dat zulks geschied is naar de voorzegging van den profeet Joël. 22 Bewijst uit de psalmen Davids dat Jezus, Dien zij gekruist hadden, van de doden was opgestaan, gezeten ter rechterhand Gods, en vandaar deze gaven had uitgestort. 36 En dat Hij overzulks de beloofde Messias was. 37 Waardoor de toehoorders verslagen zijnde, worden van Petrus tot bekering vermaand, en worden van hen drieduizend gedoopt. 42 Welke volharden in de leer der apostelen en oefening der godsdienstigheid en der liefde, hebbende de goederen gemeen. 47 En de gemeente neemt dagelijks toe.
  
Pinksteren
1 Καὶ ἐν τῷ συμπληροῦσθαι τὴν ἡμέραν τῆς Πεντηκοστῆς, ἦσαν ἅπαντες ὁμοθυμαδὸν ἐπὶ τὸ αὐτό. 1 EN als de dag avan het 1pinksterfeest 2vervuld werd, waren 3zij allen beendrachtelijk 4bijeen.
a Lev. 23:15. Deut. 16:9. verwijsteksten
1 Het woord pinkster is een gebroken woord van het Griekse woord pentekoste, dat is, de vijftigste dag; waarmede genaamd werd het tweede grote jaarfeest, op hetwelk de eerstelingen der vruchten opgeofferd werden, Num. 28:26, omdat het begon op den vijftigsten dag na den tweeden paasdag, Lev. 23:15, 16, op welken vijftigsten dag na het eerste pascha en den uitgang der kinderen Israëls uit Egypte, de wet ook van God op den berg Sinaï is gegeven, Ex. 19:1, 11. Zie van dit feest ook Hand. 20:16. 1 Kor. 16:8. verwijsteksten
2 Dat is, gekomen was.
3 Namelijk de twaalf apostelen, wien deze belofte voornamelijk was gedaan. Zie hierna vss. 4, 14, 15. verwijsteksten
b Hand. 1:14. verwijsteksten
4 Dat is, in één plaats vergaderd, namelijk in een opperzaal binnen Jeruzalem, Hand. 1:13. verwijsteksten
   
2 καὶ ἐγένετο ἄφνω ἐκ τοῦ οὐρανοῦ ἦχος ὥσπερ φερομένης πνοῆς βιαίας, καὶ ἐπλήρωσεν ὅλον τὸν οἶκον οὗ ἦσαν καθήμενοι. 2 En er geschiedde 5haastelijk uit den hemel een geluid, gelijk als van een geweldigen 6gedreven 7wind, en vervulde het gehele huis waar zij zaten.
5 Dat is, onvoorziens.
6 Dat is, met sterk gedruis waaiende.
7 Of: blazen. Deze wind beduidde den Heiligen Geest, Die den apostelen gegeven is, en door den dienst der apostelen zou worden gegeven, en doordringen tegen alle geweld.
   
3 καὶ ὤφθησαν αὐτοῖς διαμεριζόμεναι γλῶσσαι ὡσεὶ πυρός, ἐκάθισέ τε ἐφ’ ἕνα ἕκαστον αὐτῶν. 3 En 8van hen werden gezien 9verdeelde tongen als 10van vuur, en 11het zat op een iegelijk 12van hen.
8 Aan hen, namelijk de apostelen.
9 Dat is, gedaanten van tongen die gedeeld of gespleten waren; waarmede te kennen gegeven werden de menigerlei talen met welke de apostelen zouden spreken en het Evangelie onder alle volken verkondigen. Zie vers 4. verwijsteksten
10 Dat is, vurig; waarmede beduid werd dat de Heilige Geest de harten van de apostelen en van hun toehoorders ontsteken zou met een licht der kennis Gods, met vurige liefde Gods en des naasten, en ijver tot Gods eer en der mensen zaligheid.
11 Namelijk het vuur der verdeelde tongen.
12 Namelijk van de apostelen. Zie vers 1. verwijsteksten
   
4 καὶ ἐπλήσθησαν ἅπαντες Πνεύματος Ἁγίου, καὶ ἤρξαντο λαλεῖν ἑτέραις γλώσσαις, καθὼς τὸ Πνεῦμα ἐδίδου αὐτοῖς ἀποφθέγγεσθαι. 4 cEn zij werden allen vervuld 13met den Heiligen Geest, en begonnen te spreken dmet 14andere 15talen, zoals 16de Geest hun gaf 17uit te spreken.
c Matth. 3:11. Mark. 1:8. Luk. 3:16. Joh. 14:26; 15:26; 16:13. Hand. 11:15; 19:6. verwijsteksten
13 Dat is, met de extraordinaire gaven des Heiligen Geestes.
d Mark. 16:17. Hand. 10:46. verwijsteksten
14 Dat is, vreemde, den apostelen tevoren onbekende talen. Markus zegt nieuwe, Mark. 16:17. verwijsteksten
15 Gr. tongen; gelijk vers 11. verwijsteksten
16 Dat is, de Heilige Geest, 2 Petr. 1:21. verwijsteksten
17 Het Griekse woord betekent enige treffelijke zaken of spreuken voortbrengen. Zie vers 11. verwijsteksten
   
5 Ἦσαν δὲ ἐν Ἱερουσαλὴμ κατοικοῦντες Ἰουδαῖοι, ἄνδρες εὐλαβεῖς, ἀπὸ παντὸς ἔθνους τῶν ὑπὸ τὸν οὐρανόν. 5 En er waren Joden te Jeruzalem 18wonende, godvruchtige mannen, van allen volke dergenen 19die onder den hemel zijn.
18 Dat is, zich onthoudende voor een tijd, óf om in de Joodse religie onderwezen te worden, Hand. 6:9; 9:29, óf om het feest van pinksteren te houden, Ex. 23:17. verwijsteksten
19 Dat is, die door de vervolgingen der Assyrische, Babylonische, Egyptische en Syrische koningen in alle landen verstrooid waren, 1 Petr. 1:1, en alzo is vervuld hetgeen tevoren gezegd was, Jes. 43:5, 6. verwijsteksten
   
6 γενομένης δὲ τῆς φωνῆς ταύτης, συνῆλθε τὸ πλῆθος καὶ συνεχύθη, ὅτι ἤκουον εἷς ἕκαστος τῇ ἰδίᾳ διαλέκτῳ λαλούντων αὐτῶν. 6 En als 20deze stem geschied was, kwam de menigte tezamen en werd 21beroerd, want een iegelijk hoorde hen 22in zijn eigen taal spreken.
20 Dat is, dit geluid van dezen wind, of als dit gerucht verbreid was.
21 Of: verward, namelijk óf in dit samenkomen, óf in hun gemoed door verwondering van deze vreemde zaak.
22 Zo spraken dan de apostelen niet in één taal, gelijk sommigen menen; want zo zou dit wonder in de toehoorders geweest zijn, en niet in de apostelen; maar in verscheidene, naar de verscheidenheid der talen die de toehoorders spraken en verstonden. Zie Hand. 10:46; 19:6. 1 Korinthe 12; 13; 14. verwijsteksten
   
7 ἐξίσταντο δὲ πάντες καὶ ἐθαύμαζον, λέγοντες πρὸς ἀλλήλους, Οὐκ ἰδοὺ πάντες οὗτοί εἰσιν οἱ λαλοῦντες Γαλιλαῖοι; 7 En zij 23ontzetten zich allen en verwonderden zich, zeggende tot elkander: Zie, zijn niet al dezen die daar spreken, 24Galileeërs?
23 Namelijk alsof zij buiten hun zinnen verrukt waren.
24 Dat is, die in Galilea geboren zijn en altijd gewoond hebben, en slechte en ongeleerde lieden zijn, geen andere taal dan hun moedertaal geleerd hebbende.
   
8 καὶ πῶς ἡμεῖς ἀκούομεν ἕκαστος τῇ ἰδίᾳ διαλέκτῳ ἡμῶν ἐν ᾗ ἐγεννήθημεν; 8 En hoe horen wij hen een iegelijk in onze eigen taal, in welke wij geboren zijn?
9 Πάρθοι καὶ Μῆδοι καὶ Ἐλαμῖται, καὶ οἱ κατοικοῦντες τὴν Μεσοποταμίαν, Ἰουδαίαν τε καὶ Καππαδοκίαν, Πόντον καὶ τὴν Ἀσίαν, 9 Parthers en Meders en 25Elamieten, en die inwoners zijn van 26Mesopotámië, en Judéa, en Cappadócië, Pontus en 27Azië,
25 Elam was een deel van Perzië, alzo genaamd naar Elam, een zoon van Sem, Gen. 10:22. 1 Kron. 1:17. verwijsteksten
26 Dat is, zowel die in Mesopotamië als die in Judea wonen en geboren zijn. Mesopotamië is een deel van Syrië, alzo in het Grieks genaamd omdat het ligt midden tussen de twee rivieren Tigris en Eufraat, Gen. 24:10; 35:9. verwijsteksten
27 Azië wordt in het gemeen genaamd het derde deel der wereld toen bekend, en in het bijzonder dat deel hetwelk eertijds Klein-Azië en nu Natolië genaamd wordt, waarvan ook Cappadocië, Pontus, Frygië en Pamfylië delen waren; maar hier schijnt het nog bijzonderlijker genomen te worden voor het deel van Klein-Azië hetwelk ligt omtrent de Egeïsche Zee tegenover Macedonië en Thracië.
   
10 Φρυγίαν τε καὶ Παμφυλίαν, Αἴγυπτον καὶ τὰ μέρη τῆς Λιβύης τῆς κατὰ Κυρήνην, καὶ οἱ ἐπιδημοῦντες Ῥωμαῖοι, Ἰουδαῖοί τε καὶ προσήλυτοι, 10 En Frygië, en Pamfylië, Egypte en de delen van Libië, hetwelk bij 28Cyréne ligt, en 29uitlandse Romeinen, beide 30Joden en 31Jodengenoten,
28 Dit was een stad in Libië of Afrika, van welke het omliggende land Libya Cyrenaica genoemd werd. In al deze landen waren de Joden overlang verstrooid, en spraken de talen van die landen, 1 Petr. 1:1. verwijsteksten
29 Dat is, die te Rome of daaromtrent geboren of woonachtig waren, en te Jeruzalem om hun zaken of om den godsdienst gekomen waren.
30 Namelijk niet alleen van religie, maar ook van afkomst en geslacht.
31 Gr. proselytoi, dat is, aankomelingen, Joden niet van geslacht, maar van religie. Zie Matth. 23:15. verwijsteksten
   
11 Κρῆτες καὶ Ἄραβες, ἀκούομεν λαλούντων αὐτῶν ταῖς ἡμετέραις γλώσσαις τὰ μεγαλεῖα τοῦ Θεοῦ. 11 32Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze 33talen 34de grote werken Gods spreken.
32 Dat is, geboren of wonende in het eiland Kreta, nu Candia genaamd. Zie Hand. 27:7, 12. Tit. 1:5. verwijsteksten
33 Gr. tongen, vers 4. verwijsteksten
34 Of: de heerlijke daden Gods, namelijk die Hij door Jezus Christus gedaan heeft, tot der mensen zaligheid, Luk. 1:49. verwijsteksten
   
12 ἐξίσταντο δὲ πάντες καὶ διηπόρουν, ἄλλος πρὸς ἄλλον λέγοντες, Τί ἂν θέλοι τοῦτο εἶναι; 12 En zij ontzetten zich allen en werden 35twijfelmoedig, zeggende de een tegen den ander: Wat wil toch dit zijn?
35 Dat is, zij twijfelden wat toch dit wezen mocht, en wat zij daarvan zouden geloven.
   
13 ἕτεροι δὲ χλευάζοντες ἔλεγον ὅτι Γλεύκους μεμεστωμένοι εἰσί. 13 En 36anderen spottende, zeiden: Zij zijn vol 37zoeten wijn.
36 Enigen, mogelijk uit de schriftgeleerden, farizeeën, sadduceeën en huns gelijken.
37 Dat is, zij zijn dronken. Sommigen zetten dit over: Zij zijn vol most. Doch het was toen nog de tijd niet van most, dat is, van nieuwen gepersten wijn.
  
De toespraak van Petrus
14 Σταθεὶς δὲ Πέτρος σὺν τοῖς ἕνδεκα, ἐπῆρε τὴν φωνὴν αὐτοῦ, καὶ ἀπεφθέγξατο αὐτοῖς, Ἄνδρες Ἰουδαῖοι, καὶ οἱ κατοικοῦντες Ἱερουσαλὴμ ἅπαντες, τοῦτο ὑμῖν γνωστὸν ἔστω, καὶ ἐνωτίσασθε τὰ ῥήματά μου. 14 Maar Petrus staande met de elve, verhief zijn stem en sprak tot hen: Gij Joodse mannen, en gij allen die te Jeruzalem woont, dit zij u bekend, en laat mijn woorden tot uw oren ingaan.
15 οὐ γάρ, ὡς ὑμεῖς ὑπολαμβάνετε, οὗτοι μεθύουσιν· ἔστι γὰρ ὥρα τρίτη τῆς ἡμέρας· 15 Want dezen zijn niet dronken, gelijk gij vermoedt; want het is eerst 38de derde ure van den dag.
38 Namelijk na den opgang der zon, gelijk de Joden hun uren van den dag rekenden, zie Matth. 20:3. Joh. 11:9, en komt overeen met onze negende ure. De Joden, gelijk sommigen zeggen, plachten op de feestdagen nuchter te blijven zonder eten en drinken tot de zesde ure toe, dat is, tot den middag. verwijsteksten
   
16 ἀλλὰ τοῦτό ἐστι τὸ εἰρημένον διὰ τοῦ προφήτου Ἰωήλ, 16 Maar dit is het wat gesproken is door den profeet Joël:
17 Καὶ ἔσται ἐν ταῖς ἐσχάταις ἡμέραις (λέγει ὁ Θεός), ἐκχεῶ ἀπὸ τοῦ Πνεύματός μου ἐπὶ πᾶσαν σάρκα· καὶ προφητεύσουσιν οἱ υἱοὶ ὑμῶν καὶ αἱ θυγατέρες ὑμῶν, καὶ οἱ νεανίσκοι ὑμῶν ὁράσεις ὄψονται, καὶ οἱ πρεσβύτεροι ὑμῶν ἐνύπνια ἐνυπνιασθήσονται· 17 eEn het zal zijn 39in de laatste dagen (zegt God), Ik zal fuitstorten van Mijn Geest op 40alle vlees; en uw zonen en guw dochters zullen 41profeteren, en uw jongelingen zullen gezichten zien, en uw ouden zullen dromen dromen.
e Jes. 44:3. Ez. 11:19; 36:27. Joël 2:28. Zach. 12:10. Joh. 7:38. verwijsteksten
39 Zo worden genaamd de tijden van het Rijk van Christus na Zijn komst, 1 Kor. 10:11. Hebr. 1:1, die alzo genaamd worden omdat in dezelve geen verandering meer zal geschieden in den dienst Gods, en na dezelve het einde der wereld zal volgen. verwijsteksten
f Hand. 10:45. verwijsteksten
40 Dat is, allerlei mensen, van wat staat, ouderdom of geslacht zij zijn, Luk. 11:42. 1 Tim. 2:1, 4. verwijsteksten
g Luk. 2:36. Hand. 21:9. verwijsteksten
41 Dat is, God klaarlijk kennen, en anderen van Hem onderrichten. Onder de manier van onderwijzing die in het Oude Testament aan weinigen gebruikelijk was, Num. 12:6, wordt beschreven de overvloedige onderwijzing en kennis die in het Nieuwe Testament zou wezen tot het einde der wereld. verwijsteksten
   
18 καί γε ἐπὶ τοὺς δούλους μου καὶ ἐπὶ τὰς δούλας μου ἐν ταῖς ἡμέραις ἐκείναις ἐκχεῶ ἀπὸ τοῦ Πνεύματός μου, καὶ προφητεύσουσι. 18 En ook op Mijn dienstknechten en op Mijn dienstmaagden zal Ik in die dagen van Mijn Geest uitstorten, en zij zullen profeteren.
19 καὶ δώσω τέρατα ἐν τῷ οὐρανῷ ἄνω, καὶ σημεῖα ἐπὶ τῆς γῆς κάτω, αἷμα καὶ πῦρ καὶ ἀτμίδα καπνοῦ· 19 En Ik zal 42wonderen geven in den hemel boven, en tekenen op de aarde beneden, bloed en vuur en rookdamp.
42 Dat is, wonderbaarlijke tekenen van Gods toorn tegen de vijanden en vervolgers der kerke Gods. Zie Matth. 24:29. Luk. 21:25. verwijsteksten
   
20 ὁ ἥλιος μεταστραφήσεται εἰς σκότος, καὶ ἡ σελήνη εἰς αἷμα, πρὶν ἢ ἐλθεῖν τὴν ἡμέραν Κυρίου τὴν μεγάλην καὶ ἐπιφανῆ· 20 De zon zal veranderd worden in duisternis, en de maan in bloed, eer dat de grote en doorluchtige 43dag des Heeren komt.
43 Dat is, de dag in welken de Heere Jezus Christus zal komen om te oordelen de levenden en de doden.
   
21 καὶ ἔσται, πᾶς ὃς ἂν ἐπικαλέσηται τὸ ὄνομα Κυρίου σωθήσεται. 21 hEn het zal zijn dat een iegelijk die den Naam des Heeren zal 44aanroepen, zalig zal worden.
h Joël 2:32. Rom. 10:13. verwijsteksten
44 Dat is, Hem voor den Zaligmaker met waar geloof erkennen, de zaligheid in Hem alleen zoeken, Hem om dezelve, alsook in alle noden, aanroepen, en Hem recht dienen.
   
22 ἄνδρες Ἰσραηλῖται, ἀκούσατε τοὺς λόγους τούτους· Ἰησοῦν τὸν Ναζωραῖον, ἄνδρα ἀπὸ τοῦ Θεοῦ ἀποδεδειγμένον εἰς ὑμᾶς δυνάμεσι καὶ τέρασι καὶ σημείοις, οἷς ἐποίησε δι’ αὐτοῦ ὁ Θεὸς ἐν μέσῳ ὑμῶν, καθὼς καὶ αὐτοὶ οἴδατε, 22 Gij Israëlitische mannen, hoort deze woorden: Jezus den Nazaréner, een Man van God 45onder ulieden 46betoond door krachten en wonderen en tekenen, die God door Hem gedaan heeft in het midden van u, gelijk ook gij zelven weet;
45 Gr. in of tot of aan u.
46 Dat is, klaarlijk bewezen, dat Hij van God gezonden en de ware Messias was.
   
23 τοῦτον τῇ ὡρισμένῃ βουλῇ καὶ προγνώσει τοῦ Θεοῦ ἔκδοτον λαβόντες, διὰ χειρῶν ἀνόμων προσπήξαντες ἀνείλετε· 23 Dezen, idoor den 47bepaalden raad en voorkennis Gods overgegeven zijnde, khebt gij genomen en 48door de handen der onrechtvaardigen aan het kruis gehecht en gedood;
i Hand. 4:28. verwijsteksten
47 Dat is, niet bijgeval, of naar den moedwil van Zijn vijanden alleen, maar naar het besluit, de beschikking en toelating Gods.
k Hand. 5:30. verwijsteksten
48 Of: door onrechtvaardige handen, namelijk der heidense en goddeloze soldaten van Pilatus, Matth. 20:19. verwijsteksten
   
24 ὃν ὁ Θεὸς ἀνέστησε, λύσας τὰς ὠδῖνας τοῦ θανάτου, καθότι οὐκ ἦν δυνατὸν κρατεῖσθαι αὐτὸν ὑπ’ αὐτοῦ. 24 lWelken God opgewekt heeft, 49de smarten des doods ontbonden hebbende, alzo het niet mogelijk was dat Hij van denzelven dood zou gehouden worden.
l Hand. 10:40. verwijsteksten
49 Dat is, van den dood die Hem met en na vele smarten was aangedaan. Petrus schijnt hier te zien op de woorden die gebruikt worden Ps. 18:6, alwaar staat de strikken, banden, of zelen des doods, hetwelk op het woord ontbonden bekwamelijk past. verwijsteksten
   
25 Δαβὶδ γὰρ λέγει εἰς αὐτόν, Προωρώμην τὸν Κύριον ἐνώπιόν μου διὰ παντός· ὅτι ἐκ δεξιῶν μου ἐστίν, ἵνα μὴ σαλευθῶ· 25 Want David zegt van Hem: m50Ik zag den Heere allen tijd voor Mij; want Hij is aan Mijn rechterhand, opdat Ik niet bewogen worde.
m Ps. 16:8. verwijsteksten
50 Zie de verklaring van deze woorden Ps. 16:8. verwijsteksten
   
26 διὰ τοῦτο εὐφράνθη ἡ καρδία μου, καὶ ἠγαλλιάσατο ἡ γλῶσσά μου· ἔτι δὲ καὶ ἡ σάρξ μου κατασκηνώσει ἐπ’ ἐλπίδι· 26 Daarom is Mijn hart verblijd, en Mijn tong verheugt zich; ja, ook Mijn vlees zal 51rusten 52in hope;
51 Of: wonen, namelijk in het graf, als in een tabernakel, gelijk het Griekse woord medebrengt.
52 Namelijk van haast wederom uit het graf op te staan.
   
27 ὅτι οὐκ ἐγκαταλείψεις τὴν ψυχήν μου εἰς ᾅδου, οὐδὲ δώσεις τὸν ὅσιόν σου ἰδεῖν διαφθοράν. 27 Want Gij zult 53Mijn ziel in de 54hel niet verlaten, noch zult Uw 55Heilige overgeven om verderving te 56zien.
53 Dat is, Mij, een deel voor het geheel genomen zijnde, Gen. 46:26. Ps. 3:3. Hand. 27:37, en wederom het geheel voor een deel verstaan zijnde, Mijn lichaam. Alzo wordt het woord ziel dikwijls genomen, Lev. 19:28; 21:1, 11. Num. 5:2; 9:10. Hagg. 2:14. Enigen verstaan door deze woorden mijn ziel Christus, den Messias, alsof David zeide: Gij zult mijn Ziel, dat is, den Christus, Die in mij leeft, Gal. 2:20, en Die het Leven en de Opstanding is, Joh. 11:25, niet laten in de hel. Doch het eerste gevoelen is het algemeenste. verwijsteksten
54 Het Hebreeuwse woord scheol en het Griekse hades, hetwelk hier wordt gebruikt, betekent somwijlen de plaats der verdoemden, Deut. 32:22. Job 11:8. Matth. 11:23. Luk. 16:23, in welke betekenis het hier niet kan genomen worden, overmits Christus’ ziel, van het lichaam door den dood gescheiden zijnde, niet in die plaats, maar in het paradijs geweest is, Luk. 23:43. Somwijlen betekent het de helse smarten en benauwdheden, 1 Sam. 2:6. Ps. 18:6; 116:3, in welke betekenis sommigen menen dat dit woord alhier zou kunnen genomen worden, alzo Christus voor Zijn dood zodanige smarten in Zijn ziel geleden heeft. Doch alzo hetzelfde woord ook dikwijls genomen wordt voor het graf, Gen. 37:35. Job 17:13. Ps. 6:6; 30:4. Spr. 1:12; 27:20. Jes. 5:14; 38:18. Openb. 20:13, en hier gesproken wordt van den staat van Christus na Zijn dood en van Zijn opstanding uit denzelven, zo wordt het wel allerbekwaamst hier verstaan van het graf in hetwelk Christus’ ziel, dat is, Christus, doch naar Zijn lichaam, gelegen heeft tot op den derden dag. verwijsteksten
55 Dat is, den Messias, Die heilig, onnozel, onbesmet moest wezen, en afgezonderd van de zondaren, en Dien de Vader tot dat ambt geheiligd heeft. Zo wordt Dezelve doorgaans genaamd, Dan. 9:24. Mark. 1:24. 1 Joh. 2:20. Openb. 3:7. verwijsteksten
56 Dat is, gevoelen, of onderworpen te zijn.
   
28 ἐγνώρισάς μοι ὁδοὺς ζωῆς· πληρώσεις με εὐφροσύνης μετὰ τοῦ προσώπου σου. 28 Gij hebt Mij de wegen des levens 57bekendgemaakt; Gij zult Mij vervullen met verheuging door Uw aangezicht.
57 Dat is, medegedeeld, gegeven.
   
29 ἄνδρες ἀδελφοί, ἐξὸν εἰπεῖν μετὰ παρρησίας πρὸς ὑμᾶς περὶ τοῦ πατριάρχου Δαβίδ, ὅτι καὶ ἐτελεύτησε καὶ ἐτάφη, καὶ τὸ μνῆμα αὐτοῦ ἐστιν ἐν ἡμῖν ἄχρι τῆς ἡμέρας ταύτης. 29 Gij mannen broeders, het is mij geoorloofd vrijuit tot u te spreken van 58den patriarch David, ndat hij beide gestorven en begraven is, en 59zijn graf is onder ons tot op dezen dag.
58 Dat is, een van de voornaamste voorvaders des Ouden Testaments, hoedanige ook geweest zijn Abraham, Izak, Jakob en de twaalf hoofden van de stammen Israëls.
n 1 Kon. 2:10. Hand. 13:36. verwijsteksten
59 Waaruit blijkt dat hij niet gesproken heeft van zijn eigen vlees, hetwelk verrotting in het graf gezien heeft, en niet is opgewekt.
   
30 προφήτης οὖν ὑπάρχων, καὶ εἰδὼς ὅτι ὅρκῳ ὤμοσεν αὐτῷ ὁ Θεός, ἐκ καρποῦ τῆς ὀσφύος αὐτοῦ τὸ κατὰ σάρκα ἀναστήσειν τὸν Χριστόν, καθίσαι ἐπὶ τοῦ θρόνου αὐτοῦ, 30 Alzo hij dan een profeet was, en wist odat God hem met ede gezworen had, dat Hij 60uit de vrucht zijner lendenen, zoveel 61het vlees aangaat, den Christus verwekken zou, om Hem op zijn 62troon te zetten,
o 2 Sam. 7:12. Ps. 132:11. Luk. 1:32. Hand. 13:23. Rom. 1:3. 2 Tim. 2:8. verwijsteksten
60 Dat is, uit een van zijn nakomelingen. Zie 2 Sam. 7:12. Ps. 132:11. Hetwelk in de maagd Maria vervuld is. verwijsteksten
61 Dat is, de menselijke natuur, Rom. 1:3. verwijsteksten
62 Namelijk zijn koninklijken troon. Doch dit wordt verstaan niet van een werelds koninkrijk, hoedanig Davids was, maar van een geestelijk en eeuwig Koninkrijk, waarvan Davids koninkrijk een voorbeeld was, Luk. 1:32, 33. Joh. 18:36. verwijsteksten
   
31 προϊδὼν ἐλάλησε περὶ τῆς ἀναστάσεως τοῦ Χριστοῦ, ὅτι οὐ κατελείφθη ἡ ψυχὴ αὐτοῦ εἰς ᾅδου, οὐδὲ ἡ σὰρξ αὐτοῦ εἶδε διαφθοράν. 31 Zo heeft hij dit voorziende, gesproken van de opstanding van Christus, pdat Zijn 63ziel niet is verlaten in de hel, noch Zijn vlees verderving heeft gezien.
p Ps. 16:10. Hand. 13:35. verwijsteksten
63 Zie de verklaring van deze woorden vers 27. verwijsteksten
   
32 τοῦτον τὸν Ἰησοῦν ἀνέστησεν ὁ Θεός, οὗ πάντες ἡμεῖς ἐσμεν μάρτυρες. 32 Dezen Jezus heeft God 64opgewekt; qwaarvan wij allen getuigen zijn.
64 Namelijk uit de doden.
q Joh. 15:27. Hand. 1:8. verwijsteksten
   
33 τῇ δεξιᾷ οὖν τοῦ Θεοῦ ὑψωθείς, τήν τε ἐπαγγελίαν τοῦ Ἁγίου Πνεύματος λαβὼν παρὰ τοῦ Πατρός, ἐξέχεε τοῦτο ὃ νῦν ὑμεῖς βλέπετε καὶ ἀκούετε. 33 Hij dan r65door de rechterhand Gods verhoogd zijnde, en sde 66belofte des Heiligen Geestes ontvangen hebbende van den Vader, heeft 67dit tuitgestort dat gij nu ziet en hoort.
r Hand. 5:31. Filipp. 2:9. verwijsteksten
65 Dat is, door Gods almachtige kracht, Ps. 44:4. Anders: tot de rechterhand Gods verhoogd zijnde, namelijk als Hij opgestaan en ten hemel gevaren zijnde, gezeten is ter rechterhand Gods, Mark. 16:19. verwijsteksten
s Hand. 1:4. verwijsteksten
66 Dat is, den beloofden Heiligen Geest.
67 Dat is, deze extraordinaire gaven des Heiligen Geestes.
t Hand. 10:45. verwijsteksten
   
34 οὐ γὰρ Δαβὶδ ἀνέβη εἰς τοὺς οὐρανούς, λέγει δὲ αὐτός, Εἶπεν ὁ Κύριος τῷ Κυρίῳ μου, Κάθου ἐκ δεξιῶν μου, 34 Want David is 68niet opgevaren in de hemelen; maar hij zegt: vDe Heere heeft gesproken tot mijn Heere: 69Zit aan Mijn rechterhand,
68 Namelijk naar zijn lichaam, hetwelk in het graf overlang verrot is, en nog rust.
v Ps. 110:1. 1 Kor. 15:25. Ef. 1:20. Hebr. 1:13. verwijsteksten
69 Door het zitten ter rechterhand Gods wordt verstaan de allerhoogste eer, heerlijkheid en macht; gelijk onder de mensen gebruikelijk is, als men iemand op het hoogste wil eren, dat men hem stelt aan zijn rechterhand, 1 Kon. 2:19. Ps. 45:10. De verdere verklaring van deze woorden zie Ps. 110:1, enz. verwijsteksten
   
35 ἕως ἂν θῶ τοὺς ἐχθρούς σου ὑποπόδιον τῶν ποδῶν σου. 35 Totdat Ik Uw vijanden zal gezet hebben tot een voetbank Uwer voeten.
36 ἀσφαλῶς οὖν γινωσκέτω πᾶς οἶκος Ἰσραήλ, ὅτι *Κύριον καὶ Χριστὸν αὐτὸν ὁ Θεὸς ἐποίησε, τοῦτον τὸν Ἰησοῦν ὃν ὑμεῖς ἐσταυρώσατε.
* Κύριον B, Elz | καὶ Κύριον St, Sc, M
36 Zo wete dan zekerlijk het ganse 70huis Israëls, dat God Hem tot 71een Heere en 72Christus 73gemaakt heeft, namelijk dezen Jezus, Dien gij gekruist hebt.
70 Dat is, geslacht, of volk.
71 Namelijk van Zijn gemeente, of van het volk Gods.
72 Dat is, Messias, Gezalfde.
73 Dat is, gesteld en verhoogd, Filipp. 2:9. verwijsteksten
  
De eerstelingen gedoopt
37 Ἀκούσαντες δὲ κατενύγησαν τῇ καρδίᾳ, εἶπόν τε πρὸς τὸν Πέτρον καὶ τοὺς λοιποὺς ἀποστόλους, Τί ποιήσομεν, ἄνδρες ἀδελφοί; 37 xEn als zij dit hoorden, werden zij 74verslagen in het hart, en zeiden tot Petrus en de andere apostelen: yWat zullen wij 75doen, mannen broeders?
x Zach. 12:10. Luk. 3:10. Hand. 9:6. verwijsteksten
74 Gr. werden doorstoken of doorprikkeld, namelijk door het leedwezen hunner zonde aan Hem begaan.
y Hand. 16:30. verwijsteksten
75 Namelijk om de verdiende straf te ontvlieden, vergeving onzer zonden te verkrijgen en zalig te worden.
   
38 Πέτρος δὲ ἔφη πρὸς αὐτούς, Μετανοήσατε, καὶ βαπτισθήτω ἕκαστος ὑμῶν ἐπὶ τῷ ὀνόματι Ἰησοῦ Χριστοῦ εἰς ἄφεσιν ἁμαρτιῶν, καὶ λήψεσθε τὴν δωρεὰν τοῦ Ἁγίου Πνεύματος. 38 En Petrus zeide tot hen: 76Bekeert u, en een iegelijk van u worde gedoopt 77in den Naam van Jezus Christus, 78tot vergeving der zonden; en gij zult 79de gave des Heiligen Geestes ontvangen.
76 Namelijk van uw ongeloof en andere zonden.
77 Zie Matth. 28:19. Hoewel hier des Zoons Naam alleen genoemd wordt, overmits Hij de Middelaar is van het verbond waarvan de doop een zegel is, zo worden daarmede niet uitgesloten de Vader, Die Hem gezonden heeft, en de Heilige Geest, Die Hem gezalfd heeft. Zie ook de aant. op Hand. 8:16. verwijsteksten
78 Dat is, tot verzekering dat uw zonden u om Christus’ wil vergeven zijn, Hand. 22:16. Want niet het water van den doop, maar het bloed van Christus reinigt ons eigenlijk van al onze zonden, 1 Joh. 1:7. verwijsteksten
79 Namelijk niet alleen de gaven des Heiligen Geestes die allen gelovigen gemeen en ter zaligheid nodig zijn, maar ook deze extraordinaire gaven die wij nu ontvangen hebben, want deze werden toen ook aan andere gelovigen medegedeeld, tot verbreiding en bevestiging des Evangelies, Hand. 8:17; 19:6. verwijsteksten
   
39 ὑμῖν γάρ ἐστιν ἡ ἐπαγγελία, καὶ τοῖς τέκνοις ὑμῶν, καὶ πᾶσι τοῖς εἰς μακράν, ὅσους ἂν προσκαλέσηται Κύριος ὁ Θεὸς ἡμῶν. 39 Want u komt 80de belofte toe, en 81uw zkinderen, en allen adie daar 82verre zijn, zovelen als er de Heere onze God 83toe roepen zal.
80 Namelijk die tevoren is aangehaald uit Joël 2:28, en dat ook volgens het verbond Gods, dat Hij met Abraham en zijn zaad gemaakt heeft, Gen. 17:7. verwijsteksten
81 Dat is, uw zonen en dochters, gelijk daar staat Joël 2:28. verwijsteksten
z Joël 2:28. verwijsteksten
a Ef. 2:13. verwijsteksten
82 Dat is, die nog namaals zullen geboren worden, van geslacht tot geslacht; of den heidenen; want die worden ook gezegd verre geweest te zijn, Jes. 57:19. Ef. 2:13. verwijsteksten
83 Namelijk tot de uitverkoren Joden, door de predicatie des Evangelies.
   
40 ἑτέροις τε λόγοις πλείοσι διεμαρτύρετο καὶ παρεκάλει λέγων, Σώθητε ἀπὸ τῆς γενεᾶς τῆς σκολιᾶς ταύτης. 40 En met veel meer andere woorden betuigde hij en vermaande hen, zeggende: 84Wordt behouden van dit 85verkeerd geslacht.
84 Dat is, onttrekt u, of scheidt u af, opdat gij behouden moogt worden.
85 Gr. krom, slinks, geslacht der schriftgeleerden en farizeeën en der andere ongelovige Joden.
   
41 οἱ μὲν οὖν ἀσμένως ἀποδεξάμενοι τὸν λόγον αὐτοῦ ἐβαπτίσθησαν· καὶ προσετέθησαν τῇ ἡμέρᾳ ἐκείνῃ ψυχαὶ ὡσεὶ τρισχίλιαι. 41 Die dan zijn woord 86gaarne aannamen, werden gedoopt; en er werden op dien dag tot hen toegedaan omtrent drieduizend 87zielen.
86 Of: met behagen, gewilliglijk; daartoe door de genade Gods gewillig gemaakt zijnde.
87 Dat is, personen, Gen. 46:27. verwijsteksten
  
Het leven van de eerste gemeente
42 ἦσαν δὲ προσκαρτεροῦντες τῇ διδαχῇ τῶν ἀποστόλων καὶ τῇ κοινωνίᾳ, καὶ τῇ κλάσει τοῦ ἄρτου καὶ ταῖς προσευχαῖς. 42 En zij waren 88volhardende in de leer der apostelen, en 89in de gemeenschap, en 90in de breking des broods, en in de 91gebeden.
88 Zie Hand. 1:14. verwijsteksten
89 Namelijk der heiligen in het gemeen, of in het bijzonder van de goederen, gelijk verklaard wordt vss. 44, 45. verwijsteksten
90 Daardoor wordt verstaan, óf dat zij tezamen aten en dronken, óf dat zij het Heilig Avondmaal met elkander hielden, Hand. 20:7, hetwelk zij somwijlen beide tezamen deden, gelijk men zien kan 1 Kor. 11:21, 22. verwijsteksten
91 Namelijk die openlijk in de vergaderingen van de ganse gemeente geschiedden.
   
43 Ἐγένετο δὲ πάσῃ ψυχῇ φόβος, πολλά τε τέρατα καὶ σημεῖα διὰ τῶν ἀποστόλων ἐγίνετο. 43 En een vreze kwam over alle 92ziel; en bvele wonderen en tekenen geschiedden door de apostelen.
92 Zie vers 41. verwijsteksten
b Mark. 16:17. Hand. 5:12. verwijsteksten
   
44 πάντες δὲ οἱ πιστεύοντες ἦσαν ἐπὶ τὸ αὐτό, καὶ εἶχον ἅπαντα κοινά, 44 cEn allen die geloofden, 93waren bijeen, en hadden alle dingen 94gemeen.
c Deut. 15:4. Hand. 4:32. verwijsteksten
93 Dat is, vergaderden dikwijls bij elkander in één plaats.
94 Namelijk wat aangaat het gebruik der goederen in tijd van nood, maar niet wat aangaat den eigendom derzelve, eer ze aan de apostelen waren overgeleverd; gelijk te zien is Hand. 5:4. verwijsteksten
   
45 καὶ τὰ κτήματα καὶ τὰς ὑπάρξεις ἐπίπρασκον, καὶ διεμέριζον αὐτὰ πᾶσι, καθότι ἄν τις χρείαν εἶχε. 45 En zij verkochten hun 95goederen en have, den verdeelden dezelve aan allen, naar dat elk van node had.
95 Gr. bezittingen.
d Jes. 58:7. Hand. 4:35. verwijsteksten
   
46 καθ’ ἡμέραν τε προσκαρτεροῦντες ὁμοθυμαδὸν ἐν τῷ ἱερῷ, κλῶντές τε κατ’ οἶκον ἄρτον, μετελάμβανον τροφῆς ἐν ἀγαλλιάσει καὶ ἀφελότητι καρδίας, 46 En dagelijks eeendrachtelijk in den tempel volhardende, en 96van huis tot huis 97brood brekende, 98aten zij tezamen met verheuging en eenvoudigheid des harten,
e Hand. 1:14; 20:7. verwijsteksten
96 Dat is, in de huizen, nu in het ene, dan in het andere.
97 Zie vers 42. verwijsteksten
98 Namelijk elkeen zijn portie toebrengende, om zich alzo matiglijk met elkander te verheugen en onderling te stichten. Gr. namen zij tezamen voedsel.
   
47 αἰνοῦντες τὸν Θεόν, καὶ ἔχοντες χάριν πρὸς ὅλον τὸν λαόν. ὁ δὲ Κύριος προσετίθει τοὺς σωζομένους καθ’ ἡμέραν τῇ ἐκκλησίᾳ. 47 En prezen God en hadden 99genade bij het ganse volk. fEn de Heere 100deed dagelijks tot de gemeente, 1die zalig werden.
99 Dat is, gunst, aangenaamheid.
f Hand. 5:14; 11:21. verwijsteksten
100 Dat is, wrocht krachtiglijk door Zijn Heiligen Geest in de harten der mensen, dat zij zich tot de gemeente der gelovigen voegden.
1 Namelijk door het geloof in Christus.

Einde Handelingen 2