Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

Handelingen 14 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Handelingen 14

1 Paulus en Barnabas prediken en doen wonderen te Ikonium, en velen, zo heidenen als Joden, geloven. 4 Waarover grote onenigheid en oploop tegen hen ontstaat. 6 Die daarom vlieden naar Lystre en Derbe, enz. 8 Paulus geneest te Lystre een kreupele. 11 Waarom het volk hen houdt voor goden, en wil hun offerande doen. 14 Hetwelk zij, hoewel met groten ernst, nauwelijks verhinderen. 15 En wijzen hen tot den levenden, waren God. 19 Maar de Joden van Antiochië en Ikonium daar komende, verwekken het volk dat zij Paulus stenigen. 20 Doch hij staat op en reist met Barnabas naar Derbe. 22 Zij vermanen de broeders tot volstandigheid. 23 En verkiezen ouderlingen in alle gemeenten. 24 En enige andere landen en steden doorreisd hebbende, 26 Keren wederom tot Antiochië. 27 En verhalen wat God door hen gedaan had.
  
In Ikónium
1 Ἐγένετο δὲ ἐν Ἰκονίῳ, κατὰ τὸ αὐτὸ εἰσελθεῖν αὐτοὺς εἰς τὴν συναγωγὴν τῶν Ἰουδαίων, καὶ λαλῆσαι οὕτως ὥστε πιστεῦσαι Ἰουδαίων τε καὶ Ἑλλήνων πολὺ πλῆθος. 1 EN het geschiedde te Ikónium dat 1zij 2tezamen gingen in de synagoge der Joden, en alzo spraken, dat een grote menigte beide van Joden en 3Grieken geloofde.
1 Namelijk Paulus en Barnabas.
2 Of: tegelijk; of: op gelijke wijze als tevoren Hand. 13:14. verwijsteksten
3 Namelijk die God vreesden en de synagogen der Joden plachten te bezoeken, gelijk Hand. 13:42, 43 te zien is. verwijsteksten
   
2 οἱ δὲ ἀπειθοῦντες Ἰουδαῖοι ἐπήγειραν καὶ ἐκάκωσαν τὰς ψυχὰς τῶν ἐθνῶν κατὰ τῶν ἀδελφῶν. 2 Maar de Joden die 4ongehoorzaam waren, verwekten en 5verbitterden de zielen der heidenen tegen de broeders.
4 Of: ongelovig.
5 Of: maakten kwaadwillig of kwalijk gezind de harten en gemoederen.
   
3 ἱκανὸν μὲν οὖν χρόνον διέτριψαν παρρησιαζόμενοι ἐπὶ τῷ Κυρίῳ τῷ μαρτυροῦντι τῷ λόγῳ τῆς χάριτος αὐτοῦ, καὶ διδόντι σημεῖα καὶ τέρατα γίνεσθαι διὰ τῶν χειρῶν αὐτῶν. 3 Zij verkeerden dan aldaar 6een langen tijd, 7vrijmoediglijk sprekende in den Heere, aDie getuigenis gaf aan 8het woord Zijner genade, en gaf dat tekenen en wonderen geschiedden 9door hun handen.
6 Namelijk om de gemoederen der gelovige broederen tegen deze verbitterde Joden en heidenen te beter te sterken, en nog anderen meer voor Christus te winnen.
7 Dat is, vrijmoediglijk sprekende in de zaak des Heeren, of door de hulp des Heeren.
a Mark. 16:20. Hand. 19:11. Hebr. 2:4. verwijsteksten
8 Dat is, het Evangelie, in hetwelk de genade Gods wordt verkondigd en aangeboden.
9 Dat is, door het middel en den dienst van hen.
   
4 ἐσχίσθη δὲ τὸ πλῆθος τῆς πόλεως· καὶ οἱ μὲν ἦσαν σὺν τοῖς Ἰουδαίοις, οἱ δὲ σὺν τοῖς ἀποστόλοις. 4 En de menigte der stad werd verdeeld; en sommigen waren met de Joden, en sommigen met 10de apostelen.
10 Namelijk Paulus en Barnabas, vers 14, die ook van Christus tot apostelen geroepen waren, gelijk de andere twaalf. Zie 1 Kor. 9:5, 6. verwijsteksten
   
5 ὡς δὲ ἐγένετο ὁρμὴ τῶν ἐθνῶν τε καὶ Ἰουδαίων σὺν τοῖς ἄρχουσιν αὐτῶν, ὑβρίσαι καὶ λιθοβολῆσαι αὐτούς, 5 En als er een oploop geschiedde beide van heidenen en van Joden, met hun oversten, om hun smaadheid aan te doen en hen te stenigen,
6 συνιδόντες κατέφυγον εἰς τὰς πόλεις τῆς Λυκαονίας, Λύστραν καὶ Δέρβην, καὶ τὴν περίχωρον· 6 Zijn zij, 11alles overlegd hebbende, bgevlucht 12naar de steden van 13Lycaónië, namelijk Lystre en Derbe, en het omliggende land;
11 Of: zulks ziende, gewaarwordende.
b Matth. 10:23. Hand. 8:1. verwijsteksten
12 Dat is, naar de andere steden van Lycaonië, dieper in het land. Want ook Ikonium was een stad in Lycaonië.
13 Dit landschap was een deel van Klein-Azië, bij den berg Taurus gelegen, omtrent Frygië.
   
7 κἀκεῖ ἦσαν εὐαγγελιζόμενοι. 7 En verkondigden aldaar het Evangelie.
  
In Lystre. Vergood en gestenigd
8 Καί τις ἀνὴρ ἐν Λύστροις ἀδύνατος τοῖς ποσὶν ἐκάθητο, χωλὸς ἐκ κοιλίας μητρὸς αὐτοῦ ὑπάρχων, ὃς οὐδέποτε *περιπεπατήκει.
* περιπεπατήκει St, B-edd, M | περιεπεπατήκει B-edd, Elz, Sc
8 En een zeker man te Lystre zat conmachtig aan de voeten, kreupel zijnde van zijner moeders lijf, die nooit had gewandeld.
c Hand. 3:2. verwijsteksten
   
9 οὗτος ἤκουε τοῦ Παύλου λαλοῦντος· ὃς ἀτενίσας αὐτῷ, καὶ ἰδὼν ὅτι πίστιν ἔχει τοῦ σωθῆναι, 9 Deze hoorde Paulus spreken; welke de ogen op hem houdende en 14ziende dat hij 15geloof had om 16gezond te worden,
14 Namelijk Paulus, dat hij, namelijk de kreupele.
15 Hetwelk hij schijnt ontvangen te hebben uit de predicatie van Paulus en de wonderbaarlijke genezingen van anderen. Paulus heeft hetzelve in hem gezien óf door Goddelijke ingeving, óf door enige tekenen die hij daarvan in hem speurde.
16 Of: behouden, verlost.
   
10 εἶπε μεγάλῃ τῇ φωνῇ, Ἀνάστηθι ἐπὶ τοὺς πόδας σου ὀρθός. καὶ ἥλλετο καὶ περιεπάτει. 10 Zeide met grote stem: Sta recht op uw voeten. dEn hij sprong op en wandelde.
d Jes. 35:6. verwijsteksten
   
11 οἱ δὲ ὄχλοι, ἰδόντες ὃ ἐποίησεν ὁ Παῦλος, ἐπῆραν τὴν φωνὴν αὐτῶν Λυκαονιστὶ λέγοντες, Οἱ θεοὶ ὁμοιωθέντες ἀνθρώποις κατέβησαν πρὸς ἡμᾶς. 11 En de scharen ziende hetgeen Paulus gedaan had, verhieven hun stemmen en zeiden in het Lycaónisch: eDe goden zijn 17den mensen gelijk geworden en tot ons nedergekomen.
e Hand. 28:6. verwijsteksten
17 Of: in gelijkenis van mensen; gelijk daarvan in de heidense historiën of fabelen voorbeelden verhaald worden; welke mening gesproten schijnt te zijn uit sommige verschijningen der engelen aan de voorvaders geschied, die de heidenen in fabelen hebben veranderd.
   
12 ἐκάλουν τε τὸν μὲν Βαρνάβαν, Δία· τὸν δὲ Παῦλον, Ἑρμῆν, ἐπειδὴ αὐτὸς ἦν ὁ ἡγούμενος τοῦ λόγου. 12 En zij noemden Bárnabas 18Júpiter en Paulus Mercúrius, omdat hij het woord voerde.
18 Dezen hielden de heidenen voor hun oppersten god, en voor het hoofd van al hun goden; gelijk Mercurius voor den bode en taalman hunner goden.
   
13 ὁ δὲ ἱερεὺς τοῦ Διὸς τοῦ ὄντος πρὸ τῆς πόλεως αὐτῶν, ταύρους καὶ στέμματα ἐπὶ τοὺς πυλῶνας ἐνέγκας, σὺν τοῖς ὄχλοις ἤθελε θύειν. 13 En de priester van Júpiter 19die vóór hun stad was, als hij ossen en 20kransen aan de 21voorpoorten gebracht had, wilde hij offeren met de scharen.
19 Dat is, wiens tempel, beeld of altaar buiten hun stad of in de voorstad stond.
20 Namelijk met welke de heidenen de beesten versierden die zij hun afgoden opofferden.
21 Of: portaal, namelijk van het huis waarin Paulus en Barnabas waren gelogeerd, om hun aldaar te offeren.
   
14 ἀκούσαντες δὲ οἱ ἀπόστολοι Βαρνάβας καὶ Παῦλος, διαρρήξαντες τὰ ἱμάτια αὐτῶν, εἰσεπήδησαν εἰς τὸν ὄχλον, κράζοντες 14 Maar de apostelen Bárnabas en Paulus dat horende, 22scheurden hun klederen en sprongen onder 23de schare, roepende,
22 Namelijk tot een teken van groot mishagen en afkeer die zij hadden van zulke afgoderij. Zie Matth. 26:65. verwijsteksten
23 Namelijk die met den priester van Jupiter aldaar voor de deuren gekomen was.
   
15 καὶ λέγοντες, Ἄνδρες, τί ταῦτα ποιεῖτε; καὶ ἡμεῖς ὁμοιοπαθεῖς ἐσμεν ὑμῖν ἄνθρωποι, εὐαγγελιζόμενοι ὑμᾶς ἀπὸ τούτων τῶν ματαίων ἐπιστρέφειν ἐπὶ τὸν Θεὸν τὸν ζῶντα, ὃς ἐποίησε τὸν οὐρανὸν καὶ τὴν γῆν καὶ τὴν θάλασσαν καὶ πάντα τὰ ἐν αὐτοῖς· 15 En zeggende: Mannen, fwaarom doet gij deze dingen? Wij zijn ook mensen van gelijke bewegingen als gij, en verkondigen ulieden dat gij u zoudt van deze 24ijdele dingen bekeren tot den levenden God, gDie gemaakt heeft den hemel en de aarde en de zee en al hetgeen in dezelve is;
f Hand. 10:26. Openb. 19:10; 22:9. verwijsteksten
24 Dat is, afgoden, die niets zijn in zichzelven, 1 Kor. 8:4, en geen goden, hoewel zij hen daarvoor hielden. verwijsteksten
g Gen. 1:1. Ps. 33:6; 124:8; 146:6. Openb. 14:7. verwijsteksten
   
16 ὃς ἐν ταῖς παρῳχημέναις γενεαῖς εἴασε πάντα τὰ ἔθνη πορεύεσθαι ταῖς ὁδοῖς αὐτῶν. 16 hWelke in de verleden tijden al de heidenen heeft laten wandelen 25in hun wegen;
h Ps. 81:13. verwijsteksten
25 Dat is, in de wijzen van doen, die zij zichzelven buiten en tegen het Woord Gods hebben versierd.
   
17 καίτοιγε οὐκ ἀμάρτυρον ἑαυτὸν ἀφῆκεν ἀγαθοποιῶν, οὐρανόθεν ἡμῖν ὑετοὺς διδοὺς καὶ καιροὺς καρποφόρους, ἐμπιπλῶν τροφῆς καὶ εὐφροσύνης τὰς καρδίας ἡμῶν. 17 iHoewel Hij nochtans Zichzelven 26niet onbetuigd gelaten heeft, goeddoende van den hemel, ons regen en vruchtbare tijden gevende, vervullende onze harten met spijze en vrolijkheid.
i Rom. 1:19. verwijsteksten
26 Namelijk ook zelfs bij de heidenen, dien Hij Zijn Woord niet heeft gegeven, Ps. 147:19, 20. verwijsteksten
   
18 καὶ ταῦτα λέγοντες, μόλις κατέπαυσαν τοὺς ὄχλους τοῦ μὴ θύειν αὐτοῖς. 18 En dit zeggende, 27wederhielden zij nauwelijks de scharen, dat zij hun niet offerden.
27 Of: stilden.
   
19 Ἐπῆλθον δὲ ἀπὸ Ἀντιοχείας καὶ Ἰκονίου Ἰουδαῖοι, καὶ πείσαντες τοὺς ὄχλους, καὶ λιθάσαντες τὸν Παῦλον, ἔσυρον ἔξω τῆς πόλεως, νομίσαντες αὐτὸν τεθνάναι. 19 Maar daarover kwamen Joden van 28Antiochíë en Ikónium, en overreedden de scharen, en kstenigden Paulus, en sleepten hem buiten de stad, menende dat hij dood was.
28 Namelijk in Pisidië gelegen, waarvan gesproken is Hand. 13:14. verwijsteksten
k 2 Kor. 11:25. verwijsteksten
  
In Derbe. Terug naar Antiochíë
20 κυκλωσάντων δὲ αὐτὸν τῶν μαθητῶν, ἀναστὰς εἰσῆλθεν εἰς τὴν πόλιν· καὶ τῇ ἐπαύριον ἐξῆλθε σὺν τῷ Βαρνάβᾳ εἰς Δέρβην. 20 Doch als hem de discipelen 29omringd hadden, stond hij op en kwam in de stad; en des anderen daags ging hij met Bárnabas uit naar Derbe.
29 Namelijk óf om hem te begraven, óf om hem te verlossen van het verdere geweld der vervolgers.
   
21 εὐαγγελισάμενοί τε τὴν πόλιν ἐκείνην, καὶ μαθητεύσαντες ἱκανούς, ὑπέστρεψαν εἰς τὴν Λύστραν καὶ Ἰκόνιον καὶ Ἀντιόχειαν, 21 En als zij derzelve stad het Evangelie verkondigd, en 30vele discipelen gemaakt hadden, keerden zij weder naar Lystre en Ikónium en Antiochíë;
30 Of: geleerd of onderwezen hadden. Zie ook Matth. 28:19. verwijsteksten
   
22 ἐπιστηρίζοντες τὰς ψυχὰς τῶν μαθητῶν, παρακαλοῦντες ἐμμένειν τῇ πίστει, καὶ ὅτι διὰ πολλῶν θλίψεων δεῖ ἡμᾶς εἰσελθεῖν εἰς τὴν βασιλείαν τοῦ Θεοῦ. 22 Versterkende 31de zielen der discipelen, len vermanende dat zij zouden blijven in het geloof, men dat wij door vele verdrukkingen moeten ingaan in het Koninkrijk Gods.
31 Namelijk die zij in hun voorgaande reis, in het doortrekken door de steden, voor Christus gewonnen hadden.
l Hand. 11:23; 13:43. verwijsteksten
m Matth. 10:38; 16:24. Luk. 24:26. 2 Tim. 3:12. verwijsteksten
   
23 χειροτονήσαντες δὲ αὐτοῖς πρεσβυτέρους κατ’ ἐκκλησίαν, προσευξάμενοι μετὰ νηστειῶν, παρέθεντο αὐτοὺς τῷ Κυρίῳ εἰς ὃν πεπιστεύκεισαν. 23 En als zij hun in elke gemeente, 32met opsteken der handen, ouderlingen verkoren hadden, gebeden hebbende met vasten, bevalen zij hen den Heere, in Welken zij geloofd hadden.
32 Gr. cheirotonesantes; van welk woord zie Hand. 10:41. Gelijk bij de Grieken deze gewoonte was in het verkiezen der overheden, dat het volk door opsteking der handen hun stemming te kennen gaf, zo schijnt dat daarvan deze gewoonte in de eerste gemeente ook gebruikt is geweest, dat de voorstelling der kerkendienaars, bij de apostelen of die van hen daartoe gezonden waren, gedaan zijnde, van de gemeente met opsteking der handen werd geapprobeerd; welk gebruik lang in de gemeente geduurd heeft, gelijk de kerkelijke historiën getuigen. Anderen menen dat daardoor verstaan wordt de oplegging der handen, die met bewilliging der gemeente geschiedde, gelijk blijkt uit het vasten en bidden, hetwelk van de ganse gemeente gedaan werd en in deze verkiezing ook geschied is. Van de ouderlingen zie nader 1 Tim. 5:17. verwijsteksten
   
24 καὶ διελθόντες τὴν Πισιδίαν ἦλθον εἰς Παμφυλίαν. 24 En 33Pisídië doorgereisd hebbende, kwamen zij in 34Pamfylië.
33 Dit was een landschap, palende aan Cilicië.
34 Dit was een landschap, palende aan Isaurië, hetwelk ook paalde aan Lycaonië, vers 6. verwijsteksten
   
25 καὶ λαλήσαντες ἐν Πέργῃ τὸν λόγον, κατέβησαν εἰς Ἀττάλειαν· 25 En als zij te 35Perge het Woord gesproken hadden, kwamen zij af naar 36Attálië.
35 Dit was de hoofdstad van Pamfylië, Hand. 13:13. verwijsteksten
36 Dit was een stad niet ver van Perge gelegen aan de Middellandse Zee.
   
26 κἀκεῖθεν ἀπέπλευσαν εἰς Ἀντιόχειαν, ὅθεν ἦσαν παραδεδομένοι τῇ χάριτι τοῦ Θεοῦ εἰς τὸ ἔργον ὃ ἐπλήρωσαν. 26 En vandaar scheepten zij af nnaar 37Antiochíë, vanwaar zij 38der genade Gods bevolen waren geweest tot het werk dat zij volbracht hadden.
n Hand. 13:1. verwijsteksten
37 Namelijk dat in Syrië gelegen was. Vanwaar zij uitgezonden waren en deze reis begonnen hadden, Hand. 13:4. verwijsteksten
38 Namelijk door vasten, bidden en oplegging der handen, Hand. 13:2, 3. verwijsteksten
   
27 παραγενόμενοι δὲ καὶ συναγαγόντες τὴν ἐκκλησίαν, ἀνήγγειλαν ὅσα ἐποίησεν ὁ Θεὸς μετ’ αὐτῶν, καὶ ὅτι ἤνοιξε τοῖς ἔθνεσι θύραν πίστεως. 27 En daar gekomen zijnde en de gemeente vergaderd hebbende, verhaalden zij wat grote dingen God 39met hen gedaan had, en dat Hij den heidenen 40de deur des geloofs geopend had.
39 Dat is, door hen, of door hun dienst. Zie Hand. 15:12. verwijsteksten
40 Dat is, dat niet alleen het uiterlijke woord en de wondertekenen, maar ook de werking des Heiligen Geestes hun was medegedeeld, om tot het geloof in Christus gebracht te worden, 1 Kor. 16:9. 2 Kor. 2:12. Openb. 3:8. verwijsteksten
   
28 διέτριβον δὲ ἐκεῖ χρόνον οὐκ ὀλίγον σὺν τοῖς μαθηταῖς. 28 En zij verkeerden aldaar geen kleinen tijd met de discipelen.

Einde Handelingen 14