Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

Johannes 16 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Johannes 16

1 Christus voorzegt Zijn discipelen dat zij zullen vervolgd worden. 5 En vertroost hen met de belofte des Heiligen Geestes, Die de wereld zal overtuigen van zonde, gerechtigheid en oordeel. 12 En hen in alle waarheid leiden. 16 Verklaart dat Hij haast van hen weggenomen, doch wederom een kleinen tijd zal gezien worden. 20 En dat hun droefheid haast in blijdschap zal veranderd worden, gelijk de weeën van een vrouw als zij gebaard heeft. 23 Vermaant hen in Zijn Naam te bidden, met belofte van verhoord te zullen worden. 28 En verklaart vrijuit, zonder gelijkenis, dat Hij de wereld verlaat. 29 Hetwelk de discipelen verstaan, en worden in hun geloof versterkt. 31 Hij waarschuwt hen dat zij verstrooid zullen worden, en belooft hun Zijn vrede.
  
1 Ταῦτα λελάληκα ὑμῖν, ἵνα μὴ σκανδαλισθῆτε. 1 DEZE1 dingen heb Ik tot u gesproken, opdat gij niet 2geërgerd wordt.
1 Namelijk van den haat en de vervolging der wereld tegen u.
2 Dat is, daardoor als door een onverwachte zaak in uw geloof niet zoudt gezwakt of wankelmoedig gemaakt worden.
   
2 ἀποσυναγώγους ποιήσουσιν ὑμᾶς· ἀλλ’ ἔρχεται ὥρα, ἵνα πᾶς ὁ ἀποκτείνας ὑμᾶς δόξῃ λατρείαν προσφέρειν τῷ Θεῷ. 2 aZij zullen u 3uit de synagogen werpen; ja, de ure komt, dat een iegelijk die u zal doden, zal menen Gode 4een dienst te doen.
a Joh. 9:22, 34; 12:42. verwijsteksten
3 Zie hiervan Joh. 9:22. verwijsteksten
4 Of: een offerande toe te brengen, te offeren.
   
3 καὶ ταῦτα ποιήσουσιν ὑμῖν, ὅτι οὐκ ἔγνωσαν τὸν Πατέρα οὐδὲ ἐμέ. 3 bEn deze dingen zullen zij u doen, omdat zij den Vader niet gekend hebben noch Mij.
b Joh. 15:21. 1 Kor. 2:8. verwijsteksten
   
4 ἀλλὰ ταῦτα λελάληκα ὑμῖν, ἵνα ὅταν ἔλθῃ ἡ ὥρα, μνημονεύητε αὐτῶν, ὅτι ἐγὼ εἶπον ὑμῖν. ταῦτα δὲ ὑμῖν ἐξ ἀρχῆς οὐκ εἶπον, ὅτι μεθ’ ὑμῶν ἤμην. 4 cMaar deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat, wanneer de ure zal gekomen zijn, gij dezelve moogt gedenken, dat Ik ze u gezegd heb. Doch deze dingen heb Ik u van het begin 5niet gezegd, omdat Ik bij ulieden 6was.
c Joh. 13:19; 14:29. verwijsteksten
5 Namelijk zo bescheidenlijk en openlijk.
6 Namelijk en niet zo haast van u zou scheiden als Ik nu zal doen.
  
Het werk van den Heiligen Geest
5 νῦν δὲ ὑπάγω πρὸς τὸν πέμψαντά με, καὶ οὐδεὶς ἐξ ὑμῶν ἐρωτᾷ με, Ποῦ ὑπάγεις; 5 En 7nu ga Ik heen tot Dengene Die Mij gezonden heeft, en niemand van u 8vraagt Mij: Waar gaat Gij heen?
7 Dat is, nu genaakt de tijd dat Ik de wereld verlaten zal.
8 Namelijk nu, gelijk gij voordezen wel gedaan hebt, Joh. 13:36; 14:5. verwijsteksten
   
6 ἀλλ’ ὅτι ταῦτα λελάληκα ὑμῖν, ἡ λύπη πεπλήρωκεν ὑμῶν τὴν καρδίαν. 6 Maar omdat Ik deze dingen tot u gesproken heb, zo heeft 9de droefheid uw hart vervuld.
9 Namelijk die u belet Mij te vragen waarheen, waarom en tot wat einde Ik van u ga.
   
7 ἀλλ’ ἐγὼ τὴν ἀλήθειαν λέγω ὑμῖν· συμφέρει ὑμῖν ἵνα ἐγὼ ἀπέλθω· ἐὰν γὰρ μὴ ἀπέλθω, ὁ παράκλητος οὐκ ἐλεύσεται πρὸς ὑμᾶς· ἐὰν δὲ πορευθῶ, πέμψω αὐτὸν πρὸς ὑμᾶς. 7 Doch Ik zeg u de waarheid: Het is u nut dat Ik wegga; want indien Ik niet wegga, zo zal 10de Trooster tot u 11niet komen; dmaar indien Ik heenga, zo zal Ik Hem tot u zenden.
10 Of: de Voorspraak, dat is, de Heilige Geest. Zie Joh. 14:16. verwijsteksten
11 Namelijk met Zijn overvloedige en wonderbaarlijke gaven en werkingen.
d Luk. 24:49. Joh. 14:26; 15:26. verwijsteksten
   
8 καὶ ἐλθὼν ἐκεῖνος ἐλέγξει τὸν κόσμον περὶ ἁμαρτίας καὶ περὶ δικαιοσύνης καὶ περὶ κρίσεως· 8 En Die gekomen zijnde, zal de wereld 12overtuigen van zonde, en van gerechtigheid, en van oordeel:
12 Namelijk zo door de predicatie der apostelen, als door Zijn inwendige werking.
   
9 περὶ ἁμαρτίας μέν, ὅτι οὐ πιστεύουσιν εἰς ἐμέ· 9 13Van zonde, omdat zij 14in Mij niet geloven;
13 Dat is, dat zij zwaarlijk gezondigd hebben.
14 Namelijk als in den waren Messias, maar Mij als een goddeloze gedood hebben.
   
10 περὶ δικαιοσύνης δέ, ὅτι πρὸς τὸν Πατέρα μου ὑπάγω, καὶ οὐκέτι θεωρεῖτέ με· 10 En 15van gerechtigheid, 16omdat Ik tot Mijn Vader heen ga, en gij zult Mij 17niet meer zien;
15 Dat is, dat Ik onschuldig gedood ben, en rechtvaardig zijnde voor de onrechtvaardigen geleden heb.
16 Dat is, waarvan Mijn hemelvaart een zekere getuigenis is.
17 Namelijk na Mijn hemelvaart, Hand. 3:21. verwijsteksten
   
11 περὶ δὲ κρίσεως, ὅτι ὁ ἄρχων τοῦ κόσμου τούτου κέκριται. 11 En 18van oordeel, eomdat 19de overste dezer wereld 20geoordeeld is.
18 Dat is, dat Ik macht heb om alles te regeren en richten, ook om de ongelovigen tot den eeuwigen dood te veroordelen, Matth. 28:18. Hand. 2:36. verwijsteksten
e Joh. 12:31; 14:30. Ef. 2:2. Kol. 2:15. verwijsteksten
19 Dat is, de duivel. Zie Joh. 12:31. Ef. 2:2. verwijsteksten
20 Dat is, veroordeeld. Overmits hem door Mijn dood zijn macht en heerschappij benomen zal worden, Kol. 2:15. Hebr. 2:14. verwijsteksten
   
12 ἔτι πολλὰ ἔχω λέγειν ὑμῖν, ἀλλ’ οὐ δύνασθε βαστάζειν ἄρτι. 12 Nog 21vele dingen heb Ik u te zeggen, doch gij kunt die 22nu niet dragen.
21 Namelijk dienende tot versterking en nadere verklaring van hetgeen Ik u tevoren gezegd heb, Joh. 15:15. verwijsteksten
22 Namelijk vanwege uw tegenwoordige zwakheid en bedroefdheid.
   
13 ὅταν δὲ ἔλθῃ ἐκεῖνος, τὸ Πνεῦμα τῆς ἀληθείας, ὁδηγήσει ὑμᾶς εἰς πᾶσαν τὴν ἀλήθειαν· οὐ γὰρ λαλήσει ἀφ’ ἑαυτοῦ, ἀλλ’ ὅσα ἂν ἀκούσῃ λαλήσει, καὶ τὰ ἐρχόμενα ἀναγγελεῖ ὑμῖν. 13 Maar wanneer Die 23zal gekomen zijn, namelijk de Geest der waarheid, fHij zal u in 24al de waarheid leiden; gwant Hij zal 25van Zichzelven niet spreken, maar zo wat Hij zal 26gehoord hebben, zal Hij spreken, en de toekomende dingen zal Hij u verkondigen.
23 Dat is, na Mijn hemelvaart over u zal uitgestort zijn.
f Joh. 14:26. verwijsteksten
24 Namelijk die u nodig zal zijn te weten tot uitvoering van uw ambt, zodat gij dezelve niet alleen zult weten, maar ook in het leren derzelve niet zult kunnen dwalen, Matth. 28:19. verwijsteksten
g Joh. 12:49. verwijsteksten
25 Dat is, alleen, zonder den Vader en Mij. Zie Joh. 5:30. verwijsteksten
26 Namelijk van den Vader en van Mij. Zie Joh. 3:32; 15:15. verwijsteksten
   
14 ἐκεῖνος ἐμὲ δοξάσει, ὅτι ἐκ τοῦ ἐμοῦ λήψεται, καὶ ἀναγγελεῖ ὑμῖν. 14 Die zal Mij 27verheerlijken; want Hij zal het 28uit het Mijne nemen, en zal het u verkondigen.
27 Namelijk door Zijn getuigenis, gaven en wonderwerken.
28 Dat is, dezelfde leer der zaligheid die Ik u geleerd heb, zal Hij u mede openbaren, alzo Hij dezelve van Mij zal ontvangen.
   
15 πάντα ὅσα ἔχει ὁ Πατὴρ ἐμά ἐστι· διὰ τοῦτο εἶπον, ὅτι ἐκ τοῦ ἐμοῦ λήψεται, καὶ ἀναγγελεῖ ὑμῖν. 15 29hAl wat de Vader heeft, is Mijne; daarom heb Ik gezegd dat Hij het uit het Mijne zal nemen en u verkondigen.
29 Dat is, al de Goddelijke eigenschappen die de Vader heeft, heb Ik mede, als zijnde Zijn eniggeboren Zoon, eenswezens met Hem.
h Joh. 17:10. verwijsteksten
  
Voorbijgaande droefheid
16 μικρὸν καὶ οὐ θεωρεῖτέ με, καὶ πάλιν μικρὸν καὶ ὄψεσθέ με, ὅτι ἐγὼ ὑπάγω πρὸς τὸν Πατέρα. 16 iEen 30kleinen tijd en gij zult Mij niet zien; en wederom een 31kleinen tijd en gij zult Mij zien; want Ik ga heen tot den Vader.
i Joh. 7:33. verwijsteksten
30 Namelijk zal daar zijn, als Ik in het graf zal liggen.
31 Namelijk van veertig dagen, nadat Ik wederom zal opgestaan zijn, eer Ik ten hemel zal opvaren.
   
17 εἶπον οὖν ἐκ τῶν μαθητῶν αὐτοῦ πρὸς ἀλλήλους, Τί ἐστι τοῦτο ὃ λέγει ἡμῖν, Μικρὸν καὶ οὐ θεωρεῖτέ με, καὶ πάλιν μικρὸν καὶ ὄψεσθέ με; καί, Ὅτι ἐγὼ ὑπάγω πρὸς τὸν Πατέρα; 17 Sommigen dan uit Zijn discipelen zeiden tot elkander: 32Wat is dit dat Hij tot ons zegt: Een kleinen tijd en gij zult Mij niet zien; en wederom een kleinen tijd en gij zult Mij zien; en: Want Ik ga heen tot den Vader?
32 Dat is, wat verstaat Hij daarmede?
   
18 ἔλεγον οὖν, Τοῦτο τί ἐστιν ὃ λέγει, τὸ μικρόν; οὐκ οἴδαμεν τί λαλεῖ. 18 Zij zeiden dan: Wat is dit dat Hij zegt: Een kleinen tijd? Wij weten niet wat Hij zegt.
19 ἔγνω οὖν ὁ Ἰησοῦς ὅτι ἤθελον αὐτὸν ἐρωτᾷν, καὶ εἶπεν αὐτοῖς, Περὶ τούτου ζητεῖτε μετ’ ἀλλήλων, ὅτι εἶπον, Μικρὸν καὶ οὐ θεωρεῖτέ με, καὶ πάλιν μικρὸν καὶ ὄψεσθέ με; 19 Jezus dan 33bekende dat zij Hem wilden vragen, en zeide tot hen: Vraagt gij daarvan onder elkander, dat Ik gezegd heb: Een kleinen tijd en gij zult Mij niet zien, en wederom een kleinen tijd en gij zult Mij zien?
33 Namelijk door Zijn alwetendheid, die zij zelven bekennen, vers 30. verwijsteksten
   
20 ἀμὴν ἀμὴν λέγω ὑμῖν ὅτι κλαύσετε καὶ θρηνήσετε ὑμεῖς, ὁ δὲ κόσμος χαρήσεται· ὑμεῖς δὲ λυπηθήσεσθε, ἀλλ’ ἡ λύπη ὑμῶν εἰς χαρὰν γενήσεται. 20 Voorwaar, voorwaar Ik zeg u, dat gij 34zult schreien en klaaglijk wenen, maar de wereld zal zich verblijden; en gij zult bedroefd zijn, maar uw droefheid 35zal tot blijdschap worden.
34 Namelijk gedurende den tijd van Mijn lijden en afwezen van u.
35 Namelijk als gij Mij wederom levend zult zien.
   
21 ἡ γυνὴ ὅταν τίκτῃ λύπην ἔχει, ὅτι ἦλθεν ἡ ὥρα αὐτῆς· ὅταν δὲ γεννήσῃ τὸ παιδίον, οὐκέτι μνημονεύει τῆς θλίψεως, διὰ τὴν χαρὰν ὅτι ἐγεννήθη ἄνθρωπος εἰς τὸν κόσμον. 21 36kEen vrouw, wanneer zij baart, 37heeft droefheid, dewijl haar ure gekomen is; maar wanneer zij het kindeken gebaard heeft, 38zo gedenkt zij de benauwdheid niet meer, om de blijdschap dat een mens ter wereld geboren is.
36 Gr. De vrouw.
k Jes. 26:17. verwijsteksten
37 Namelijk vanwege de smart en den weedom, Gen. 3:16. verwijsteksten
38 Dat is, zo acht zij niet meer.
   
22 καὶ ὑμεῖς οὖν λύπην μὲν νῦν ἔχετε· πάλιν δὲ ὄψομαι ὑμᾶς, καὶ χαρήσεται ὑμῶν ἡ καρδία, καὶ τὴν χαρὰν ὑμῶν οὐδεὶς αἴρει ἀφ’ ὑμῶν. 22 En gij dan hebt nu wel droefheid, maar Ik zal u 39wederom zien, len uw hart zal zich 40verblijden, en niemand zal uw blijdschap van u 41wegnemen.
39 Namelijk na Mijn opstanding.
l Joh. 20:20. verwijsteksten
40 Namelijk Mij wederom levend bij u ziende, Luk. 24:41. verwijsteksten
41 Namelijk overmits de oorzaak daarvan altijd zal duren, alzo Ik dan niet meer sterven zal, maar in de eeuwige heerlijkheid altijd zal zijn, en u ook aldaar een plaats bereiden, Joh. 14:2. verwijsteksten
   
23 καὶ ἐν ἐκείνῃ τῇ ἡμέρᾳ ἐμὲ οὐκ ἐρωτήσετε οὐδέν. ἀμὴν ἀμὴν λέγω ὑμῖν ὅτι ὅσα ἂν αἰτήσητε τὸν Πατέρα ἐν τῷ ὀνόματί μου, δώσει ὑμῖν. 23 En in dien dag zult gij Mij 42niets vragen. mVoorwaar, voorwaar Ik zeg u: Al wat gij 43den Vader zult bidden in Mijn Naam, dat zal Hij u geven.
42 Dat is, geen ding behoeven te vragen, alzo de Heilige Geest u in alles zal onderwijzen.
m Jer. 29:12. Matth. 7:7; 21:22. Mark. 11:24. Luk. 11:9. Joh. 14:13; 15:7. Jak. 1:5. 1 Joh. 3:22; 5:14. verwijsteksten
43 Of: van den Vader zult begeren.
   
24 ἕως ἄρτι οὐκ ᾐτήσατε οὐδὲν ἐν τῷ ὀνόματί μου· αἰτεῖτε, καὶ λήψεσθε, ἵνα ἡ χαρὰ ὑμῶν ᾖ πεπληρωμένη. 24 44Tot nog toe hebt gij 45niet gebeden in Mijn Naam; 46bidt en gij zult ontvangen, opdat uw blijdschap 47vervuld zij.
44 Dat is, gij hebt wel tot nog toe, gelijk ook de andere gelovigen in het Oude Testament, in uw gebeden gezien op den Messias, Die nog komen zou, Dan. 9:17. Maar voortaan als Ik nu het werk der verlossing zal hebben volbracht, zult gij met meerdere kennis en vertrouwen uw gebeden doen, ziende op Mij als den beloofden Messias Zelven en Mijn verdienste en voorbidding. verwijsteksten
45 Of: geen ding, namelijk omdat Ik Zelf bij u was en u alles leerde en van alles verzorgde.
46 Of: begeert.
47 Dat is, meer en meer toeneme door het verkrijgen van alle geestelijke gaven.
   
25 Ταῦτα ἐν παροιμίαις λελάληκα ὑμῖν· *ἀλλ’ ἔρχεται ὥρα ὅτε οὐκέτι ἐν παροιμίαις λαλήσω ὑμῖν, ἀλλὰ παρρησίᾳ περὶ τοῦ Πατρὸς ἀναγγελῶ ὑμῖν.
* ἀλλ’ ἔρχεται St, B, Elz, M | ἔρχεται Sc
25 Deze dingen heb Ik door gelijkenissen tot u gesproken; maar de ure komt, dat Ik niet meer 48door gelijkenissen tot u spreken zal, maar u 49vrijuit 50van den Vader zal verkondigen.
48 Gr. in gelijkenissen; dat is, door bedekte manieren van spreken, gelijk van een vrouw die in barensnood is, vers 21, en anderszins. verwijsteksten
49 Dat is, ronduit, met klare woorden.
50 Dat is, van hetgeen het Koninkrijk Gods aangaat en van de grote daden Gods, gelijk Hij na Zijn verrijzenis Zelf en na Zijn hemelvaart door Zijn Heiligen Geest gedaan heeft, Hand. 1:3; 2:11. verwijsteksten
   
26 ἐν ἐκείνῃ τῇ ἡμέρᾳ ἐν τῷ ὀνόματί μου αἰτήσεσθε· καὶ οὐ λέγω ὑμῖν ὅτι ἐγὼ ἐρωτήσω τὸν Πατέρα περὶ ὑμῶν· 26 51In dien dag zult gij in Mijn Naam bidden; en Ik 52zeg u niet dat Ik den Vader voor u bidden zal;
51 Namelijk na het ontvangen des Heiligen Geestes.
52 Dat is, Ik wil u daarmede niet alleen troosten, dat Ik den Vader voor u bidden zal; hetwelk Ik nochtans ook doen zal, Rom. 8:34. 1 Joh. 2:1. verwijsteksten
   
27 αὐτὸς γὰρ ὁ Πατὴρ φιλεῖ ὑμᾶς, ὅτι ὑμεῖς ἐμὲ πεφιλήκατε, καὶ πεπιστεύκατε ὅτι ἐγὼ παρὰ τοῦ Θεοῦ ἐξῆλθον. 27 Want de Vader Zelf heeft u lief, 53dewijl gij Mij liefgehad hebt nen hebt geloofd dat Ik van God 54ben uitgegaan.
53 Dit moet alzo niet verstaan worden, dat de liefde der apostelen tot Christus een oorzaak zou zijn, die de liefde des Vaders tot hen zou verdienen, alzo de liefde Gods een oorzaak is waarom wij God en Christus liefhebben, 1 Joh. 4:19, maar dat deze hun liefde tot Christus een vrucht en kenteken is van de liefde die de Vader hun toedraagt. Zie Luk. 7:47. verwijsteksten
n Joh. 17:8. verwijsteksten
54 Dat is, niet alleen geboren van den Vader, maar ook van Hem gezonden in de wereld, om het werk der zaligmaking uit te richten.
   
28 ἐξῆλθον παρὰ τοῦ Πατρός, καὶ ἐλήλυθα εἰς τὸν κόσμον· πάλιν ἀφίημι τὸν κόσμον, καὶ πορεύομαι πρὸς τὸν Πατέρα. 28 oIk ben van den Vader uitgegaan, en ben in de wereld gekomen; wederom 55verlaat Ik de wereld en ga heen tot den Vader.
o Joh. 13:3. verwijsteksten
55 Dat is, zal haar haast verlaten, namelijk naar Mijn lichamelijke tegenwoordigheid. Want naar Zijn Godheid blijft Hij altijd bij ons, Matth. 28:20. verwijsteksten
  
Vrede in Christus
29 λέγουσιν αὐτῷ οἱ μαθηταὶ αὐτοῦ, Ἴδε, νῦν παρρησίᾳ λαλεῖς, καὶ παροιμίαν οὐδεμίαν λέγεις. 29 Zijn discipelen zeiden tot Hem: Zie, nu spreekt Gij vrijuit en zegt geen gelijkenis.
30 νῦν οἴδαμεν ὅτι οἶδας πάντα, καὶ οὐ χρείαν ἔχεις ἵνα τίς σε ἐρωτᾷ· ἐν τούτῳ πιστεύομεν ὅτι ἀπὸ Θεοῦ ἐξῆλθες. 30 Nu weten wij pdat Gij 56alle dingen weet, en Gij hebt niet van node dat U iemand vraagt. 57Hierom geloven wij dat Gij van God uitgegaan zijt.
p Joh. 21:17. verwijsteksten
56 Namelijk alzo Gij door Uw alwetendheid onze gedachten, als wij U willen vragen, met Uw antwoorden voorkomt, vers 19. verwijsteksten
57 Gr. Hierin, dat is, hierdoor.
   
31 ἀπεκρίθη αὐτοῖς ὁ Ἰησοῦς, Ἄρτι πιστεύετε; 31 Jezus antwoordde hun: 58Gelooft gij nu?
58 Dat is, zegt gij dat gij zo vast gelooft?
   
32 ἰδού, ἔρχεται ὥρα καὶ νῦν ἐλήλυθεν, ἵνα σκορπισθῆτε ἕκαστος εἰς τὰ ἴδια, καὶ ἐμὲ μόνον ἀφῆτε· καὶ οὐκ εἰμὶ μόνος, ὅτι ὁ Πατὴρ μετ’ ἐμοῦ ἐστι. 32 qZie, de ure komt en is nu gekomen, dat gij zult 59verstrooid worden, een iegelijk 60naar het zijne, en gij Mij alleen zult laten. rEn nochtans ben Ik niet alleen; want de Vader is met Mij.
q Zach. 13:7. Matth. 26:31. Mark. 14:27. verwijsteksten
59 Namelijk herwaarts en derwaarts van Mij vluchtende.
60 Gr. in zijn eigen, namelijk plaats of huis.
r Joh. 8:29; 14:10. verwijsteksten
   
33 ταῦτα λελάληκα ὑμῖν, ἵνα ἐν ἐμοὶ εἰρήνην ἔχητε. ἐν τῷ κόσμῳ θλίψιν *ἕξετε· ἀλλὰ θαρσεῖτε, ἐγὼ νενίκηκα τὸν κόσμον.
* ἕξετε St-1551, B, Elz, Sc | ἔχετε St-1550, M
33 Deze dingen heb Ik tot u gesproken, sopdat gij 61in Mij 62vrede hebt. In de wereld zult gij verdrukking hebben; maar hebt goeden moed, Ik heb 63de wereld 64overwonnen.
s Jes. 9:5. Joh. 14:27. Rom. 5:1. Ef. 2:13. Kol. 1:20. verwijsteksten
61 Dat is, op Mij vertrouwende, of: door Mij.
62 Dat is, gerustheid uws gemoeds, niettegenstaande al de zwarigheden die u zullen overkomen.
63 Dat is, al wat in de wereld uw zaligheid zou mogen tegen zijn.
64 Namelijk niet alleen voor Mij, Joh. 14:30, maar ook voor u, dewijl gij door het geloof met Mij verenigd zijt. verwijsteksten

Einde Johannes 16