Statenvertaling.nl

codex alexandrinus

Johannes 15 – Griekse tekst en Statenvertaling

Op deze pagina wordt de Griekse tekst van het Nieuwe Testament en de Statenvertaling parallel weergegeven. De Griekse tekst is de reconstructie van de door de vertalers gevolgde tekst. Deze tekst is gebaseerd op de Textus Receptus edities van de 16e en begin 17e eeuw. De verschillen tussen de belangrijkste edities van de Textus Receptus zijn in noten vermeld (zie bijvoorbeeld Matth. 1:11, 23 en 2:11).
(Afkortingen in de noten: St=Stephanus 1550, 1551, B=Beza 1565 t/m 1604, Elz=Elzevir 1624, 1633, Sc=Scrivener 1881, M=Meerderheidstekst, edd=edities, kt=kanttekening.)

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
Weergave: Grieks en Statenvertaling zonder kanttekeningen
Grieks en Statenvertaling met kanttekeningen

Johannes 15

1 Christus vergelijkt Zichzelven bij een wijnstok, en Zijn discipelen bij de ranken, die in Hem blijvende, door Hem vele vruchten voortbrengen. 9 Betuigt van Zijn bijzondere liefde jegens hen, en vermaant hen tot onderhouding Zijner geboden, en onderlinge liefde. 13 Welke Zijn liefde Hij daarmede betoont, dat Hij Zijn leven voor hen stelt. 14 En hen Zijn vrienden en uitverkorenen noemt. 18 Troost hen tegen den haat der wereld met Zijn eigen voorbeeld. 22 Toont dat door Zijn woord en werken den Joden alle voorwendsel van onschuld benomen is. 26 En dat de Heilige Geest van Hem zal getuigen, en Zijn apostelen mede.
  
De Wijnstok en de ranken
1 Ἐγώ εἰμι ἡ ἄμπελος ἡ ἀληθινή, καὶ ὁ Πατήρ μου ὁ γεωργός ἐστι. 1 IK1 ben de ware Wijnstok, en Mijn Vader is de 2Landman.
1 Dat is, Ik mag met waarheid bij een wijnstok vergeleken worden, Mijn Vader bij een wijngaardenier, en gij, Mijn discipelen, bij wijnranken, vers 5. Het schijnt dat Christus in het uitgaan, enige wijngaarden voorbij- of doorgaande, oorzaak daaruit genomen heeft deze gelijkenis voor te stellen; gelijk Hij meermaals gedaan heeft bij dergelijke gelegenheden. Zie Joh. 4:10, 32, 35. verwijsteksten
2 Dat is, de Wijngaardenier, Die Mij daartoe geordineerd en gelijk als geplant heeft, en Die de ranken besnoeit en daarop acht heeft.
   
2 πᾶν κλῆμα ἐν ἐμοὶ μὴ φέρον καρπόν, αἴρει αὐτό· καὶ πᾶν τὸ καρπὸν φέρον, καθαίρει αὐτό, ἵνα πλείονα καρπὸν φέρῃ. 2 3aAlle rank die in Mij geen 4vrucht draagt, die 5neemt Hij weg; en alle die vrucht draagt, die 6reinigt Hij, opdat zij meer vrucht drage.
3 Gr. Alle rank in Mij geen vrucht dragende, dat is, een iegelijk die Mij uiterlijk alleen belijdt, en evenwel van harte niet gelooft.
a Matth. 15:13. verwijsteksten
4 Namelijk des geloofs in zijn leven niet voortbrengt.
5 Dat is, Hij snijdt ze af, en werpt ze uit Zijn gemeenschap.
6 Dat is, Hij zuivert ze, namelijk door Zijn Woord en Geest, en ook door kruis en lijden.
   
3 ἤδη ὑμεῖς καθαροί ἐστε διὰ τὸν λόγον ὃν λελάληκα ὑμῖν. 3 bGijlieden zijt nu 7rein om het woord dat Ik tot u 8gesproken heb.
b Joh. 13:10. verwijsteksten
7 Of: rein door het woord, dat is, gereinigd.
8 Namelijk en gij met waar geloof hebt aangenomen.
   
4 μείνατε ἐν ἐμοί, κἀγὼ ἐν ὑμῖν. καθὼς τὸ κλῆμα οὐ δύναται καρπὸν φέρειν ἀφ’ ἑαυτοῦ, ἐὰν μὴ μείνῃ ἐν τῇ ἀμπέλῳ, οὕτως οὐδὲ ὑμεῖς, ἐὰν μὴ ἐν ἐμοὶ μείνητε. 4 9Blijft in Mij, en 10Ik in u. Gelijkerwijs de rank geen vrucht kan dragen 11van zichzelve, zo zij niet in den wijnstok blijft, alzo ook gij niet, zo gij in Mij niet blijft.
9 Namelijk met waar geloof Mij standvastelijk aanhangende.
10 Dat is, Ik zal in u blijven; en dienvolgens u meer en meer mededelen het sap des geestelijken levens om vruchten te kunnen voortbrengen.
11 Dat is, uit haar eigen kracht of natuur.
   
5 ἐγώ εἰμι ἡ ἄμπελος, ὑμεῖς τὰ κλήματα. ὁ μένων ἐν ἐμοί, κἀγὼ ἐν αὐτῷ, οὗτος φέρει καρπὸν πολύν· ὅτι χωρὶς ἐμοῦ οὐ δύνασθε ποιεῖν οὐδέν. 5 Ik ben de Wijnstok, en gij de ranken; die in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht; want 12zonder Mij kunt gij 13niets doen.
12 Dat is, van Mij afgezonderd zijnde, of: zonder Mijn kracht.
13 Gr. niet iets, dat is, ganselijk niets, namelijk dat ter zaligheid vereist wordt.
   
6 ἐὰν μή τις μείνῃ ἐν ἐμοί, ἐβλήθη ἔξω ὡς τὸ κλῆμα, καὶ ἐξηράνθη, καὶ συνάγουσιν αὐτὰ καὶ εἰς πῦρ βάλλουσι, καὶ καίεται. 6 cZo iemand in Mij niet blijft, ddie is 14buitengeworpen gelijkerwijs 15de rank, en 16is verdord; en men 17vergadert dezelve, en men werpt ze in het 18vuur, en zij worden verbrand.
c Ez. 15:2, enz. verwijsteksten
d Matth. 3:10; 7:19. Kol. 1:23. verwijsteksten
14 Namelijk buiten den wijngaard, dat is, buiten de gemeenschap der ware gelovigen.
15 Dat is, de onvruchtbare rank.
16 Dat is, van de geestelijke gaven meer en meer ontbloot, 2 Petr. 2:20. verwijsteksten
17 Deze vergadering zal geschieden door de engelen, Matth. 13:41, uit alle hoeken der wereld. verwijsteksten
18 Daardoor wordt afgebeeld het helse vuur.
   
7 ἐὰν μείνητε ἐν ἐμοί, καὶ τὰ ῥήματά μου ἐν ὑμῖν μείνῃ, ὃ ἐὰν θέλητε αἰτήσεσθε, καὶ γενήσεται ὑμῖν. 7 Indien gij in Mij blijft en Mijn woorden 19in u blijven, ezo 20wat gij wilt, zult gij 21begeren, en het zal u geschieden.
19 Dat is, indien gij Mijn geboden niet alleen gedachtig zijt, maar dezelve ook geduriglijk onderhoudt, 1 Joh. 3:21, 22. verwijsteksten
e Jer. 29:12. Matth. 7:7; 21:22. Mark. 11:24. Luk. 11:9. Joh. 14:13; 16:24. Jak. 1:5. 1 Joh. 3:22; 5:14. verwijsteksten
20 Namelijk tot uw troost of zaligheid nodig.
21 Of: bidden, namelijk naar Gods wil, 1 Joh. 5:14. verwijsteksten
   
8 ἐν τούτῳ ἐδοξάσθη ὁ Πατήρ μου, ἵνα καρπὸν πολὺν φέρητε· καὶ γενήσεσθε ἐμοὶ μαθηταί. 8 Hierin is Mijn Vader verheerlijkt, dat gij veel 22vrucht draagt; en gij zult Mijn discipelen 23zijn.
22 Namelijk des geloofs, welke zijn de goede werken, waardoor God vereerd wordt, Matth. 5:16. Rom. 6:4. verwijsteksten
23 Dat is, metterdaad betonen dat gij het zijt, Joh. 13:35. verwijsteksten
  
Het gebod der liefde
9 καθὼς ἠγάπησέ με ὁ Πατήρ, κἀγὼ ἠγάπησα ὑμᾶς· μείνατε ἐν τῇ ἀγάπῃ τῇ ἐμῇ. 9 Gelijkerwijs de Vader Mij liefgehad heeft, heb Ik ook u liefgehad; blijft in deze 24Mijn liefde.
24 Namelijk die Ik u toedraag.
   
10 ἐὰν τὰς ἐντολάς μου τηρήσητε, μενεῖτε ἐν τῇ ἀγάπῃ μου· καθὼς ἐγὼ τὰς ἐντολὰς τοῦ Πατρός μου τετήρηκα, καὶ μένω αὐτοῦ ἐν τῇ ἀγάπῃ. 10 fIndien gij Mijn geboden 25bewaart, zo zult gij in Mijn liefde blijven, gelijkerwijs Ik de geboden Mijns Vaders bewaard heb en blijf in Zijn liefde.
f Joh. 14:15, 21, 23. 1 Joh. 5:3. verwijsteksten
25 Dat is, onderhoudt.
   
11 ταῦτα λελάληκα ὑμῖν, ἵνα ἡ χαρὰ ἡ ἐμὴ ἐν ὑμῖν μείνῃ, καὶ ἡ χαρὰ ὑμῶν πληρωθῇ. 11 Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat 26Mijn blijdschap in u 27blijve en 28uw blijdschap 29vervuld worde.
26 Dat is, waarmede Ik over u verblijd ben.
27 Dat is, niet verminderd of veranderd worde, maar dat Ik Mij over u altijd mag verblijden.
28 Dat is, waarmede gij u in Mij verheugt, als in uw Zaligmaker, Joh. 17:13. 1 Petr. 1:8, 9. verwijsteksten
29 Dat is, meer en meer toeneme en hierna volkomen worde.
   
12 αὕτη ἐστὶν ἡ ἐντολὴ ἡ ἐμή, ἵνα ἀγαπᾶτε ἀλλήλους, καθὼς ἠγάπησα ὑμᾶς. 12 gDit is Mijn 30gebod, dat gij elkander liefhebt, gelijkerwijs Ik u liefgehad heb.
g Lev. 19:18. Matth. 22:39. Joh. 13:34. Ef. 5:2. 1 Thess. 4:9. 1 Petr. 4:8. 1 Joh. 3:23; 4:21. verwijsteksten
30 Namelijk hetwelk Ik u voornamelijk wil bevolen of ingeprent hebben.
   
13 μείζονα ταύτης ἀγάπην οὐδεὶς ἔχει, ἵνα τις τὴν ψυχὴν αὐτοῦ θῇ ὑπὲρ τῶν φίλων αὐτοῦ. 13 hNiemand heeft meerder liefde dan deze, dat iemand 31zijn leven 32zet voor zijn vrienden.
h Rom. 5:7. Ef. 5:2. 1 Joh. 3:16. verwijsteksten
31 Gr. zijn ziel.
32 Dat is, vrijwilliglijk overgeeft.
   
14 ὑμεῖς φίλοι μου ἐστέ, ἐὰν ποιῆτε ὅσα ἐγὼ ἐντέλλομαι ὑμῖν. 14 33iGij zijt Mijn vrienden, zo gij doet wat Ik u gebied.
33 Dat is, gij zult in Mijn vriendschap blijven.
i Matth. 12:50. 2 Kor. 5:16. Gal. 5:6; 6:15. Kol. 3:11. verwijsteksten
   
15 οὐκέτι ὑμᾶς λέγω δούλους, ὅτι ὁ δοῦλος οὐκ οἶδε τί ποιεῖ αὐτοῦ ὁ κύριος· ὑμᾶς δὲ εἴρηκα φίλους, ὅτι πάντα ἃ ἤκουσα παρὰ τοῦ Πατρός μου ἐγνώρισα ὑμῖν. 15 Ik 34heet u niet meer dienstknechten, want de dienstknecht 35weet niet wat zijn heer 36doet; maar Ik heb u vrienden genoemd, kwant al wat Ik van Mijn Vader 37gehoord heb, dat heb Ik u bekendgemaakt.
34 Gr. zeg; dat is, Ik houd u voortaan niet als dienstknechten alleen, maar ook als vrienden.
35 Dat is, pleegt niet te weten.
36 Dat is, voorheeft te doen; alzo de heren hun geheimen niet plegen aan hun dienstknechten te openbaren.
k Joh. 8:26. verwijsteksten
37 Dat is, al wat Mij van den Vader bevolen is den mensen tot hun zaligheid te leren en te openbaren.
   
16 οὐχ ὑμεῖς με ἐξελέξασθε, ἀλλ’ ἐγὼ ἐξελεξάμην ὑμᾶς, καὶ ἔθηκα ὑμᾶς, ἵνα ὑμεῖς ὑπάγητε καὶ καρπὸν φέρητε, καὶ ὁ καρπὸς ὑμῶν μένῃ· ἵνα ὅ τι ἂν αἰτήσητε τὸν Πατέρα ἐν τῷ ὀνόματί μου, δῷ ὑμῖν. 16 lGij hebt Mij niet 38uitverkoren, maar Ik heb u 39uitverkoren, en Ik heb u 40gesteld, mdat gij zoudt 41heengaan en vrucht dragen, en dat uw vrucht blijve; opdat zo 42wat gij van den Vader begeren zult in Mijn Naam, Hij u dat geve.
l Joh. 13:18. Ef. 1:4. verwijsteksten
38 Namelijk eerst, om uw Heere en Zaligmaker te zijn.
39 Namelijk uit de wereld, om Mijn vrienden te zijn en zalig te maken, vers 19. verwijsteksten
40 Dat is, daartoe geroepen.
m Matth. 28:19. Mark. 16:15. Kol. 1:6. verwijsteksten
41 Namelijk door de ganse wereld, om met leren en goede voorbeelden de mensen te bekeren.
42 Namelijk nodig en dienstig tot voortbrenging dezer vruchten.
   
17 ταῦτα ἐντέλλομαι ὑμῖν, ἵνα ἀγαπᾶτε ἀλλήλους. 17 Dit gebied Ik u, 43opdat gij elkander liefhebt.
43 Of: dat gij.
  
De haat der wereld
18 εἰ ὁ κόσμος ὑμᾶς μισεῖ, γινώσκετε ὅτι ἐμὲ πρῶτον ὑμῶν μεμίσηκεν. 18 nIndien u 44de wereld haat, zo 45weet dat zij Mij 46eer dan u gehaat heeft.
n 1 Joh. 3:13. verwijsteksten
44 Dat is, de wereldse mensen.
45 Of: gij weet.
46 Of: den Eerste, dat is, den Overste van ulieden.
   
19 εἰ ἐκ τοῦ κόσμου ἦτε, ὁ κόσμος ἂν τὸ ἴδιον ἐφίλει· ὅτι δὲ ἐκ τοῦ κόσμου οὐκ ἐστέ, ἀλλ’ ἐγὼ ἐξελεξάμην ὑμᾶς ἐκ τοῦ κόσμου, διὰ τοῦτο μισεῖ ὑμᾶς ὁ κόσμος. 19 oIndien gij 47van de wereld waart, zo zou de wereld 48het hare liefhebben; doch omdat gij 49van de wereld niet zijt, maar Ik u uit de wereld heb 50uitverkoren, daarom haat u de wereld.
o Joh. 17:14. Gal. 1:10. verwijsteksten
47 Gr. uit.
48 Gr. het eigene, dat is, wat haar eigen is, of gelijk is.
49 Gr. uit.
50 Dat is, afgezonderd om Mij gelijk te zijn en Mij te volgen, Rom. 8:29. verwijsteksten
   
20 μνημονεύετε τοῦ λόγου οὗ ἐγὼ εἶπον ὑμῖν, Οὐκ ἔστι δοῦλος μείζων τοῦ κυρίου αὐτοῦ. εἰ ἐμὲ ἐδίωξαν, καὶ ὑμᾶς διώξουσιν· εἰ τὸν λόγον μου ἐτήρησαν, καὶ τὸν ὑμέτερον τηρήσουσιν. 20 Gedenkt het woord dat Ik u 51gezegd heb: pEen dienstknecht is niet meerder dan zijn heer. qIndien zij Mij vervolgd hebben, zij zullen ook u vervolgen; indien zij Mijn woord bewaard hebben, zij zullen ook het uwe bewaren.
51 Namelijk tevoren, Joh. 13:16. verwijsteksten
p Matth. 10:24. Luk. 6:40. Joh. 13:16. verwijsteksten
q Matth. 24:9. Joh. 16:2. verwijsteksten
   
21 ἀλλὰ ταῦτα πάντα ποιήσουσιν ὑμῖν διὰ τὸ ὄνομά μου, ὅτι οὐκ οἴδασι τὸν πέμψαντά με. 21 rMaar al 52deze dingen zullen zij u doen 53om Mijns Naams wil, omdat zij Hem niet kennen 54Die Mij gezonden heeft.
r Matth. 10:22. Joh. 16:3. verwijsteksten
52 Namelijk haten, vervolgen, het woord verachten.
53 Dat is, uit haat van Mij en Mijn leer.
54 Dat is, den Vader.
   
22 εἰ μὴ ἦλθον καὶ ἐλάλησα αὐτοῖς, ἁμαρτίαν οὐκ εἶχον· νῦν δὲ πρόφασιν οὐκ ἔχουσι περὶ τῆς ἁμαρτίας αὐτῶν. 22 sIndien Ik niet gekomen was en tot hen gesproken had, zij hadden 55geen zonde; maar nu hebben zij 56geen voorwendsel voor hun zonde.
s Rom. 4:15; 5:20. verwijsteksten
55 Dat is, zo zware zonde niet als zij nu hebben, maar zouden zich enigszins op hun onwetendheid kunnen ontschuldigen, Joh. 9:41. verwijsteksten
56 Of: geen dekmantel.
   
23 ὁ ἐμὲ μισῶν, καὶ τὸν Πατέρα μου μισεῖ. 23 Die Mij haat, die haat ook Mijn Vader.
24 εἰ τὰ ἔργα μὴ ἐποίησα ἐν αὐτοῖς ἃ οὐδεὶς ἄλλος πεποίηκεν, ἁμαρτίαν οὐκ εἶχον· νῦν δὲ καὶ ἑωράκασι καὶ μεμισήκασι καὶ ἐμὲ καὶ τὸν Πατέρα μου. 24 tIndien Ik 57de werken onder hen niet had gedaan, die 58niemand anders gedaan heeft, zij hadden 59geen zonde; maar nu hebben zij ze gezien, en beide Mij en Mijn Vader gehaat.
t Joh. 10:37. verwijsteksten
57 Dat is, de wonderwerken of mirakelen.
58 Namelijk van degenen die zich uitgegeven hebben voor den Messias; of ook zelfs niet van de vorige profeten.
59 Gelijk tevoren vers 22. verwijsteksten
   
25 ἀλλ’ ἵνα πληρωθῇ ὁ λόγος ὁ γεγραμμένος ἐν τῷ νόμῳ αὐτῶν ὅτι Ἐμίσησάν με δωρεάν. 25 Maar dit geschiedt opdat het woord vervuld worde dat in hun 60Wet geschreven is: vZij hebben Mij 61zonder oorzaak gehaat.
60 Dat is, in de Schriften des Ouden Testaments, gelijk Joh. 10:34, want dit staat geschreven in Ps. 35:19; 69:5, hetwelk van David als een voorbeeld van Christus gezegd zijnde, in Christus vervuld wordt. verwijsteksten
v Ps. 35:19; 69:5. verwijsteksten
61 Gr. om niet.
   
26 Ὅταν δὲ ἔλθῃ ὁ παράκλητος, ὃν ἐγὼ πέμψω ὑμῖν παρὰ τοῦ Πατρός, τὸ Πνεῦμα τῆς ἀληθείας, ὃ παρὰ τοῦ Πατρὸς ἐκπορεύεται, ἐκεῖνος μαρτυρήσει περὶ ἐμοῦ· 26 xMaar wanneer de Trooster zal gekomen zijn, yDien 62Ik u zenden zal van den Vader, namelijk de Geest der waarheid, Die van den Vader 63uitgaat, Die zal van Mij 64getuigen.
x Joh. 14:26; 16:7. Hand. 5:32. verwijsteksten
y Luk. 24:49. verwijsteksten
62 Namelijk als de eniggeboren Zone Gods, Wiens Geest Hij ook is en genaamd wordt, Rom. 8:9. Gal. 4:6. verwijsteksten
63 Namelijk zo ten aanzien van Zijn Persoon, Wiens eigenschap is van den Vader en van den Zoon van eeuwigheid uit te gaan, als ten aanzien van Zijn kracht en werking.
64 Namelijk door Zijn wonderbaarlijke gaven en inwendige overtuiging, dat Ik de ware Zaligmaker ben.
   
27 καὶ ὑμεῖς δὲ μαρτυρεῖτε, ὅτι ἀπ’ ἀρχῆς μετ’ ἐμοῦ ἐστε. 27 zEn gij zult ook 65getuigen, want gij zijt van den 66beginne met Mij geweest.
z Hand. 1:8, 21; 5:32. verwijsteksten
65 Namelijk met uw leer en wonderwerken, die gij in Mijn Naam doen zult.
66 Namelijk van Mijn predikambt, Matth. 4:17, 18, hebt gij Mijn leer gehoord en Mijn wonderwerken gezien. verwijsteksten

Einde Johannes 15